Wireless File Transmitter WFT-E8 Deze handleiding is voor de EOS-1D X Mark II met firmwareversie 1.1.0 of later geïnstalleerd. Dit product biedt ook ondersteuning voor bepaalde CINEMA EOS-camera's. Neem voor compatibele producten contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Raadpleeg bij gebruik van de transmitter de handleiding voor camcorders van Canon.
Inleiding Wat u kunt doen met de transmitter De transmitter is een accessoire voor EOS-camera's die draadloze functies mogelijk maakt bij aansluiting op de camera.
Symbolen in deze handleiding Om wereldwijd te voldoen aan lokale radiofrequentievoorschriften biedt Canon vijf regiospecifieke versies van de transmitter (A, B, C, D en E) in verschillende regio's wereldwijd (raadpleeg het aparte vel). Voor het gemak wordt het product in deze handleiding 'WFT-E8' genoemd, zonder verwijzing naar de varianten A, B, C, D of E. In deze handleiding wordt de term 'toegangspunt' gebruikt als naam voor wireless LAN-toegangspunten, wireless LAN-routers etc.
Symbolen in deze handleiding Uitgangspunten Bij alle handelingen die in deze handleiding worden uitgelegd, wordt ervan uitgegaan dat de aan/uit-schakelaar is ingesteld op <1>. Er wordt van uitgegaan dat alle menu-instellingen, gebruikersfuncties etc. zijn ingesteld op de standaardwaarden. Beeldoverdracht, opnamen op afstand of het bekijken van beelden vereist voldoende kennis van het configureren van uw wireless LAN en FTPserver.
Inhoudsopgave Inleiding 2 1 Basisnetwerkinstellingen 13 2 Beelden overbrengen naar een FTP-server 37 3 Bediening op afstand met EOS Utility 55 4 Bediening op afstand met WFT-server 59 5 Bediening op afstand met behulp van een smartphone 75 6 Gekoppelde opname 83 7 De cameratijd wireless synchroniseren 97 8 De verbinding verbreken en herstellen 101 9 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 105 10 Problemen oplossen 117 11 Aanvullende informatie 139 5
Inhoud Inleiding 2 Symbolen in deze handleiding ......................................................... 3 Inhoudsopgave................................................................................. 5 Veiligheidsvoorschriften.................................................................... 8 Naamgeving ................................................................................... 10 De transmitter bevestigen op de camera ........................................
Inhoud 5 Bediening op afstand met behulp van een smartphone 75 6 Gekoppelde opname 7 De cameratijd wireless synchroniseren 8 De verbinding verbreken en herstellen Verbindingsinstellingen smartphone configureren ..........................76 De camera bedienen met behulp van een smartphone .................. 78 Beelden specificeren.......................................................................80 83 Simpele gekoppelde opname .........................................................
Veiligheidsvoorschriften De volgende voorzorgsmaatregelen zijn genomen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen volledig begrijpt en volgt voor u het product in gebruik neemt. Waarschuwingen: Volg de waarschuwingen hieronder op. Verkeerd gebruik kan de dood of ernstig letsel tot gevolg hebben. Om brand, overmatige hitte, chemische lekkage, explosies en elektrische schokken te voorkomen, dient u de onderstaande voorzorgsmaatregelen op te volgen.
Veiligheidsvoorschriften Voorzorgsmaatregelen bij gebruik De transmitter is een precisie-instrument. Laat het niet vallen en stel het niet bloot aan fysieke schokken. De transmitter is niet waterdicht. Gebruik het apparaat niet onder water. Droog het apparaat af met een droge doek als er waterspatten op zijn gekomen. Als de transmitter is blootgesteld aan zilte lucht, veegt u deze schoon met een schone, goed uitgewrongen vochtige doek.
Naamgeving Bevestigingspin Borgschroef Aansluitbus Kapje aansluitbus Hoesje voor transmitter LCD-paneel op de achterkant van de EOS-1D X Mark II (voorbeeld) Verbinding met wireless LAN Verbindingspictogram Verbinding met bekabeld LAN 10
De transmitter bevestigen op de camera Stel de aan/uit-schakelaar van de camera op <2> voordat u de transmitter bevestigt. De transmitter wordt van stroom voorzien door de camera. Zorg ervoor dat de batterij van de camera voldoende lading heeft. Als de batterijlading lager wordt dan 19%, kunt u de opnamen niet overbrengen. 1 Open de aansluitbus op de camera. Trek de afdekking van de aansluitbus van de systeemuitbreiding naar buiten en draai deze naar voren. de transmitter.
De transmitter bevestigen op de camera Gebruik van een externe microfoon tijdens het opnemen van movies Als wireless functies worden gebruikt, kan er geluid worden opgenomen, ongeacht of de geïntegreerde microfoon(s) of een externe microfoon in gebruik is. Het is aanbevolen de wireless functies niet te gebruiken bij het opnemen van video's.
1 Basisnetwerkinstellingen Voer de basisnetwerkinstellingen in via het menu op het LCD-scherm van de camera.
Voorbereiding [Via FTP] U kunt opgenomen beelden overbrengen naar een FTP-server. U kunt beelden automatisch direct na de opname overbrengen. U kunt ook later de beelden selecteren die u wilt overbrengen. Computerbesturingssystemen Voor het gebruik van [Via FTP] moet een van de volgende besturingssystemen zijn geïnstalleerd op een computer. Bovendien moet de computer van tevoren zijn ingesteld als FTP-server. • Windows 8, Windows 8 Pro, Windows 8.1, Windows 8.
Voorbereiding [EOSUtility] U kunt opnamen maken op afstand via een wireless LAN dankzij EOS Utility (EOS-software). Naast opnamen op afstand worden bijna alle camerabewerkingen met de EOS Utility ondersteund, omdat bij deze optie een wireless LAN wordt gebruikt in plaats van een interfacekabel. Hiervoor is een computer nodig waarop EOS Utility (EOS-software) geïnstalleerd is.
Voorbereiding [Smartphone] U kunt eenvoudig kiezen voor opnamen op afstand maken of afbeeldingen bekijken die zijn opgeslagen in de camera op een smartphone of tablet. Om deze functie te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Bovendien moet de speciale toepassing Camera Connect (zonder extra kosten) worden geïnstalleerd op de smartphone. • Camera Connect kan in de App Store of Google Play worden gedownload.
Voorbereiding Verbinden via een toegangspunt Bij verbinding via een toegangspunt verbindt u het doelapparaat van tevoren met het toegangspunt. Movies overdragen Vanwege de aanzienlijke grootte van afzonderlijke moviebestanden kan een wireless bestandsoverdracht enige tijd duren. Stel een omgeving in waarin elk apparaat een stabiele communicatie met het toegangspunt en de transmitter kan bewerkstelligen. Lees hiervoor de informatie op pagina 136.
Basisinstellingen communicatiefunctie Configureer eerst de basisinstellingen van de communicatiefunctie. De communicatiefunctie instellen 1 Schakel de camera in. [Communicatie2 Selecteer instellingen]. Druk op de camera op de knop . Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Inschak.] in 3 Selecteer [Communicatiefunct.]. [Netwerkinstellingen] is nu beschikbaar.
Basisinstellingen communicatiefunctie Het registreren van een bijnaam Kies een bijnaam (ter identificatie) voor de camera. Wanneer de camera is aangesloten op een ander apparaat via een LAN-verbinding, zal de bijnaam worden weergegeven op het apparaat. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen].
