Operation Manual

16
2.9. AANSLUITING WATERCONDENSATIE-UNITS
Op het moment van testen (leidingwater), waarbij de machine
stilstaat met waterleiding gereed, moet gecontroleerd worden
of de afvoerleiding van de condensor geen water naar buiten-
laat stromen. Is dat wel het geval, dan moet de klep van de
drukschakelaar ingesteld worden tot het naar buiten stromen
van het water volledig gestopt is (Afb.13).
Er wordt aanbevolen om een schuifklep en een inspec-
teerbaar filter in de afgifteleiding van het water te installe-
ren. De afgifteleiding en de afvoerleiding van het water van
de condensor worden op speciale plaatjes aangeduid.
Beide aansluitpunten hebben schroefdraad van 3/4”F.
Zie Tabel 7 voor het maximum waterverbruik.
Afb. 13
2.10. OPMERKINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
Verificatie van een correcte installatie en test:
Kijk of er eventuele gaslekken zijn uit lassen of verbindin-
gen die tijdens de installatie tot stand gebracht zijn.
Kijk de goede isolatie van de verbindingsleidingen
tussen bewaarvriezer en remote condensatie-unit na.
Kijk de elektrische aansluiting na.
Controleer de absorptie.
Controleer de standaarddrukken.
Controleer de wateraansluiting op grond van de instelling
van de drukgestuurde klep en de goede circulatie van
het condensatiewater.
Informeer de klant over het exacte gebruik
van de apparatuur met specifieke verwijzing naar
het gebruik en de behoeften van de klant zelf.
De installatie en inwerkingstelling moeten
door geautoriseerd personeel uitgevoerd worden.
KENMERKEN VAN DE LIJN VOOR
WATERCONDENSATIE-UNITS
Maximum waterdruk in ingang
Minimum waterdruk in ingang
Maximum watertemperatuur in ingang voor garantie
van gewone werking van het apparaat
De waarden zijn gebaseerd op een watertemperatuur in ingang = 15°C
Maximum watertemperatuur in ingang = 22°C
Maximum waterdruk in ingang naar condensator = 1600kPa
Minimum waterdruk in ingang = 150 KPa
1600 KPa
50 KPa
22°C (putwater)
35°C (torenwater)
MAXIMUM WATERVERBRUIK
MODEL
MF25.1
128
MF45.1
MF70.1
Frequentie voeding
(Hz)
WATER
l/h m
3
/h
50
10360
34550
43560
51650
616
0,13
0,10
0,35
0,44
0,52
0,6260
MF30.2
17850
192
0,18
0,1960
MF70.2
51650
616
0,52
0,6260
MF85.2
63050
760
0,63
0,7660
Tabella 7
De veiligheidsvoorzieningen zijn geïnstalleerd in een positie
zodat het vrijkomen van koelmiddel geen bron van gevaar
kan betekenen. Telkens men de aflaatleiding van de veilig-
heidskleppen installeert, moet de lijn in overeenstemming
zijn met de plaatselijke normen.
Wanneer meer dan 100 kg koelmiddel wordt geladen,
moeten geschikte overflow voorzieningen worden geïnstal-
leerd op last van de installateur zoals voorzien door de norm
EN378-2:2008+A1:2009 ANNEX F.