User Manual

- 44 -
13.4. Achteruitrijcamera via boordcomputer
In dit stappenplan leggen we uit hoe de achteruitrijcamera kan worden aangesloten op de autoradio
met een CAN bus als voedingsbron. De voeding halen we van de autoradio, omdat de autoradio weet
wanneer de auto achteruit schakelt. Op de volgende pagina hebben we tevens een aansluitschema
(Afbeelding 42) toegevoegd.
Let op: dit stappenplan is gebaseerd op een daadwerkelijk installatie. Wij adviseren de installatie
eerst uit te proberen zonder kabels daadwerkelijk weg te werken. Wanneer alles getest en
werkend is, kan er alsnog overgegaan worden op een definitieve aansluiting.
1. Schakel het contact van de auto uit en haal de autoradio (A) los.
2. Zoek de reverse signaaldraad (B) van de autoradio op en strip deze.
3. Zoek vervolgens de tulpingang voor de camera. Deze is vaak gelabeld met de naam ‘Cam-in’,
‘Rear-cam’ of ‘CVBS-in’.
4. Pak de 5 meterlange videokabel van de achteruitrijcamera en koppel de tulpstekker (E) in de
camera ingang (D) op de autoradio. Koppel tevens de rode draad (C) aan de reverse draad (B).
5. Werk de videokabel vervolgens weg achter de panelen in de auto. Bepaal hierbij wat mogelijk
is en wat niet. Vaak kan deze kabel langs de deurlijsten worden weggewerkt. Maak hierbij
gebruik van demontagesleutels om panelen los te halen zonder deze te beschadigen. Breng de
tulp (H) en de stekker (G) in de buurt van de positie waar de camera wordt bevestigd.
Hebt u een bus, bestelauto of bedrijfswagen? Verleng indien nodig de videokabel of zorg voor een
langere videokabel.
6. Bevestig de achteruitrijcamera op de gewenste positie en voer de kabels I & K in de richting
van de stekkers G & H. Koppel stekkers H & I aan elkaar.
7. Neem de voedingskabel van de camera (J) en strip deze. Koppel kabel (J) vervolgens aan
kabel (K).
8. Strip vervolgens kabels (F) & (G).
9. Koppel kabels (F) en (G) aan elkaar en werk alle kabels netjes weg op een positie waar deze
niet zichtbaar zijn en er geen kabelbreuk kan ontstaan.
Kabel (M) wordt niet gekoppeld. Zorg dat deze dan ook geen contact kan maken met het chassis of
een andere kabel.
Let op: in de volgende stap zetten we het contact weer aan. Zorg dat alle draden aan elkaar
gekoppeld zijn (met uitzondering van kabel (M)) en er geen gestripte kabels zijn die contact
kunnen maken met andere kabels of het chassis.
10. Zet het contact weer aan. De installatie is nu afgerond.