Basisinstellingen communicatiefunctie een bijnaam in. 4 Voer Zie de volgende pagina voor instructies over het invoeren van tekens. Voer de tekens in. De bijnaam moet tussen de 1 tot 10 tekens lang zijn. de instellingen af. 5 Sluit Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . Selecteer [OK] om te bevestigen en druk op <0> om terug te keren naar het menu. De basisinstellingen voor de communicatiefunctie zijn nu ingevoerd.
Basisinstellingen communicatiefunctie Het virtuele toetsenbord gebruiken Het invoerveld wijzigen Druk op de knop om te wisselen tussen de boven- en onderkant van het invoerveld. De cursor verplaatsen Gebruik <5> of <9> in het bovenste gedeelte om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren Gebruik <5> of <9> in het bovenste gedeelte om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0> om het in te voeren.
De connectiewizard weergeven In dit deel van de handleiding wordt het proces beschreven dat na de verbindingsinstructies volgt. Raadpleeg de sectie "Problemen oplossen" in hoofdstuk 10 (p.117) en controleer de instellingen als er een foutbericht verschijnt. Als u op de ontspanknop of andere cameraknoppen drukt tijdens de configuratie met behulp van de verbindingsinstructies, worden de verbindingsinstructies afgesloten. Op het tabblad [52] zet u [Uitschakelen] op [Deactiveren].
De connectiewizard weergeven 4 Selecteer [SET*]. [Connectie wizard]. 5 Selecteer Het scherm [Selecteer communicatie methode] verschijnt. Het -lampje op de camera knippert groen. de 6 Selecteer communicatiemethode. Selecteer de communicatiemethode door te verwijzen naar pagina 14. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [Wireless]. 7 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
De connectiewizard weergeven de verbindingsmethode. 8 Selecteer Niet weergegeven als [Via FTP] wordt geselecteerd in stap 6. Ga naar stap 9. Selecteer een item en druk vervolgens op <0>. Verbind de camera rechtstreeks met elk apparaat en selecteer [Gemakkelijke verbinding]. Ga naar pagina 25. Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt selecteert u [Selecteer een netwerk]. Ga naar stap 9. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het netwerk.
Verbinden met Gemakkelijke verbinding De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 24. De camera en elk apparaat kunnen rechtstreeks worden aangesloten via een wireless verbinding. Er is geen toegangspunt nodig. U kunt zeer eenvoudig een wireless verbinding tot stand brengen. Om verbinding te maken, dient u enkele handelingen uit te voeren op de computer, smartphone, etc. Raadpleeg de instructiehandleiding bij het apparaat voor meer informatie. 1 Selecteer [Gemakkelijke verbinding].
Verbinden met Gemakkelijke verbinding Het voltooien van de instellingen voor de communicatiemethode De volgende instructies zijn bestemd voor schermen met instellingen die variëren aan de hand van de communicatiemethode. Lees de pagina die de geselecteerde communicatiemethode introduceert. EOS Utility Hoofdstuk 3 (p.55) WFT-server Hoofdstuk 4 (p.59) Smartphone Hoofdstuk 5 (p.
Het type toegangspunt controleren Om verbinding te maken met een toegangspunt, controleert u of het toegangspunt WPS* ondersteunt voor een gemakkelijke verbinding tussen Wi-Fi®-apparaten. Als u niet weet of het toegangspunt WPS-compatibel is, raadpleeg dan de instructiehandleiding van het toegangspunt of andere documentatie. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De twee volgende verbindingsmethoden zijn beschikbaar.
Verbinden via WPS (PBC-modus) De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 27. Dit is een verbindingsmodus die beschikbaar is bij het gebruik van een toegangspunt dat compatibel is met WPS. In Pushbutton Connectionmodus (PBC-modus) kunnen de camera en het toegangspunt eenvoudig worden verbonden door middel van een simpele druk op de WPS-knop op het toegangspunt. Als er meerdere toegangspunten actief zijn in de omgeving, kan het lastiger zijn om verbinding te maken.
Verbinden via WPS (PIN-modus) De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 27. Dit is een verbindingsmodus die beschikbaar is bij het gebruik van een toegangspunt dat compatibel is met WPS. In de PINcodeverbindingsmodus (PIN-modus) maakt u verbinding door het 8-cijferige identificatienummer van de camera in te voeren op het toegangspunt.
Verbinden via WPS (PIN-modus) verbinding met het 4 Maak toegangspunt. Selecteer [OK] en druk op <0> om een verbinding tot stand te brengen met het toegangspunt. Wanneer er een verbinding met het toegangspunt tot stand is gebracht, wordt het scherm [Inst. IP-adres] weergegeven (p.34).
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 27. Maak verbinding via de SSID (of ESS-ID) van het toegangspunt om verbinding te maken met een lijst van actieve wireless LAN-terminals in de buurt. Het toegangspunt selecteren (1) (2) (3) 1 Selecteer een toegangspunt. Draai het snelinstelwiel <5> om het toegangspunt te selecteren in de lijst met toegangspunten.
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk De encryptiesleutel van het toegangspunt invoeren Voer de encryptiesleutel (wachtwoord) in zoals opgegeven voor het toegangspunt. Raadpleeg de instructiehandleiding van het toegangspunt voor informatie over de encryptiesleutel. Afhankelijk van de verificatie en codering van het toegangspunt kunnen de schermen hieronder bij stap 2 - 4 er anders uitzien. Ga naar pagina 34 wanneer het scherm [Inst.
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk de encryptiesleutel in. 4 Voer Voer de encryptiesleutel in met behulp van het virtuele toetsenbord (p.21) en druk vervolgens op de knop . Wanneer er een verbinding met het toegangspunt tot stand is gebracht, wordt het scherm [Inst. IP-adres] weergegeven (p.34).
Het IP-adres instellen Selecteer [Autom. instellen]. Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de communicatiemethode te openen (p.35). Als [Autom. instellen] een foutmelding geeft of als u de instellingen handmatig wilt invoeren, gaat u naar pagina 144.
Het IP-adres instellen Het voltooien van de instellingen voor de communicatiemethode De volgende instructies zijn bestemd voor schermen met instellingen die variëren aan de hand van de communicatiemethode. Lees de pagina die de geselecteerde communicatiemethode introduceert. FTP-overdracht Hoofdstuk 2 (p.37) EOS Utility Hoofdstuk 3 (p.55) WFT-server Hoofdstuk 4 (p.59) Smartphone Hoofdstuk 5 (p.
Het IP-adres instellen Camera Access Point-modus Camera access point-modus is een verbindingsmodus om de camera rechtstreeks te verbinden met elk toestel. Wordt weergegeven als [EOSUtility], [WFT-server] of [Smartphone] is geselecteerd als communicatiemethode. In camera access point-modus zijn de volgende twee verbindingsmethoden beschikbaar. [Gemakkelijke verbinding]: Zie "Verbinden met Gemakkelijke verbinding" (p.25) om een verbinding tot stand te brengen.
