D GEBRUIKSAANWIJZING Bewaar a.u.b. alle informatie voor eventueel latere naslag. Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen Zorg er voor eerst aandachtig de “Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid” te lezen voordat u het keyboard probeert te gebruiken.
Belangrijk! Merk a.u.b. de volgende belangrijke informatie op voordat u dit product in gebruik neemt. • Controleer de netadapter altijd eerst op schade voordat u de los verkrijgbare netadapter gebruikt om het toestel van spanning te voorzien. Controleer het netsnoer zorgvuldig op breuken, blootliggende draden en ander ernstige schade. Laat kinderen nooit een netadapter gebruiken die ernstig beschadigd is. • Probeer de batterijen nooit op te laden. • Gebruik geen oplaadbare batterijen.
Inhoudsopgave Algemene gids ............................ D-4 Aflezen van de display ...................................... D-6 Modi................................................................... D-7 Menu’s ............................................................... D-7 , Voorzorgsmaatregelen terwijl “Please Wait” (wachten a.u.b.) wordt getoond ......................... D-7 Opslaan van instellingen ...................................
Inhoudsopgave Opslaan van keyboard basisinstellingen in het registratiegeheugen ................. D-66 Een basisinstelling opslaan in het registratiegeheugen......................................... D-67 Een basisinstelling oproepen uit het registratiegeheugen......................................... D-67 Gebruiken van de melodiesequencer .................... D-68 Starten van één-toets opname (EASY REC)... D-68 Wat u kunt doen met de melodiesequencer .... D-70 Opnemen van afzonderlijke sporen.............
Algemene gids • De afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing tonen de WK-7500.
Algemene gids • In deze handleiding verwijst de term “Digitale Keyboard” naar CTK-7000/WK-7500. • Deze handleiding gebruikt de hieronder gegeven nummers en namen die verwijzen naar de toetsen en bedieningsorganen. • Hieronder volgt een verklaring van de betekenis van de # en $ symbolen die verschijnen op het paneel van het product en met de hieronder gegeven toetsnamen. # : Geeft een functie aan die geactiveerd wordt door de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt te houden wanneer een toets ingedrukt wordt.
Algemene gids 5 Akkoordgebied Aflezen van de display Dit hoofdstuk geeft een verklaring van de inhoud van het displayscherm van het Digitale Keyboard. 1 2 4 5 6 3 1 Informatiegedeelte met details Dit gedeelte geeft een verscheidenheid aan informatie weer terwijl het Digitale Keyboard gebruikt wordt. Gebruik dit gedeelte om een juiste bediening te bevestigen bij het veranderen van waarden, bij het selecteren van een menu item en bij het uitvoeren van andere bedieningshandelingen.
Algemene gids Modi Menu’s Uw Digitale Keyboard heeft drie modi: een ritme modus, een kaartmodus en een melodiesequencer modus. De op dat moment geselecteerde modus wordt weergegeven als een indicator op de display. Kaartmodus C-9 (CARD) of R-15 (EXIT) toets U kunt dezelfde bedieningshandelingen volgen om menu’s te tonen die specifiek zijn voor de modus en functie. Houd om een menu weer te geven de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt terwijl u op de C-17 (MENU) toets drukt.
Algemene gids Opslaan van instellingen Uw Digitale Keyboard is uitgevoerd met een melodiesquencer en andere kenmerken die u kunt gebruiken om data die u creëert op te slaan. Deze opgeslagen data blijven behouden zelfs wanneer het Digitale Keyboard uitgeschakeld is.
Voorbereidingen voor het spelen Voorbereidingen voor de muziekblad standaard Partituurstandaard Gebruik van een stopcontact Zorg ervoor dat u enkel de netadapter (JEITA Standaard, met gecombineerde polariteitsstekker) die gespecificeerd is voor dit product gebruikt. Het gebruik van een ander type netadapter kan bedieningsproblemen veroorzaken. Gespecificeerde netadapter: AD-A12150LW Sluit de netadapter aan d.m.v. het meegeleverde netsnoer zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding.
Voorbereidingen voor het spelen Gebruiken van batterijen U kunt zes batterijen maat D gebruiken voor het leveren van stroom. • Gebruik alkaline of zink-koolstof batterijen. Gebruik geen oxyride batterijen of andere batterijen die nikkel bevatten. 1. Open het batterijencompartimentdeksel aan de onderkant van het Digitale Keyboard. ■ Lege batterij indicator Het onderstaande toont de geschatte levensduur van de batterijen.
