User manual
2700-3
Nieuwe databankgegevens maken
2. Hou A ingedrukt totdat de knipperende cursor (-) in het naamgedeelte
van het display verschijnt, wat inhoudt dat het instelscherm geselecteerd
is.
3. Gebruik D en B om het karakter op de positie van de cursor te
veranderen. Het karakter verandert op de volgende wijze.
4. Als het gewenste karakter op de positie van de cursor wordt getoond,
druk op C om de cursor naar rechts te verplaatsen.
5. Herhaal stap 3 en 4 totdat de naam compleet is.
• U kunt tot en met acht karakters voor de naam invoeren.
6. Nadat u de naam heeft ingevoerd, druk op C zo vaak als nodig is om de
cursor naar het nummergedeelte te verplaatsen.
• Als de cursor zich op de achtste positie van het naamgedeelte bevindt,
verspringt deze naar de eerste cijfer van het nummer als u de cursor naar
rechts verplaatst. Als de cursor zich op het 16
e
cijfer van het nummer
bevindt, verspringt deze naar de eerste karakter van de naam als u de
cursor naar rechts verplaatst (door op C te drukken).
7. Gebruik D en B om het karakter (verbindingsstreepje, nummer, spatie of
plus) op de positie van de cursor in het nummergedeelte te veranderen.
Het karakter wijzigt op de volgende wijze.
8. Als het gewenste karakter zich op de cursor positie bevindt, druk op C
om de cursor naar rechts te verplaatsen.
9. Herhaal stap 7 en 8 totdat de invoer van het nummer is afgerond.
• U kunt tot 16 cijfers voor het nummer invoeren.
10. Druk op A om de gegevens op te slaan en terug te keren naar het
databank gegevensscherm (zonder de cursor).
• Druk op A om de gegevens op te slaan, de boodschap “SORT” verschijnt
gedurende enige tijd op het scherm, wat inhoudt dat de gegevens worden
gesort eerd. Nadat de sorteeroperatie is uitgevoerd, verschijnt het
databank gegevensscherm.
Databankgegevens oproepen
In de databankfunctie, druk op D om door de databankgegevens op het
display te bladeren.
• De naam en/of telefoonnummer van de geselecteerde databankgegevens
doorloopt over het databank gegevensscherm. Het symbool ? markeert
het eerste karakter van de naam of het telefoonnummer dat volgt.
• Elke keer als u op A drukt, verandert de bladeroperatie als volgt.
Databankgegeven wijzigen
1. In de databankfunctie, blader door de gegevens en selecteer de gewenste
gegevenssets die u wilt wijzigen.
2. Hou A ingedrukt totdat de knipperende cursor op het scherm verschijnt.
3. Gebruik C om de knipperende cursor naar het gewenste karakter te
verplaatsen.
4. Gebruik D en B om het karakter te veranderen.
• Voor details over karakters invoeren, zie “Nieuwe databankgegevens
maken”.
5. Nadat u de gewenste veranderingen heeft gemaakt, druk op A om ze op
te slaan en terug te keren naar het databank gegevensscherm.
Databankgegevens verwijderen
1. In de databankfunctie, blader door de gegevens en selecteer de gewenste
gegevenssets die u wilt wijzigen.
2. Hou A ingedrukt totdat de knipperende cursor op het scherm verschijnt.
3. Druk tegelijkertijd op B en D om de gegevens te verwijderen.
• De boodschap “CLR” verschijnt op het display wat inhoudt dat de gegevens
verwijderd zijn. Nadat de gegevens verwijderd zijn, verschijnt de cursor op het
display, klaar voor invoer.
4. Voer gegevens in of druk op A om terug te keren naar het databank
gegevensscherm.
ALARMTIJDEN
• Gebruik de Alarm 1 en Alarm 2 functies om de alarmen in te stellen. U kunt
een alarmfunctie selecteren door op C te drukken. De instellingsprocedure is
gelijk voor beide alarmtijdenschermen.
Alarmtypes
Het alarmtype wordt bepaald door de instellingen die u maakt, zoals hieronder
beschreven.
• Dagelijks alarm
Stel het uur en de minuten in voor de alarmtijd. Dit type instelling zorgt ervoor
dat het alarm elke dag op de ingestelde tijd klinkt.
• Wekelijks alarm
Stel het uur en de minuten in voor de alarmtijd. Dit type instelling zorgt ervoor
dat het alarm elke week op de ingestelde dag op de ingestelde tijd klinkt.
Een alarmtijd instellen
2. Druk op C om het knipperen op de hieronder getoonde wijze te verplaatsen
om andere instellingen te selecteren.
3. Als een instelling knippert, druk op D (+) en B (-) om deze te veranderen.
• Om een alarm in te stellen zonder een weekdag (dagelijks alarm), stel “---“
in voor de weekdag. Druk op D of B totdat “---“ verschijnt (tussen SUN en
MON) terwijl de instelling van de weekdag knippert.
• Als u de alarmtijd instelt met gebruikmaking van het 12-uur formaat, let er
dan op dat u de tijd correct als a.m. (geen indicatie) of p.m. (P indicatie)
instelt.
4. Druk op A om het instelscherm te verlaten.
Alarmtijd handeling
Het alarm klinkt op de ingestelde tijd gedurende 10 seconden, of totdat u het
stopt door een willekeurige knop in te drukken.
Het alarm testen
Terwijl u in de Alarm 1 of Alarm 2 functie bent, druk op D om het alarm te
laten klinken.
1.
In de databankfunctie, druk tegelijkertijd op B
en D om het vrije geheugenscherm te tonen.
• Als de boodschap “FULL” op het display
verschijnt, betekent dit dat het geheugen vol is.
Om een andere gegevensset op te slaan, dient u
eerst een andere gegevenssets die in het
geheugen is opgeslagen te verwijderen.
Dit horloge beschikt over 2 alarmtijden (Alarm 1
en Alarm 2), waarvoor u afzonderlijke uur,
minuten en weekdag instellingen kunt maken.
Als een alarm is ingeschakeld, klinkt de alarmtoon
als de alarmtijd bereikt is door de digitale tijd van
de tijdfunctie.
1.
Nadat u de Alarm 1 of Alarm 2 functie
geselecteerd heeft, hou A ingedrukt totdat de
instelling van de weekdag begint te knipperen,
wat inhoudt dat het instelscherm geselecteerd is.
• Deze operatie schakelt automatisch het
corresponderende alarm in.