2 Beelden overbrengen naar een FTP-server Door verbinding te maken met een FTP-server, kunt u beelden in de camera overbrengen naar een computer. Met FTP-overdracht kunt u beelden na de opname direct automatisch overbrengen naar de FTP-server of in één keer een serie opnamen op de FTP-server plaatsen. De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. 1 Selecteer een FTP-modus. Om veiligheid bij FTP-overdracht met een rootcertificaat te garanderen, selecteert u [FTPS]. Voor rootcertificaat-instellingen, zie pagina 41. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [Adres instelling]. 2 Selecteer Het virtuele toetsenbord wordt weergegeven. de naam of het IP-adres van 3 Voer de FTP-server in.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren het poortnummer in. 4 Stel Het poortnummer bij [Poortnummer instellen] dient doorgaans 00021 te zijn. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. de instellingen voor 5 Voer Passieve modus in. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Als u bij stap 8 Fout 41 ('Kan niet verbinden met FTP-server') ziet, stelt u [Passieve modus] in op [Gebr.] om de fout mogelijk te verhelpen. de proxyserver in.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren de doelmap in. 8 Stel Selecteer [Rootmap] als u de beelden wilt opslaan in de rootmap die is opgegeven in de FTPserverinstellingen (p.53). Selecteer [Selecteer map] als u in de rootmap een doelmap wilt opgeven. Als er geen map bestaat, wordt er automatisch een gemaakt. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Het -lampje op de camera licht groen op. [OK]. 9 Selecteer Druk op <0>.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren Het importeren van een rootcertificaat voor FTPS Als de FTP-modus is ingesteld op [FTPS] bij het configureren van de verbindingsinstellingen, moet hetzelfde rootcertificaat zoals de FTPserver worden geïmporteerd naar de camera. Alleen het rootcertificaat met de bestandsnaam 'root.cer', 'root.crt' of 'root.pem' kan worden geïmporteerd naar de camera. Er kan slechts één rootcertificaatbestand worden geïmporteerd naar de camera.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren 5 Selecteer [Rootcertif. ins.]. [Rootcertif. laden van 6 Selecteer kaart]. [OK]. 7 Selecteer Het rootcertificaat wordt geïmporteerd. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om terug te keren naar het scherm [Rootcertif. ins.]. Selecteer [Verwijder rootcertificaat] op het scherm voor stap 6 voor het verwijderen van het rootcertificaat dat naar de camera is geïmporteerd. Selecteer [Details rootcertif.
Beelden afzonderlijk overbrengen Automatische beeldoverdracht na elke opname Beelden kunnen direct na de opname automatisch worden overgebracht naar de FTP-server. U kunt tijdens de beeldoverdracht wel gewone foto-opnamen blijven maken. Vergeet niet een kaart in de camera te plaatsen voordat u opnamen maakt. Opnamen die niet zijn vastgelegd, kunnen niet worden overgebracht. De automatische overdracht van movies tijdens het maken van opnamen wordt niet ondersteund.
Beelden afzonderlijk overbrengen [Autom. overbr.]. 5 Selecteer Selecteer [Inschak.]. de opname. 6 Maak Het vastgelegde beeld wordt overgebracht naar de FTP-server. Tijdens continue opnamen worden beelden naar de FTP-server overgebracht in de volgorde waarin ze worden vastgelegd. De opnamen worden ook opgeslagen op de kaart. Eventuele beelden waarvoor de overdracht mislukt of wordt onderbroken, worden automatisch overgebracht nadat de verbinding is hersteld (p.47).
Beelden afzonderlijk overbrengen Het huidige beeld overbrengen Toon eenvoudigweg een beeld en druk op <0> om de overdracht te starten. U kunt tijdens de beeldoverdracht wel gewone foto-opnamen blijven maken. 1 Selecteer [Overbrengen met SET]. Op het scherm voor het instellen van de FTP-overdracht, selecteert u [Overbrengen met SET]. Selecteer [Inschak.]. het beeld. 2 Selecteer Druk op de camera op de knop . Selecteer het gewenste beeld en druk vervolgens op <0> om het beeld over te brengen.
Beelden afzonderlijk overbrengen Alleen beelden van een bepaald formaat of type overbrengen U kunt selecteren welke beelden u wilt overbrengen tijdens het opnemen van beelden van verschillende formaten met zowel een CF-kaart als een CFast-kaart of wanneer u in RAW+JPEG-beeldkwaliteit opnamen maakt. Selecteer [Overbr. type/form.] in stap 5 op pagina 44 om de grootte of het soort beelden te selecteren dat overgebracht moet worden. 1 Selecteer [Overbr. type/form.].
Beelden afzonderlijk overbrengen Automatisch opnieuw proberen als de overdracht is mislukt Als de overdracht mislukt, knippert het -lampje op de camera rood. Druk in dat geval op de knop , selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatieinstellingen] en druk op <0>. Als het scherm verschijnt dat u links ziet, onthoudt u de foutcode en neemt u met behulp van de informatie op pagina 118 de oorzaak van de fout weg.
Groepen beelden overbrengen Na de opnamen kunt u meerdere beelden selecteren en deze in één keer overbrengen. U kunt ook niet-verzonden beelden of beelden die eerder niet konden worden verzonden, overbrengen. Bovendien kunt u eerst een onderschrift toevoegen. U kunt tijdens de beeldoverdracht wel gewone foto-opnamen blijven maken. Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op , kunnen beelden niet worden overgedragen. Stel de knop in op .
Groepen beelden overbrengen de beelden die u wilt 4 Selecteer overbrengen. Selecteer met het snelinstelwiel <5> het beeld dat overgebracht moet worden en druk vervolgens op <0>. Draai het snelinstelwiel <5> om de [X] weer te geven op het scherm linksboven en druk vervolgens op <0>. Als u op de knop drukt en het hoofdinstelwiel <6> linksom draait, kunt u een beeld selecteren uit een weergave van drie beelden.
Groepen beelden overbrengen Sel.n Selecteer [Sel.n] en selecteer [Selecteer niet-overgebr. beelden]. Als u een map selecteert, worden alle afbeeldingen in die map geselecteerd die nog niet naar de FTPserver overgebracht zijn. Wanneer u [Sel n.-overgebr. bldn (alleenJ)] selecteert en een map selecteert, worden de beveiligde beelden in die map geselecteerd die nog niet zijn overgebracht naar de FTP-server. Door [Select. bldn w. overdr. is misl.
Groepen beelden overbrengen RAW+JPEG-beelden overbrengen Voor RAW+JPEG-beelden kunt u aangeven welk beeld overgebracht moet worden. In stap 2 op pagina 48 selecteert u [RAW+JPEG-overbr.] en selecteert u het beeld dat moet worden overgebracht: [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG]. De instelling [RAW+JPEG-overbr.] wordt afgewisseld met de instelling [RAW+JPEG-overbr.] onder [53: Communicatie-instellingen] 9 [Netwerkinstellingen] 9 [Functieinstell.] 9 [FTP-overdrachtsinst.] 9 [Overbr. type/form.] (p.46).
Groepen beelden overbrengen Vóór de overdracht een onderschrift toevoegen Als u bij stap 2 op pagina 48 [Overbrengen met onderschrift] selecteert, kunt u elk beeld voor het overbrengen voorzien van een onderschrift. Dit is handig als u bijvoorbeeld de ontvanger wilt informeren over de afdrukhoeveelheid. Het onderschrift wordt ook toegevoegd aan beelden die in de camera worden opgeslagen. U kunt onderschriften bij beelden bekijken via de Exif-informatie, in de opmerkingen van gebruikers.