Aansluitingen Aansluiten van de hoofdtelefoon Door de hoofdtelefoon te gebruiken wordt het geluid van de ingebouwde luidsprekers uitgeschakeld hetgeen betekent dat u zelfs ’s avonds laat kunt oefenen zonder anderen te storen. • Zorg ervoor altijd het volumeniveau laag in te stellen voordat u de hoofdtelefoon aansluit. T-4 Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES) • Er wordt geen hoofdtelefoon meegeleverd met het Digitale Keyboard. • Gebruik een los verkrijgbare hoofdtelefoon.
Aansluitingen Afgifte van de ingangssignalen van externe apparatuur of een microfoon via de luidsprekers van het Digitale Keyboard U kunt d.m.v. de luidsprekers van het Digitale Keyboard het geluid van een CD speler, een ander Digitale Keyboard of andere externe apparatuur of van een microfoon weergeven. • Stel het volume altijd in op een laag niveau d.m.v. de L-2 (MAIN VOLUME) regelaar telkens wanneer u iets aan gaat sluiten op het Digitale Keyboard.
Selecteren en spelen van een toon L-1 L-4 R-1 R-1- R-12 R-12 L-2 R-14 L-17 L-14 L-18 L-15 Inschakelen van de spanning van het Digitale Keyboard 1. Draai de L-2 (MAIN VOLUME) regelaar in de richting van MIN om het volume in te stellen op een laag niveau. 2. Verwijs naar “Aansluitingen” (pagina D-11) om de hoofdtelefoon, de versterker en andere apparatuur aan te sluiten. 3. Gebruik de L-1 (POWER) toets om de spanning in te schakelen.
Selecteren en spelen van een toon ■ Uitschakelen van de automatische stroomonderbreker 1. Druk op de L-1 (POWER) toets om deze uit te schakelen als het Digitale Keyboard ingeschakeld is. 2. Houd de L-4 ([A] POPS/ROCK/DANCE) toets ingedrukt en druk tegelijkertijd op de L-1 (POWER) toets om het Digitale Keyboard in te schakelen. 2. Druk op de L-17 (PLAY/STOP) toets om de weergave van de demonstratiemelodie te stoppen.
Selecteren en spelen van een toon 5. Nu kunt u op het toetsenbord spelen met de geselecteerde toon. • U kunt ook de R-14 (–, +) toetsen gebruiken om een toon te selecteren. Door één van beide toetsen ingedrukt te houden wordt met verhoogde snelheid door de toonnummers gescrolld. Door beide R-14 (–, +) toets tegelijkertijd ingedrukt te houden wordt toon 001 in de op dat moment geselecteerde groep geselecteerd.
Selecteren en spelen van een toon R-14 R-19 R-20 Aanbrengen van een laag met twee tonen 1. Verwijs naar de afzonderlijke “Appendix” om de groep(en) en nummers op te zoeken van de twee tonen (UPPER 1 gedeeltetoon en UPPER 2 gedeeltetoon) die u wilt gebruiken. 2. Controleer dat de @ en A indicators niet op de display aanwezig zijn. • Mochten deze toch worden weergegeven, druk dan op de R-19 (SPLIT) toets en/of op de R-20 (LAYER) toets om beide indicators uit de display te wissen.
Selecteren en spelen van een toon Specificeren van het toetsenbordsplitspunt Gebruiken van laag en splitsing samen 1. Houd de R-19 (SPLIT) toets ingedrukt en druk 1. Zie stappen 1 en 6 van de procedure onder tegelijkertijd op de klaviertoets waarvan u wilt dat dat de meest linkse toets wordt van het rechter (UPPER 1 gedeelte) bereik. LOWER gedeelte UPPER 1 gedeelte “Aanbrengen van een laag met twee tonen” (pagina D-16). 2.
Selecteren en spelen van een toon Verhogen en verlagen van de toonschaal van het toetsenbord (transponeren) De transponeerfunctie laat u de algehele toonschaal van het toetsenbord verhogen of verlagen in stappen van een halve toon. U kunt d.m.v. deze functie de toonschaal van het toetsenbord bijstellen op een sleutel die beter past bij een zanger, een ander muziekinstrument, enz. 1. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de R-14 (–, +) toetsen. Gebruiken van octaafverschuiving U kunt d.m.v.
