User Manual
Table Of Contents
- Omslag
- Inhoudsopgave
- Algemene gids
- Voorbereidingen voor het spelen
- Spelen op het keyboard
- Regelen van het geluid van een uitvoering
- Selecteren van een muziekinstrumenttoon
- Registreren van een toon onder een hoofdtoontoets (Toongeheugen)
- Spelen met aanslagvolume
- Gebruik van een pedaal
- Noten aanhouden nadat de klaviertoetsen zijn losgelaten
- Spelen met nagalm
- Spelen met een multidimensionaal ruimtelijk geluid (Surround)
- Twee tonen gelaagd laten klinken
- Veranderen van de toonhoogte in eenheden van een octaaf (Octaafverschuiving)
- Veranderen van de toonhoogte in stappen van een halve toon (Transponeren)
- Fijnstemmen van het toetsenbord (Stemmen)
- Veranderen van de toonschaalstemming van het toetsenbord
- Gebruik van de equalizer
- Opnemen van uw toetsenbordspel (MIDI-recorder)
- Opslaan en oproepen van een basisinstelling (MY SETUP)
- Instellingen maken
- Aansluiten van externe apparaten
- Koppelen met een smartapparaat (APP-functie)
- Aansluiten op een computer en gebruik van MIDI
- Gebruik van een kabel voor de verbinding met een audioapparaat
- Weergeven van het geluid van een apparaat geschikt voor Bluetooth-audio (Bluetooth-audio koppelen)
- Wissen van de koppelingsregistratie van een apparaat geschikt voor Bluetooth-audio
- Verbinden met een apparaat geschikt voor Bluetooth- MIDI
- Bluetooth uitschakelen
- Referentie
- MIDI Implementation Chart
Regelen van het geluid van een uitvoering
NL-26
■ Aanpassen van het volume wanneer de aanslagvolumefunctie is uitgeschakeld
(Toets-loslaatsnelheid)
1.
Houd FUNCTION ingedrukt en druk dan op de G5 klaviertoets.
• Laat FUNCTION niet los tot na de onderstaande stap 2.
2.
Gebruik de klaviertoetsen C4 t/m E5 om het volumeniveau in te stellen.
• U kunt een volumewaarde instellen tussen 1 en 127.
• Bij elke druk op de – of + klaviertoets verandert de volumewaarde met 1. Wanneer een van
deze klaviertoetsen ingedrukt wordt gehouden, worden de instelwaarden snel doorlopen.
• U kunt de klaviertoetsen 0 t/m 9 gebruiken om een specifieke volumewaarde in te voeren.
Voorbeelden:
– Om een volumewaarde van 20 in te stellen, drukt u op 2 en dan op 0. De volume-instelling
verandert niet totdat u FUNCTION in onderstaande stap 3 loslaat.
– Om een volumewaarde van 120 in te stellen, drukt u op 1, dan op 2 en dan op 0. In dit
geval verandert de volumewaarde zodra u het derde cijfer invoert.
• Druk de – en + klaviertoetsen tegelijk in om terug te keren naar de oorspronkelijke
standaardinstelling.
3.
Laat FUNCTION los.
C2 C3 C4 C5 C6
C7
G5
C2 C3 C4 C5 C6 C7
C4
C
C4
C4
C5
C5
C
C5
0123456789
+−
D4
C{4
C4 E4 F4 G4 A4 B4 C5 D5 E5
E}4