Overgebrachte beelden bekijken Beelden worden in de volgende FTP-servermap overgebracht (zoals opgegeven in de FTP-serverinstellingen). Doelmappen op de FTP-server Op basis van de standaardinstellingen voor de FTP-server worden beelden opgeslagen op de [C-schijf] 9 de map [Inetpub] 9 de map [ftproot] of in een submap van deze map. Als in de FTP-serverinstellingen de rootdoelmap voor de overdracht is gewijzigd, vraagt u de beheerder van de FTP-server waar de beelden worden opgeslagen.
MEMO 54
3 Bediening op afstand met EOS Utility Met EOS Utility kunt u beelden die zijn opgeslagen in de camera bekijken of ze opslaan op een computer. Daarnaast kunt u de camera op afstand bedienen om een foto te maken of de camera-instellingen wijzigen met EOS Utility. Bijna alle camerabewerkingen worden ondersteund door de EOS Utility, omdat bij deze optie een wireless LAN wordt gebruikt in plaats van een interfacekabel. De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Om een verbinding tot stand te brengen, dient u handelingen uit te voeren op de computer. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie. In de volgende configuratieprocedure wordt Windows 8.1 gebruikt als voorbeeld. Werking op de camera-1 1 Selecteer [OK]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven.
Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren op [Connect] op de computer. 4 Klik Selecteer de camera om verbinding mee te maken en klik op [Connect]. Als er meerdere camera's in de lijst staan, kunt u de gewenste camera herkennen aan het MAC-adres op het LCD-scherm van de camera. Het MAC-adres kan ook worden gecontroleerd in het scherm [Functie-instell.] (p.114). Werking op de camera-2 [OK].
EOS Utility gebruiken Lees de instructiehandleiding van EOS Utility voor meer informatie. Naast opnamen op afstand zijn er ook verschillende camerafuncties beschikbaar. Als u Live view-opnamen op afstand maakt, is de transmissiesnelheid van de beelden lager dan via een interfaceverbinding. Daardoor kunnen bewegende beelden niet vloeiend worden weergegeven. Tijdens het verbinden kunnen [Meerdere opnames], [RAWbeeldverwerking], [Trimmen] of [Wijzig formaat] niet worden geselecteerd.
4 Bediening op afstand met WFT-server Via een webbrowser kunt u beelden in de camera bekijken of ze opslaan op een computer, smartphone etc. Daarnaast kunt u de camera op afstand bedienen en een foto maken of de camera-instellingen wijzigen met behulp van een webbrowser. De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
Verbindingsinstellingen voor WFT-server configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Voer een loginnaam en wachtwoord in om verbinding te maken met de camera vanaf een computer. De opgegeven loginnaam en het wachtwoord worden gebruikt om verbinding te maken met de camera. 1 Selecteer [Gebruiker *]. Met WFT-server kunt u de camera met maximaal drie apparaten verbinden.
Verbindingsinstellingen voor WFT-server configureren [OK]. 4 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0>. Het scherm dat de verbinding is voltooid, verschijnt. [OK]. 5 Selecteer Druk op <0> om terug te keren naar het scherm [Netwerkinstellingen]. De instellingen worden opgeslagen in de camera. Ze worden niet in de transmitter opgeslagen. De instellingen voor het maken van een verbinding met WFT-server zijn nu voltooid. U kunt de WFT-accountinstellingen wijzigen in het scherm [Functie-instell.] (p.114).
De WFT-server weergeven Geef in de webbrowser de WFT-server weer, een scherm voor transmitterhandelingen. Verbind de camera vooraf met een computer, smartphone etc. via LAN. Het IP-adres van de camera controleren Om toegang te krijgen tot de camera vanuit een webbrowser, moet het IP-adres van de camera dat in stap 6 wordt weergegeven, worden ingevoerd in het adresveld van de webbrowser. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen].
De WFT-server weergeven [Bevestig instell.]. 5 Selecteer De instellingen worden weergegeven. de instellingen. 6 Controleer Draai het snelinstelwiel <5> om de andere schermen weer te geven. Noteer het IP-adres. Druk na controle op de knop om het bevestigingsvenster te sluiten. Aanmelden bij WFT-server de webbrowser. 7 Start Start een webbrowser op een computer, smartphone etc. Voer de URL in. 8 Voer in het adresveld het IP-adres in dat u hebt genoteerd in stap 6. Druk op .
De WFT-server weergeven de instellingen voor 9 Voltooi [Loginnaam] en [Wachtwoord]. Voer de [Loginnaam] (gebruikersnaam) en het [Wachtwoord] in zoals vermeld op pagina 60. Druk op [OK] om het WFTserverscherm weer te geven. de taal. 10 Selecteer Selecteer onder in het scherm de gewenste taal. WFT-server kan niet worden gebruikt tenzij de webbrowser JavaScript ondersteunt.
Beelden weergeven U kunt beelden op de kaart van de camera als volgt weergeven. 1 Druk op [3 Viewer]. Het beeldweergavescherm verschijnt. de kaart en map. 2 Selecteer Selecteer het tabblad [CF] of [CFast] om een kaart te selecteren. Selecteer de naam van de map aan de rechterkant van het geselecteerde tabblad om een map te selecteren uit de vervolgkeuzelijst. een beeld. 3 Selecteer Om andere beelden te bekijken, kunt u bladeren met [ ] of [ ] onder in het scherm.
Beelden weergeven afbeeldingen. 4 Download Als u een miniatuurafbeelding selecteert, wordt het beeld op een groter formaat getoond. Druk op [ ] om het beeld te downloaden. Druk op [ ] of [ ] om het vorige of volgende beeld weer te geven. Klik op [ ] om terug te keren naar het beeldweergavescherm.
Opname op afstand [Camera control] U kunt WFT-server gebruiken om opnamen op afstand te maken. 1 Druk op [z Camera control]. Het uitgebreide opnamescherm verschijnt.
Opname op afstand [Camera control] de focusinstellingsknop in 2 Stel op . Wanneer u de ontspanknop (6) indrukt en loslaat, zal de camera automatisch scherpstellen en een foto maken. Transportmodus (2) geeft de transportmodus weer die is ingesteld op de camera. Houd er rekening mee dat zelfs wanneer de transportmodus is ingesteld op continue opname, enkelvoudige opname van toepassing is voor opnamen op afstand.
Opname op afstand [Camera control] Live View-beeld voor fotograferen weergeven 1 Geef een Live View-beeld weer. Druk op de Live View-opnameknop voor foto-opnamen (15). scherp. 2 Stel Gebruik autofocus Druk op [ON] op de AF-knop (7) voor automatische scherpstelling. Handmatig scherpstellen Druk op de knoppen < >, < >, < >, < >, < > en < > om scherp te stellen. Als u dichterbij wilt scherpstellen, drukt u op < >, < > of < >. Als u verder weg wilt scherpstellen, drukt u op < >, < > of < >.
Opname op afstand [Camera control] de opname3 Configureer instellingen. Selecteer de instellingen (zoals opnamekwaliteit) voor details die u kunt configureren. Voer de gewenste instellingen in. de opname. 4 Maak Druk op de ontspanknop (6). Als u de knop loslaat, wordt de opname gemaakt. Het vastgelegde beeld wordt weergegeven. De opnamen worden op de kaart van de camera opgeslagen. Lees "Beelden weergeven" (p.65) om beelden te downloaden.