Selecteren en spelen van een toon Gebruiken van de metronoom 1. Druk op de L-10 (METRONOME) toets. 3. Druk op de L-10 (BEAT) of R-15 (EXIT) toets. • Hierdoor wordt het metronoommaatslagscherm verlaten. Veranderen van de tempo instelling • Hierdoor start de metronoom. • De display toont het tempo samen met het tellen van de maten en maatslagen sinds u de metronoom startte.
Selecteren en spelen van een toon ■ Bijstellen van het tempo door een maat te tikken 1. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en tik lichtjes vier maal op de L-12 (TAP) toets met de snelheid (tempo) die u wilt instellen. Gebruiken van de toonhoogteregelaar Met de PITCH BEND regelaar (S-1) kunt u de toonhoogte veranderen van de noten die u aan het spelen bent door de regelaar naar voren en achteren te draaien.
Selecteren en spelen van een toon Selecteren van een temperament en fijnafstellen van de toonschaal Selecteer d.m.v. de toonschaalfunctie één van de 17 voorkeuzetemperamenten (toonschalen) voor de ingebouwde klankbron. U kunt elke noot van een toonschaal (van C - B) fijnstemmen in eenheden van één cent. Na het selecteren van één van de voorkeuzetemperamenten kunt u de instellingen bewerken voor aanpassing aan uw eigen voorkeur.
Selecteren en spelen van een toon 5. Druk tweemaal op de R-15 (EXIT) toets wanneer 5. Druk tweemaal op de R-15 (EXIT) toets wanneer u klaar bent. u klaar bent met het maken van bijstellingen. • Hierdoor wordt teruggekeerd naar het scherm dat getoond werd voordat u het toonschaalscherm toonde. • Hierdoor wordt teruggekeerd naar het scherm dat getoond werd voordat u het toonschaalscherm toonde.
Selecteren en spelen van een toon Automatisch spelen van Apeggio frasen (Arpeggiator) Met de arpeggiator kunt u automatisch verschillende arpeggio’s en andere frasen spelen door gewoonweg klaviertoetsen aan te slaan op het toetsenbord. U kunt uit een aantal verschillende arpeggiator opties kiezen, inclusief het spelen van arpeggio’s van een akkoord, het automatisch spelen van verschillende frasen en andere keuzes. 4. Druk op de R-18 (AUTO HARMONIZE/ ARPEGGIATOR) toets.
Gebruiken van automatische begeleiding L-4 - L-9 L-9 L-4 C-4 C-7 R-14 R-15 L-11 L-12 R-17 L-13 L-14 L-16 L-18 L-15 L-17 Bij automatische begeleiding kunt u gewoonweg het gewenste begeleidingsritme selecteren en zal de begeleiding (drums, gitaar, enz.) automatisch spelen terwijl u een akkoord speelt met uw linker hand. Het is net alsof u uw persoonlijke band heeft die u begeleidt waar u maar gaat.
Gebruiken van automatische begeleiding 6. Druk op de L-16 (SYNCHRO/ENDING) toets. • Hierdoor wordt synchro-standby ingeschakeld (automatische begeleiding die wacht totdat u een akkoord aanslaat) met de F indicator knipperend in de display. De knipperende F indicator betekent dat het normale automatische begeleidingspatroon standby staat. 7. U kunt ook d.m.v. de hieronder beschreven toetsen veranderen naar de intro of variatiepatroon standbystatus.
Gebruiken van automatische begeleiding Selecteren van een akkoord vingerzet modus Terwijl de automatische begeleiding gespeeld wordt dient u het akkoordtoetsenbord te gebruiken om de akkoordgrondtoon en het type te specificeren. Het gedeelte van het toetsenbord links van het splitspunt (pagina D-17) is het akkoordtoetsenbord. De onderstaande afbeelding toont de bereik van het akkoordtoetsenbord bij de oorspronkelijke default instellingen van de WK-7500.
Gebruiken van automatische begeleiding Wijzigen van automatische begeleidingspatronen Er zijn zes verschillende automatische begeleidingspatronen, zoals hieronder getoond. U kunt overschakelen tussen patronen tijdens de begeleidingsweergave en zelfs de patronen wijzigen. Selecteer d.m.v. de toetsen L-13 - L-16 het gewenste patroon.
