User manual

Belichtingsinstelling
59
Belichtingsinstelling
Soms kunnen onderwerpen met tegenlicht te donker (onderbelicht) overkomen of kunnen
onderwerpen onder zeer sterke lichtbronnen te helder of verblindend (overbelicht) overkomen.
In dergelijke gevallen zal met aanpassing van de belichting dit kunnen worden gecorrigeerd. Deze
camcorder is uitgerust met een specifiek opnameprogramma, [n Handm. belichting], waarmee de
belichting handmatig kan worden ingesteld. U kunt de belichting echter ook compenseren wanneer
u andere opnameprogramma’s gebruikt.
Het opnameprogramma met handmatige belichting gebruiken
Met het opnameprogramma [n Handm. belichting] kunt u de diafragmawaarde, sluitertijd
en versterking zo instellen dat de gewenste belichting wordt verkregen.
1 Activeer het opnameprogramma [n Handm. belichting].
[FUNC.] > [Opnameprogs] > [n Handm. belichting]
Het scherm voor belichtingsinstelling verschijnt.
2 Raak op het scherm de knop aan van de instelling die u wilt wijzigen.
3 Raak [Ï] of [Ð] aan om de gewenste waarde in te stellen.
U kunt ook uw vinger over de regelaar slepen.
De belichting verandert op basis van de nieuwe waarde van de instelling. Herhaal stap 2 en 3 om
andere instellingen te wijzigen.
Voordat u [X] aanraakt, kunt u ook het zebrapatroon gebruiken (zie hieronder).
4 Raak [X] aan.
OPMERKINGEN
Wanneer de optie [FUNC.] > [Beeldeffecten] > [Stijlen] op [Wide DR] is ingesteld, is de laagste
beschikbare instelling voor versterking 6 dB.
Als u [FUNC.] > [MENU] > q > [CUSTOM-knoppen] instelt op [l Handm. belichting]
(A 89), kunt u de diafragmawaarde, sluitertijd en versterking instellen met de CUSTOM-knop en -
regelaar.
Bedieningsstanden:
Diafragma
Versterking
Regelaar
Sluitertijd