Opname op afstand [Camera control] Movies maken Druk op de opnameknop movies (16) voor het scherm moviemodus. De instellingsprocedures zijn hetzelfde als bij het maken van foto's. Druk op de ontspanknop (6). Wanneer je de knop loslaat, wordt de movie-opname gestart. Tijdens het opnemen van movies verandert de rode [o] op de ontspanknop (6) in een witte [n]. Druk opnieuw op de ontspanknop (6). Wanneer u de knop loslaat, wordt de movie-opname gestopt. Houd de camera niet te lang in dezelfde positie.
Opname op afstand [Simple control] Hoewel er geen gedetailleerde functie-instellingen beschikbaar zijn op het basisopnamescherm, kan het van pas komen bij het maken van opnamen op afstand met een smartphone of ander klein toestel dankzij het compacte design van het scherm. 1 Druk op [ Simple control]. Het basisopnamescherm verschijnt en het Live View-beeld wordt weergegeven.
Opname op afstand [Simple control] scherp. 2 Stel Stel de focusinstellingsknop in op . Autofocus gebruiken Druk op [ON] op de AF-knop voor automatische scherpstelling. Handmatig scherpstellen Druk op de knoppen < >, < >, < >, < >, < > en < > om scherp te stellen. de opname. 3 Maak Druk op de ontspanknop. Als u de knop loslaat, wordt de opname gemaakt. Het vastgelegde beeld wordt weergegeven. De opnamen worden op de kaart van de camera opgeslagen. Lees "Beelden weergeven" (p.
WFT-server gebruiken bij gekoppelde opnamen Opname op afstand met een WFT-server kan worden gebruikt in samenwerking met de functie "Gekoppelde opname" (p.83). Bovendien kunnen beelden op de kaart van de mastercamera en de kaarten van de slavecamera's worden bekeken en gedownload.
5 Bediening op afstand met behulp van een smartphone Met behulp van een smartphone kunt u beelden in de camera bekijken of opslaan op de smartphone. Daarnaast kunt u met een smartphone de camera op afstand een foto laten maken of de camera-instellingen wijzigen. De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Installeer Camera Connect op de smartphone voor het tot stand brengen van een verbinding (p.16).
Verbindingsinstellingen smartphone configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Om verbinding te maken dient u handelingen uit te voeren op de smartphone. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie. Werking op de smartphone 1 Start Camera Connect op de smartphone. Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] wordt weergegeven op het LCD-scherm van de camera, start u Camera Connect op de smartphone.
Verbindingsinstellingen smartphone configureren Werking op de camera met de camera. 3 Verbinden Zodra de verbinding tot stand is De naam van het apparaat wordt ingesteld in Camera Connect gebracht, wordt het scherm aan de linkerkant weergegeven op het LCDscherm van de camera. Om beelden te specificeren, drukt u op de knop . Zie stap 7 op pagina 81 voor de instellingen. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het scherm dat de verbinding is voltooid, verschijnt.
De camera bedienen met behulp van een smartphone U kunt een smartphone met Camera Connect gebruiken om beelden weer te geven die zijn opgeslagen in de camera. U kunt ook op afstand opnamen maken. Hoofdvenster Camera Connect De belangrijkste functies van Camera Connect worden hieronder beschreven. Tik op het scherm om meer te leren over de werking. [Images on camera] Beelden die zijn opgeslagen in de camera kunnen worden bekeken.
De camera bedienen met behulp van een smartphone Wanneer de verbinding wordt verbroken terwijl u een movie opneemt met opnamen op afstand, zal de camera als volgt reageren: • Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op , wordt de opname van de movie voortgezet. • Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op, wordt de opname van de movie gestopt. Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op en de moviemodus is ingesteld met Camera Connect, kunt u geen opnamen maken met de camera.
Beelden specificeren U kunt beelden specificeren met een smartphone door de camera te bedienen. Beelden kunnen tijdens het instellen van de verbinding worden gespecificeerd of nadat de verbinding is verbroken. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. 3 Selecteer [Connectie-inst.]. 4 Selecteer [SET* Smartphone].
Beelden specificeren 6 Selecteer [Weerg. beelden]. een item. 7 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het instellingenscherm te gaan. [Alle beelden] Alle beelden die zijn opgeslagen op de kaart worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Specificeer weergegeven beelden op datum van opname. Beelden tot negen dagen oud kunnen worden gespecificeerd. Selecteer een item en druk vervolgens op <0>. Wanneer [Afgel. dgn gem.
Beelden specificeren [Selecteer op classificatie] Specificeer weergegeven beelden op basis van een toegevoegde (of niet toegevoegde) waardering of op het type waardering. Selecteer een classificatie en druk vervolgens op <0> om de weergegeven beelden te specificeren. [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Eerste beeld Laatste beeld 82 Selecteer het eerste en het laatste beeld van beelden die gerangschikt zijn op bestandsnummer om de weergegeven beelden te specificeren.
6 Gekoppelde opname Met gekoppelde opname kunt u maximaal 10 slavecamera's in een draadloos netwerk koppelen aan de mastercamera waarop u op de ontspanknop drukt. U kunt als slavecamera elke camera (ongeacht het model) gebruiken die gekoppelde opname ondersteunt bij gebruik in combinatie met een transmitter uit de WFT-serie. Nadat u op de ontspanknop van de mastercamera drukt, duurt het heel even voordat de sluiters van de slavecamera's worden ontspannen. Het opnemen van movies wordt niet ondersteund.
Simpele gekoppelde opname Koppel de mastercamera aan slavecamera's voor simpele gekoppelde opname. Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op is gekoppelde opname niet mogelijk. Stel de knop in op . Slavecamera's voorbereiden Stel eerst de slavecamera's in door de camera's te gebruiken als slaves. Wanneer u meerdere slavecamera's gebruikt, kunt u alle slavecamera's op dezelfde manier bedienen. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen].
Simpele gekoppelde opname 5 Selecteer [Connectie wizard]. [Slave]. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. De slavecamera's zijn nu klaar en het volgende scherm wordt weergegeven. Stel bij gebruik van meerdere slavecamera's alle slavecamera's in op de status Slave. Zodra de instellingen zijn voltooid, kunt u geen slavecamera's toevoegen. U moet dan het instellen herhalen vanaf stap 1.
Simpele gekoppelde opname Voorbereiding van de mastercamera Stel de mastercamera in door de camera te bedienen als de mastercamera. [Master]. 7 Selecteer Voer stappen 1 tot en met 5 in op pagina 84 voor de mastercamera en selecteer [Master]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [Aut. verbinden]. 8 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Om de instellingen handmatig in te voeren, zie pagina 91.
Simpele gekoppelde opname [OK] op alle camera's. 11 Selecteer Selecteer [OK] op de mastercamera en alle slavecamera's. De instellingen worden opgeslagen in de camera. Ze worden niet in de transmitter opgeslagen.
Het plaatsen van de camera's Slavecamera Slavecamera Slavecamera Slavecamera Mastercamera Stel de Live View-opnameknop in op . Plaats de slavecamera's in direct zicht van de mastercamera, zonder obstakels die de zichtlijn belemmeren. Slavecamera's kunnen tot ca. 100 m van de mastercamera worden geplaatst. De ondersteunde afstand voor gekoppelde opname kan echter minder zijn, afhankelijk van de omstandigheden voor wireless communicatie.