Gebruiken van automatische begeleiding Gebruiken van automatische harmonisatie Met automatische harmonisatie wordt harmonie toegevoegd aan de melodienoten die u speelt met de rechter hand. U kunt kiezen uit één van de 12 automatische harmonisatie instellingen. Typenummer Typenaam 007 3WayClos Voegt een gesloten harmonie van 2 noten toe, voor een totaal van drie noten. 008 Strings Voegt een harmonie toe die optimaal is voor snaarinstrumenten.
Uitoefenen van effecten op een klank U kunt een verscheidenheid aan akoestische effecten uitoefenen op de klanken die worden geproduceerd door het Digitale Keyboard. De ingebouwde effecten omvatten een grote verscheidenheid waarbij u toegang krijgt tot een selectie algemene digitale effecten. • Het Digitale Keyboard laat u ook effect uitoefenen op de ingangssignalen van de T-5 (INST IN) en T-8 (MIC IN) aansluitingen.
Uitoefenen van effecten op een klank ■ DSP effectmodus configuratie De DSP effectmodus is geactiveerd terwijl “DSP” geselecteerd is als de “Chorus/DSP” effectparameter. DSP en nagalm kunnen gebruikt worden bij de DSP effectmodus.
Uitoefenen van effecten op een klank C-7 R-15 R-13 R-14 R-16 R-17 Selecteren van effect Effecten worden onderverdeeld in verschillende types (nagalm, zweving, DSP) zodat u eerst de procedure hieronder dient te volgen om een effecttype te selecteren. Toevoegen van nagalm aan klanken 1. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-7 (EFFECT) toets. • Een aanwijzerindicator wordt naast REVERB (nagalm) weergegeven wanneer iets anders dan “oFF” (uit) geselecteerd is als het nagalmtype.
Uitoefenen van effecten op een klank 2. Indien u wilt, verplaats dan d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de vetgedrukte haakjes (%) naar de “DSP Disable”instelling en verander dan d.m.v. de R-14 (–, +) toetsen de instelling naar “on” (aan). • Zie de onderstaande “Belangrijk!” opmerking hieronder voor nadere informatie aangaande deze instelling. • Als u de “DSP Disable” instelling inschakelt, sla dan de onderstaande stappen 3 en 4 over. 3. Verplaats d.m.v.
Uitoefenen van effecten op een klank 4. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de vetgedrukte haakjes (%) naar de “DSP” instelling. • Hierdoor verschijnt het nummer en de naam van het op dat moment geselecteerde DSP type in de vetgedrukte haakjes (%) in de display. Creëren van een gebruikers DSP U kunt een gebruikers DSP creëren door één van de ingebouwde voorkeuze DSP’s te bewerken. Gebruikers DSP nummers DSP gebieden genummerd 101 - 200 zijn voor het opslaan van gebruikers DSP’s.
Uitoefenen van effecten op een klank 5. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen 0 naar de parameter die u wilt veranderen. 10. Selecteer d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen het bestemming gebruikers DSP nummer dat u wilt gebruiken. 11. Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen de cursor naar de naamletterpositie die u wilt veranderen en selecteer dan d.m.v. de draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen het gewenste karakter.
Uitoefenen van effecten op een klank DSP parameterinstellingen De onderstaande tabel toont de parameters die geconfigureerd kunnen worden op het DSP bewerkingsscherm. De instellingen gemarkeerd met een asterisk (*) in de “Instelbereik” kolom zijn de oorspronkelijke defaults. Parameternaam Omschrijving Instelbereik Parameters 1 - 8 Het aantal parameters en instellingen dat beschikbaar is voor elke parameter hangt af van het DSP type. Zie “DSP Parameterlijst” (pagina D-157) voor details.
Gebruiken van de mixer R-15 R-13 R-14 R-16 C-7 R-17 C-17 Dit gedeelte: Mixer overzicht De klankbron van dit Digitale Keyboard is in staat om maximaal 32 afzonderlijke gedeelten tegelijkertijd weer te geven. Elk gedeelte kan afzonderlijk afgeregeld worden en elk gedeelte kan geconfigureerd worden om een ander muziekinstrument weer te geven. Verschillende tonen kunnen toegewezen worden aan elk onderdeel d.m.v.
Gebruiken van de mixer Mixerbewerking Veranderen van de mixerparameters • Wanneer u de vetgedrukte haakjes (%) naar één van de instelwaarden van een deelparameter verplaatst, worden alle deelparameterwaarden van de bank (A of B) waartoe het deel behoort, aangegeven door zwarte niveaumeters. 1. Druk op de C-7 (MIXER) toets. • Hierdoor verschijnt het mixerscherm.
