Operation Manual

42ADF025, 42ADF035
Werkingstest, adresselectie en foutcode voor de gebruiker
14
Test van de werking
Voer de werkingstest uit nadat de units op hun plaats geïnstalleerd
zijn en de gaslektest is uitgevoerd.
Controleer alle elektrische aansluitingen (instructies en
aansluitschema).
Plaats de batterijen in de afstandsbediening en laat deze UIT.
Schakel het systeem in door de netvoeding in te schakelen.
Druk op de knoppen
en van de infrarood afstandsbediening en
houd hen langer dan 5 seconden ingedrukt.
Het display wordt gewist, de tijdssegmenten geven het symbool (Src
1. = service test) weer.
Druk op de knop
om de werkingstest naar de unit te zenden.
Als de testmodus geselecteerd is, werkt de unit zoals hieronder
beschreven wordt:
De groene LED en de oranje LED knipperen om de 2 seconden.
De binnenventilator werkt op lage snelheid.
Het uitblaasrooster werkt op “Auto verwarmen” of “Auto koelen”,
afhankelijk van het bedrijfstype.
Het systeem werkt 3 minuten lang in de koelstand, met een vaste
compressorfrequentie.
Het systeem stopt 3 minuten.
Het systeem werkt 3 minuten in de verwarmingsstand, met een
vaste compressorfrequentie, of totdat de temperatuur van de
binnenbatterij hoger is dan 40°C.
Controleer de volgende omstandigheden tijdens het koelen en het
verwarmen:
1. Het verschil tussen de kamertemperatuur binnen en de temperatuur
van de lucht die uit de binnenunit komt moet groter zijn dan 3°C.
2. De binnenventilator moet op lage snelheid werken.
3. Het uitblaasrooster moet in de stand voor automatisch verwarmen
of koelen staan, afhankelijk van het bedrijfstype.
4. Er mag geen foutcode worden gesignaleerd door het systeem.
Als een van de volgende omstandigheden ontbreekt, dan moet
gecontroleerd worden of het systeem correct geïnstalleerd is.
Nadat de test is afgerond, drukt u op de knop
op de
afstandsbediening om het testmenu af te sluiten.
Opmerking:
als er 30 seconden verstrijken zonder dat er knoppen zijn
ingedrukt, verlaat de afstandsbediening automatisch het testmenu
en hervat hij de normale werking.
Selectie van het adres
Als u twee binnenunits in hetzelfde vertrek installeert en u wilt dat
deze onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren, dan moet aan
elke unit een eigen adres worden toegewezen, zodat elke unit met
zijn eigen afstandsbediening kan werken.
Ga als volgt te werk om dit te configureren:
Configuratie (van de unit)
Druk op de knoppen en van de infrarood afstandsbediening
en houd hen langer dan 5 seconden ingedrukt.
Het display wordt gewist, de tijdsegmenten geven het eerste
configuratie-onderdeel weer (rAdr = remote address (remote
adres)), en de temperatuursegmenten geven de standaardwaarde
van dit configuratie-onderdeel weer (Ab = control of both indoor
units (besturing van beide binnenunits)).
Druk op de knop
of om de standaardwaarde (Ab) te
veranderen in de nieuwe waarde (A) of (b).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “ZONE” op het
display verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van Zonenummer
(0) te veranderen in de nieuwe waarde (0÷240).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “A St” op het display
verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van automatisch
opnieuw starten in het laatste bedrijfstype (Aan) te veranderen in de
nieuwe waarde van starten in de UIT-modus (OF).
KIJK UIT! Veranderingen in de configuratiewaarden moeten
telkens naar de binnenunit worden verzonden door op de knop
te drukken.
Druk op de knop
om het configuratiemenu af te sluiten.
Configuratie (van de afstandsbediening)
Druk op de knoppen en op de infrarood afstandsbediening
en houd hen langer dan 5 seconden ingedrukt.
Het display wordt gewist, de temperatuursegmenten geven
het eerste configuratie-onderdeel weer (CH = remote address
(remote adres), en de tijdsegmenten geven de standaardwaarde
van dit configuratie-onderdeel weer (Ab = control of both indoor
units (besturing van beide binnenunits)).
Druk op de knop
of om de standaardwaarde (Ab) te
veranderen in de nieuwe waarde (A) of (b).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “tU” op het display
verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van de
temperatuur, graden Celsius (C), te veranderen in de nieuwe
waarde, graden Fahrenheit (°F).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “Hr” op het display
verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van het
maximale instelpunt van de temperatuur in graden Celsius (32)
of graden Fahrenheit (90) te veranderen in de nieuwe waarde in
graden Celsius (17÷-32) of graden Fahrenheit (63÷90).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “Cr” op het display
verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van het
minimale instelpunt van de temperatuur in graden Celsius (17)
of graden Fahrenheit (63) te veranderen in de nieuwe waarde in
graden Celsius (17÷-32) of graden Fahrenheit (63÷90).
Druk verschillende keren op de knop
totdat “CL” op het display
verschijnt.
Druk op de knop
of om de standaardwaarde van de
tijdnotatie, AM/PM (12), te veranderen in de nieuwe waarde, de
24-uurs notatie (24).
KIJK UIT! Veranderingen in de configuratiewaarden moeten
telkens worden bevestigd door op de knop
te drukken.
Druk op de knop
om het configuratiemenu af te sluiten.
Opmerking:
Als er 30 seconden verstreken zijn zonder dat er knoppen zijn
ingedrukt, sluit de afstandsbediening het configuratiemenu
automatisch af en moet de procedure opnieuw worden gestart.
Foutcode
De binnenunit kan elke storing in het systeem detecteren en dit
onmiddellijk laten stoppen.
De storing kan worden hersteld volgens onderstaande tabel VI.
Als er een diagnostiekmelding actief is, gaan de groene LED (P) en
de oranje LED (R) 0,1 seconde aan, 0,1 seconde uit en geven een
foutcode weer.
De oranje LED (R) geeft de tientallen aan.
De groene LED (P) geeft de eenheden aan.
Er verstrijken twee seconden tussen het branden van de oranje
LED en de groene LED.
De sequens eindigt als beide LED’s 4 seconden lang niet branden.
Voorbeeld:
Foutcode 13
De oranje LED knippert (dit geeft de tientallen aan).
Beide LED’s blijven 2 seconden uit.
De groene LED knippert drie keer met een regelmaat van 0,5
seconde.
Beide LED’s blijven 4 seconden uit.
De hierboven beschreven foutsequens wordt herhaald totdat de fout
hersteld is.
Als de foutcode lager is dan 10, knippert de oranje LED (R) niet.