Het plaatsen van de camera's Wanneer u niet kunt scherpstellen met de automatische scherpstelling, is gekoppeld fotograferen niet mogelijk met de overeenkomende camera met de slave-unit. Gebruik niet meerdere flitsers. Er treedt een kleine vertraging op in het maken van de opname, waardoor de flitsers niet tegelijk afgaan en de belichting onjuist is.
De transmitter gebruiken met WFT-server Met behulp van de WFT-server kunt u opnamen op afstand maken met een mastercamera gekoppeld aan slavecamera's die zijn ingesteld om gelijktijdige opnamen maken. WFT-server kan ook gebruikt worden om toegang te krijgen tot de master- of slavecamera's voor Live Viewweergaven. U kunt tevens de scherpstelling aanpassen en de instellingen voor opnamen op afstand configureren. Bovendien kunnen de beelden op de kaarten in de camera's worden bekeken en gedownload.
De transmitter gebruiken met WFT-server De master- en slavecamera's verbinden 1 Stel de slavecamera's in. Voer stappen 1 tot en met 6 op pagina 84 uit om de camera's als slavecamera's te gebruiken. Wanneer het volgende scherm wordt weergegeven, zijn de slavecamera's klaar. de mastercamera in. 2 Stel Voer stappen 1 tot en met 5 van pagina 84 uit om de camera te gebruiken als de mastercamera en selecteer [Master]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [Handm. verb.].
De transmitter gebruiken met WFT-server de encyptiesleutel in. 6 Voer Voer een 5-cijferige encryptiesleutel (wachtwoord) in en druk op de knop . Voer de hier ingegeven sleutel in op de computer om verbinding te maken met de mastercamera vanaf de computer. [OK] op de 7 Selecteer slavecamera's. Selecteer [OK] op alle slavecamera's. Op het LCD-scherm van de mastercamera ziet u het aantal gedetecteerde slavecamera's. [OK] op de 8 Selecteer mastercamera.
De transmitter gebruiken met WFT-server Het IP-adres van de camera en SSID controleren U hebt het IP-adres nodig van de camera en de SSID, zoals weergegeven in stap 6, om vanaf een computer verbinding te maken met de camera. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. 3 Selecteer [Connectie-inst.]. [Gekop.opn.].
De transmitter gebruiken met WFT-server [Bevestig instell.]. 5 Selecteer De instellingen worden weergegeven. de instellingen. 6 Controleer Draai het snelinstelwiel <5> om de andere schermen weer te geven. Noteer het IP-adres en de SSID. De SSID is hetzelfde voor alle camera's. Na het controleren van de instellingen drukt u op de knop om het bevestigingsvenster te sluiten. Controleer de instellingen op de mastercamera en slavecamera's op dezelfde manier.
De transmitter gebruiken met WFT-server De camera's en de computer verbinden Om de camera's en de computer te verbinden, gebruikt u de zoekfunctie van het wireless LAN-apparaat. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie over de zoekfunctie van het wireless LAN-apparaat. De functies van het wireless LAN en het besturingssysteem van de computer moeten de ad-hocmodus ondersteunen. Stel een WFT-account op in het scherm [Functie-instell.] (p.114).
De transmitter gebruiken met WFT-server Beelden bekijken en opnamen op afstand Lees pagina 59 voor meer informatie over het gebruik van de WFTserver. Om te wisselen tussen de camera's, voert u het IP-adres van de master- of slavecamera in uw webbrowser in. Voor opnamen op afstand met gekoppelde opname, moet u verbinding maken met de mastercamera. Als u verbinding maakt met een slavecamera, zal alleen die slavecamera een opname maken, zonder gekoppelde opname.
7 De cameratijd draadloos synchroniseren U kunt meerdere camera's van hetzelfde cameramodel draadloos synchroniseren wanneer de transmitter aangesloten is. U kunt de tijd van de mastercamera op maximaal 10 slavecamera's instellen. Houd er rekening mee dat er ook na synchronisatie een kleine foutmarge tussen master- en slavecamera kan ontstaan van hooguit ±0,05 seconden.
De tijd synchroniseren De stappen 1 t/m 5 zijn hetzelfde op de mastercamera en de slavecamera's. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. [Sync.tijd tussen 3 Selecteer camera's]. Als het toestel is aangesloten op een ander apparaat, zal de optie [Stel [Connectie-inst.] in op [Verbreken]] verschijnen.
De tijd synchroniseren [Wireless]. 5 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. de mastercamera in. 6 Stel Selecteer [Master] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Wanneer het volgende scherm wordt weergegeven, is de mastercamera klaar. Ga naar stap 7 om de slavecamera's in te stellen. de slavecamera's in.
De tijd synchroniseren [OK] op de 8 Selecteer mastercamera. Controleer het aantal slavecamera's en selecteer daarna [OK]. De tijd op de slavecamera's is gesynchroniseerd met de tijd van de mastercamera. Selecteer [OK] om terug te keren naar het scherm [Netwerkinstellingen].
8 De verbinding verbreken en herstellen 101
De verbinding verbreken 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. 3 Selecteer [Connectie-inst.]. [Verbreken]. 4 Selecteer De verbinding wordt verbroken.
Opnieuw verbinden 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. 3 Selecteer [Connectie-inst.]. [SET*]. 4 Selecteer Selecteer uit de opgeslagen instellingen de instelling waarmee u wilt verbinden. [Verbinden]. 5 Selecteer De verbinding wordt hersteld.
MEMO 104
9 Verbindingsinstellingen controleren en gebruiken 105
Het scherm met verbindingsinstellingen weergeven Controleer, wijzig of verwijder verbindingsinstellingen in de camera. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. 3 Selecteer [Connectie-inst.]. de instelling. 4 Selecteer Selecteer de instelling die gecontroleerd moet worden uit de opgeslagen instellingen.
Het scherm met verbindingsinstellingen weergeven of wijzig de 5 Controleer instellingen. Selecteer een item en druk op <0>. Controleer of wijzig de instellingen zoals weergegeven op het scherm. [Verbinden] (p.103) Selecteer deze optie om een nieuwe verbinding tot stand te brengen. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster en druk op <0> om een verbinding tot stand te brengen. [Connectie wizard] Stel een verbinding in met behulp van de connectiewizard.
Instellingen wijzigen U kunt instellingen die u oorspronkelijk met de connectiewizard hebt gemaakt als volgt wijzigen. U kunt ook instellingen wijzigen die niet via de connectiewizard kunnen worden ingesteld, bijvoorbeeld wat er moet gebeuren als een beeldbestand met dezelfde naam als een reeds aanwezig bestand naar de FTP-server wordt gezonden. 1 Selecteer [Wijzig]. Op het scherm [Connectie-inst.] zoals weergegeven in stap 5 op pagina 107, selecteert u [Wijzig].
Instellingen wijzigen [FTP server] Dit wordt weergegeven voor instellingen die verbinding maken met een FTPserver. Configureer serverinstellingen voor een FTP-server. [Weerg. beelden] (p.80) Dit wordt weergegeven voor instellingen die verbinding maken met een smartphone. Zie pagina 80 om het in te stellen. IP-beveiliging (IPsec) Geconfigureerd in [TCP/IP] 9 [Beveiliging]. IPsec is een serie normen voor gecodeerde communicatie via internet.