Gebruiken van de mixer Veranderen van parameterinstellingen d.m.v. de schuifregelaars Terwijl het mixerscherm getoond wordt, verander d.m.v. schuifregelaars D-4 (1/9/EXT) - D-12 (MASTER) de getoonde parameterinstellingen. De D-1 (PART/COMMON), D-2 (GROUP A/B) en D-3 (1-8/9-16) toetsen worden gebruikt om de onderdelen te specificeren die corresponderen aan schuifregelaars D-4 (1/9/EXT) - D-11 (8/16).
Gebruiken van de mixer ● Schuifregelaars D-4 (1/9/EXT) - D-11 (8/16): Sta de configuratie toe van de volgende parameterinstellingen in overeenstemming met de momenteel getoonde mixerinstellingen.
Gebruiken van de mixer Om alle mixerparameters terug te stellen • Zie “Parameterlijst” (pagina D-163) voor nadere details betreffende hoe de oorspronkelijke defaultinstellingen geconfigureerd zijn wanneer u de volgende procedure uitvoert. 1. Houd terwijl het mixerscherm weergegeven wordt de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt terwijl u op de C-17 (MENU) toets drukt. • Hierdoor wordt het mixer menuscherm getoond met 0 naast “Initialize”.
Gebruiken van de mixer Mixerparameter instellingen De onderstaande tabel toont dat de parameters die op het mixerscherm geconfigureerd worden. De instellingen gemarkeerd met een asterisk (*) in de “Instelbereik” kolom zijn de oorspronkelijke defaults. MASTER Parameters MASTER parameters omvatten de items voor het bijstellen van het volumeniveau, panpositie en andere instellingen die op alle delen worden uitgeoefend.
Gebruiken van de mixer MIC/INST Parameters MIC/INST parameters omvatten instellingen die gerelateerd zijn aan de T-5 (INST IN) en T-8 (MIC IN) aansluitingen. Parameternaam Omschrijving Instelbereik Part (Mic/Inst Activeren) Specificeert of het geluidsingangssignaal dient te worden afgegeven (on) of niet oFF, on* (oFF). Volume (Mic/Inst Volume)*1 Specificeert het volumeniveau van alle geluidsingangssignalen.
Gebruiken van de mixer Deelparameters Deelparameters omvatten instelitems die bijgesteld kunnen worden voor de delen A01 - A16 en B01 - B16. Parameternaam Omschrijving Instelbereik TONE (Gedeeltetoon) Specificeert een toon voor elk deel. Selecteer d.m.v. de toetsen R-1 ([A] PIANO) through R-12 ([L] DRAWBAR ORGAN) een toongroep wanneer u deze parameter aan het configureren bent.
Gebruiken van de Toon Editor R-15 R-13 R-14 R-16 C-8 R-17 C-17 U kunt een gebruikerstoon creëren door één van de ingebouwde voorkeuzetonen te bewerken. • Dit hoofdstuk bespreekt het bewerken van de voorkeuzetoongroepen A - J. • Zie “Bewerken van trekorgeltonen” (pagina D-52) voor informatie aangaande het bewerken van groep L (trekorgel) tonen. Tooncreatie overzicht De voorkeuzetonen in dit Digitale Keyboard omvatten een aantal parameters.
Gebruiken van de Toon Editor (1) Toonkarakteristiek Golfvorm • Tooninstelling Specificeert welke van de voorkeuzetonen gebruikt dient te worden als de originele toon. (2) Volumekarakteristiek Parameters Deze parameters regelen hoe de toon verandert tegen de tijd, vanaf het moment dat de klaviertoets aangeslagen wordt totdat de toon wegsterft. U kunt veranderingen specificeren in volume- en geluidskarakteristieken.
Gebruiken van de Toon Editor Creëren van een gebruikerstoon 4. Selecteer de instelwaarde d.m.v. de draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen. • Door de R-14 (–, +) toetsen tegelijkertijd in te drukken wordt de parameter teruggezet op de oorspronkelijke default instelling. Gebruikerstoonnummers De toongebieden K:001 - K:100 zijn voor het opslaan van gebruikerstonen. U kunt maximaal 100 gebruikerstonen op elk moment opgeslagen hebben in het geheugen.