Instellingen wijzigen De mapstructuur van de doelmap U configureert de mapstructuur via [FTP server] 9 [Directory structuur]. Door [Camera] te selecteren, creëert u automatisch een mapstructuur die overeenkomt met die van de camera (bijvoorbeeld A/DCIM/ 100EOS1D) in de rootmap voor beeldopslag. Als u in de hoofdmap een submap hebt gemaakt door de instelling voor [Doelmap] te wijzigen, wordt er in die map voor beeldopslag automatisch een mapstructuur zoals "A/DCIM/100EOS1D" gemaakt.
Instellingen wijzigen Passieve modus U configureert deze instelling via [FTP server] 9 [Passieve modus]. Schakel deze instelling in in netwerkomgevingen die worden beschermd door een firewall. Als er sprake is van fout 41 ('Kan niet verbinden met FTP server'), kunt u wellicht toegang verkrijgen tot de FTP-server als u Passieve modus instelt op [Gebr.].
Instellingen opslaan en laden U kunt verbindingsinstellingen op een kaart opslaan en ze in andere camera's gebruiken. Daarnaast kunnen verbindingsinstellingen die zijn geconfigureerd op andere camera's ook op de gewenste camera worden toegepast. Instellingen opslaan 1 Selecteer [Inst. op krt opsl./laden]. Op het scherm [Connectie-inst.] zoals weergegeven in stap 5 op pagina 107, selecteert u [Inst. op krt opsl./laden]. 2 Selecteer [Inst. op kaart opslaan]. [OK].
Instellingen opslaan en laden Instellingen laden 1 Selecteer [Inst. op krt opsl./ laden]. Op het scherm [Connectie-inst.] zoals weergegeven in stap 5 op pagina 107, selecteert u [Inst. op krt opsl./laden]. 2 Selecteer [Inst. van kaart laden]. het instellingsbestand. 3 Selecteer Selecteer een bestand met instellingen dat overeenkomt met uw netwerkomgeving. [OK]. 4 Selecteer De informatie uit het instellingenbestand wordt geladen in het geselecteerde nummer met instellingen.
Scherm Functie-instellingen Op het scherm [Functie-instell.] kunt u instellingen configureren voor FTP-overdracht en de WFT-server, de energiebesparende stand instellen en het MAC-adres controleren. Het scherm Functie-instellingen weergeven 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Communicatie-instellingen] en druk op <0>. [Netwerkinstellingen]. 2 Selecteer Zet [Communicatiefunct.] op [Inschak.] en selecteer [Netwerkinstellingen]. [Functie-instell.].
Scherm Functie-instellingen [FTP-overdrachtsinst.] Configureer de FTPoverdrachtsinstellingen. Zie pagina 37 om het in te stellen. [WFT-serverinstellingen] Configureer de serverinstellingen van de WFT-server. U kunt het WFT-account en het poortnummer instellen. Zie pagina 60 voor instructies voor het instellen van het WFT-account. Het is meestal niet nodig om het poortnummer (80) te wijzigen.
Scherm Functie-instellingen [Energiebesparing] Via FTP Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, zal de transmitter zich afmelden van de FTP-server en de LAN-verbinding verbreken als er een bepaalde periode geen beeld is overgebracht. Als de transmitter klaar is voor beeldoverdracht, zal de verbinding automatisch worden hersteld. EOS Utility/WFT-server/Smartphone Als er gedurende een bepaalde periode geen communicatie tot stand is gekomen, zal de transmissiesnelheid afnemen om energie te besparen.
10 Problemen oplossen In de ad-hocmodus kan de overdrachtssnelheid zeer laag worden als u de transmitter in combinatie met bepaalde computertypen gebruikt. Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center voor meer informatie.
Reageren op foutberichten Als u op het LCD-scherm van de camera foutmeldingen over de wireless instellingen ziet, kijkt u of u de oorzaak van de fout kunt wegnemen met de suggesties in dit gedeelte. Bij foutmeldingen begint het -lampje op de camera rood te knipperen. U kunt de foutinformatie ook bekijken onder [Communicatie-instellingen] op het tabblad [53] 9 [Netwerkinstellingen] 9 [Foutomschrijving]. Klik in de volgende tabel op de pagina van de foutcode om naar de bijbehorende pagina te gaan. 11 (p.
Reageren op foutberichten 11: Verb.doel niet gevonden Wordt [EOSUtility] uitgevoerd, indien van toepassing? Start EOS Utility en maak opnieuw verbinding (p.56). Draait Camera Connect als u een [Smartphone] gebruikt? Verbinding maken met behulp van Camera Connect (p.76).
Reageren op foutberichten Controleren op de DHCP server Is de DHCP server ingeschakeld? Schakel de DHCP server in. Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de DHCP-server? Vergroot het aantal adressen dat door de DHCP-server wordt toegekend. Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toegekende adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te verminderen.
Reageren op foutberichten 22: Geen respons van DNS server Controleren op de transmitter Het DNS-adres op de transmitter is ingesteld op [Handmatig inst.]. Is dit de juiste instelling? Als er geen DNS-server wordt gebruikt, stelt u het DNS-adres van de transmitter in op [Nee] (p.144). Komt het IP-adres van de DNS-server op de transmitter overeen met het werkelijke adres van de server? Stel het IP-adres op de transmitter in zodat het overeenkomt met het adres van de DNS-server (p.138, 144).
Reageren op foutberichten 23: Duplicaat IP-adres Controleren op de transmitter Is er een ander apparaat op het transmitternetwerk dat hetzelfde IP-adres gebruikt als de transmitter? Wijzig het IP-adres van de transmitter om te voorkomen dat twee apparaten op één netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met hetzelfde adres wijzigen. Als het IP-adres van de transmitter is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutberichten Controleren op de proxyserver Is de proxyserver ingeschakeld? Schakel proxyserver in. Werkt de proxyserver correct? Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of deze goed werkt als proxyserver. Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om de adresinstellingen van de proxyserver en om het poortnummer en voer deze in op de transmitter.
Reageren op foutberichten 41: Kan niet verbinden met FTP server Controleren op de transmitter Komt het IP-adres van de FTP-server op de transmitter overeen met het werkelijke adres van de server? Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de FTP-server (p.38).
Reageren op foutberichten Controleren op de FTP-server Werkt de FTP-server correct? Configureer de computer op de juiste manier om hem te laten functioneren als FTP-server. Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om het FTP-serveradres en het poortnummer en voer deze in op de transmitter. Is de FTP-server ingeschakeld? Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
Reageren op foutberichten Controleren op het hele netwerk Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway? Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de transmitter (p.138, 144). Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
Reageren op foutberichten 45: Kan niet inloggen op FTP server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de transmitter Is op de transmitter de [Loginnaam] correct ingevoerd? Controleer de loginnaam voor toegang tot de FTP-server. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte loginnaam hebt ingevoerd op de transmitter (p.39).
Reageren op foutberichten 46: Voor de datasessie, fout-code ontv. van FTP server Controleren op de FTP-server De verbinding is door de FTP server beëindigd. Start de FTP server opnieuw op. Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- en logboekrechten voor de FTP-server? Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek.
Reageren op foutberichten 61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van het toegangspunt? Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter (p.136). Controleren op de transmitter Komt de SSID die is ingesteld op de transmitter overeen met die van het toegangspunt? Controleer de SSID van het toegangspunt en stel op de transmitter dezelfde SSID in (p.31).
Reageren op foutberichten 63: Wireless LAN-verificatie-fout Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde verificatiemethode? De transmitter ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (p.27). Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie? Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd.
Reageren op foutberichten 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van het toegangspunt? Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter (p.136). De wireless LAN-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Reageren op foutberichten 67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde encryptiemethode? De transmitter ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP, TKIP en AES (p.27). Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de transmitter geregistreerd op het toegangspunt? Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.116) zoals gebruikt op het toegangspunt. 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw.
Reageren op foutberichten 71: Geen verbinding mogelijk met slavecamera Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding met de slavecamera's? Bedien de slavecamera's conform de instructies (p.84, 85). Bevinden de slavecamera's zich te ver van de mastercamera? Breng de slavecamera's dichter bij de mastercamera.
Reageren op foutberichten 82: Wireless File Transmitter niet aangesloten Is de transmitter correct bevestigd? Controleer of de transmitter stevig is aangesloten op de camera (p.11). 83: Verbinding met wireless LAN beëindigd vanwege hoge WFT-temperatuur Vanwege temperatuurstijging van de transmitter is de wireless bediening tijdelijk gestopt en is de wireless LANverbinding beëindigd. Laat de transmitter afkoelen (bijvoorbeeld door hem te beschermen tegen direct zonlicht).
Problemen oplossen Als er zich een probleem voordoet, raadpleegt u eerst deze sectie om de camera en het aangesloten apparaat te controleren. Indien deze sectie het probleem niet verhelpt, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Beelden kunnen niet worden overgedragen naar een FTP-server. Om opgenomen beelden naar een FTP-server over te dragen, zet u de Live View-opnameknop op . Wanneer de Live View-opnameknop is ingesteld op , kunnen beelden niet worden overgedragen.
Toelichting instellingen communicatiefunctie Indien de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wegvalt of andere problemen ontstaan bij het gebruik van de communicatiefunctie, probeer dan de volgende suggesties. Locatie van toegangspunt en plaatsing van antenne Als u de transmitter binnenshuis gebruikt, installeert u het apparaat in dezelfde kamer als waar u opnamen maakt. Plaats het apparaat hoger dan de transmitter.
Toelichting instellingen communicatiefunctie Toelichting voor het gebruik van meerdere wireless transmitters Als er meerdere camera's met een wireless transmitter zijn aangesloten op een wireless toegangspunt, controleer dan of de IP-adressen van de camera's verschillend zijn. Als er meerdere camera's met een wireless transmitter zijn aangesloten op één toegangspunt, neemt de transmissiesnelheid af. Bij het gebruik van meerdere IEEE 802.
Netwerkinstellingen controleren Windows Open in Windows de [Opdrachtprompt] en voer ipconfi/all in. Druk vervolgens op . U ziet nu het IP-adres dat aan de computer is toegewezen plus het subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie. Mac OS Open in Mac OS X het programma [Terminal], voer ifconfig -a in en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, ziet u onder [en0] bij [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
11 Aanvullende informatie 139
Onderschriften maken en registreren Volg deze stappen voor het maken van onderschriften en om ze te registreren op de camera, zoals geïntroduceerd in "Vóór de overdracht een onderschrift toevoegen" (p.52). Gebruik voor het maken en registreren van onderschriften een computer waarop EOS Utility is geïnstalleerd. Zie "Bediening op afstand met EOS Utility" op pagina 55 voor inschakeling van het gebruik van EOS Utility via een LAN. 1 Start EOS Utility en selecteer [Camera settings].
Onderschriften maken en registreren een of meer onderschriften in. 3 Voer Gebruik hiervoor maximaal 31 tekens (in ASCII-indeling). Selecteer [Load settings] om de onderschriftgegevens van de camera op te halen. de onderschriften op 4 Registreer de camera. Selecteer [Apply to camera] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.
Netwerk handmatig instellen Stel de netwerkinstellingen voor de camera access point modus handmatig in. Stel de [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] in op elk weergegeven scherm. 1 Selecteer [Handmatige verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. een SSID (netwerknaam) in. 2 Voer Voer tekens in met behulp van het virtuele toetsenbord (p.21). Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . de gewenste 3 Selecteer kanaalinstelling.
Netwerk handmatig instellen de gewenste encryptie4 Selecteer instelling. Voor encryptie selecteert u [AES]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Wanneer [AES] is geselecteerd, wordt het virtuele toetsenbord (p.21) weergegeven. Voer een encryptiesleutel van acht tekens in en druk vervolgens op de knop om het in te stellen. De SSID en de encryptiesleutel worden weergegeven. Raadpleeg de sectie "Verbinden met Gemakkelijke verbinding" (p.25) voor volgende handelingen.
IP-adres handmatig instellen De IP-adresinstellingen handmatig invoeren. De weergegeven items zijn afhankelijk van de communicatiemethode. 1 Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het item dat u wilt instellen. 2 Selecteer Selecteer een item en druk op <0>. Het invoerscherm voor nummers verschijnt. Om een gateway, DNS-adres of IPsec te gebruiken, selecteert u [Gebr.] en [Adres] en drukt u vervolgens op <0>. de gewenste waarden in.
IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer Wanneer u klaar bent met het instellen van de noodzakelijke items, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. Het instellingenscherm voor de communicatiemethode verschijnt. Als u niet weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de sectie "Netwerkinstellingen controleren" op pagina 138 of vraagt u de netwerkbeheerder of iemand met veel netwerkervaring om hulp.
Technische gegevens 9Type Type: IEEE 802.11ac/n/a/g/b wireless LAN-compatibele accessoire voor beeldoverdracht 9Wireless LAN Voldoet aan: IEEE 802.11ac, IEEE 802.11n, IEEE 802.11a, IEEE 802.11g, IEEE 802.11b Transmissiemethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) OFDM-modulatie (IEEE 802.
Technische gegevens 9 LAN-functies FTP-overdracht: EOS Utility: WFT-server: Smartphone: Gekoppelde opname: Cameratijd wordt gesynchroniseerd: Automatische overdracht Beelden selecteren en overbrengen Overdracht met de knop SET Overdracht met onderschrift * FTPS ondersteund EOS Utility afstandsbediening functioneert via wireless LAN Camerabesturing, simple control Afbeeldingen bekijken en downloaden Beelden kunnen worden bekeken, gecontroleerd en ontvangen via een smartphone U kunt met behulp van een sma
Handelsmerken Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen. Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-merk zijn handelsmerken van de Wi-Fi Alliance. WPS zoals gebruikt in de schermen met camera-instellingen en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
Index A Account (WFT)........................60, 115 Ad-hoc.............................................91 AES.................................................27 Afzonderlijke beeldoverdracht.........43 Automatische beeldoverdracht .......43 B Beelden weergeven ..................65, 78 Beeldoverdracht..............................37 Bekabelde LAN ...............................23 Bestanden met dezelfde naam overschrijven.................................110 Bijnaam ..........................................
Index M MAC-adres........................27, 56, 116 Mappen.....................................40, 53 Mastercamera...........................86, 99 Movies ................................66, 71, 73 N Naam instellingen .........................108 Netwerk...........................................13 O Onderschrift ..................................140 Onderschriften ................................52 Open systeem.................................27 Opnamen op afstand ....
MEMO 151
De beschrijvingen in deze handleiding zijn geldig vanaf juni 2016. Neem contact op met Canon Service Center voor informatie over de compatibiliteit met producten die na deze datum zijn geïntroduceerd. Ga naar de website van Canon voor de nieuwste versie van deze instructiehandleiding. CPA-X178-002 © CANON INC.