Gebruiken van de Toon Editor • De boodschap “Please Wait” (wachten a.u.b.) blijft op de display terwijl de data-opslagbewerking wordt uitgevoerd. Voer geen bediening uit terwijl deze melding wordt weergegeven. Data van het Digitale Keyboard kan gewist of onbruikbaar worden wanneer het Digitale Keyboard uitgeschakeld of de geheugenkaart verwijderd wordt. Het kan ook voorkomen dat het Digitale Keyboard niet ingeschakeld kan worden als op de L-1 (POWER) toets wordt gedrukt.
Gebruiken van de Toon Editor Toonparameterinstellingen De onderstaande tabel toont de parameters die geconfigureerd kunnen worden op het toonbewerkingsscherm. Zie “Tooncreatie overzicht” (pagina D-44) voor informatie aangaande elke parameter. De instellingen gemarkeerd met een asterisk (*) in de “Instelbereik” kolom zijn de oorspronkelijke defaults.
Gebruiken van de Toon Editor Parameternaam Omschrijving Instelbereik DSP Type (DSP type) Toont het DSP typenummer dat correspondeert aan de bovenstaande DSP waarde die automatisch als de oorspronkelijke defaultinstelling wordt ingesteld.*1 U kunt de oorspronkelijke default instelling wijzigen en een ander DSP type selecteren. 01 - 46*1 DSP Parameters 1 - 8 Toont maximaal acht parameters voor “DSP Type”.
Gebruiken van trekorgeltonen C-8 R-13 R-14 R-17 R-12 R-16 D-2 D-1 D-3 D-4- D-12 D-12 D-4 Uw Digitale Keyboard heeft trekorgeltonen die u kunt gebruiken om golfvormverhoudingen te mengen, precies zoals bij een trekorgel. De negen schuifregelaars die corresponderen aan trekstangen, kunnen worden gebruikt om harmonische overtoonniveau instellingen te veranderen en om klanken te creëren door percussie en klikklanken in real time toe te voegen terwijl u aan het spelen bent.
Gebruiken van trekorgeltonen Bijstellen van een trekorgeltoon in realtime Bijstellen van trekorgeltonen in realtime d.m.v. de schuifregelaars en toetsen. Om dit te doen: Bijstellen van toon harmonische overtoonniveau’s Doe dit: Schuif schuifregelaars D-4 (16') D-12 (1') omhoog en omlaag. • Door een van de schuifregelaar omhoog of omlaag de schuiven verandert de harmonische overtoon van de corresponderende “lengte” in voeten van het huidige niveau (de niveauvoorkeuze voor die toon).
Gebruiken van trekorgeltonen Bewerken van trekorgeltonen Gebruikers trekorgel toonnummers De toongebieden L:051 - L:100 zijn voor het opslaan van gebruikerstonen trekorgeltonen. U kunt maximaal 50 gebruikers trekorgeltonen op hetzelfde moment in het geheugen opgeslagen hebben. U kunt een gebruikers trekorgeltoon oproepen door op de R-12 ([L] DRAWBAR ORGAN) toets te drukken en daarna d.m.v. de draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen het gewenste toonnummer specificeren.
Gebruiken van trekorgeltonen Trekorgeltoon parameters instellingen De onderstaande tabel toont de parameters die geconfigureerd kunnen worden op het trekstangbewerkingsscherm. De instellingen gemarkeerd met een asterisk (*) in de “Instelbereik” kolom zijn de oorspronkelijke defaults. Parameternaam Instelling Instelbereik Ft16' - Ft1' (Trekstang 16' - Trekstang 1') Stelt de “lengte” van de harmonische overtoonniveau’s (16' - 1') in voeten 0* tot 3 bij. Perc.
Muziekvoorkeuzes R-15 L-9 L-4 - L-9 R-1 R-1- R-12 R-12 R-16 R-17 R-14 L-14 L-16 L-18 L-15 L-17 C-10 Gebruiken van muziekvoorkeuzes Met muziekvoorkeuzes wordt één-toets toegang verkregen tot automatische begeleiding, toon, nagalm en andere instellingen die geconfigureerd zijn in overeenstemming met de voorkeuze akkoordprogressies. Met in het totaal 305 voorkeuzes kunt u het keyboard gemakkelijk configureren voor een grotere verscheidenheid aan muziekstijlen.
Muziekvoorkeuzes 3. Selecteer d.m.v. toetsen van L-4 ([A] POPS/ ROCK/DANCE) - L-9 ([F] USER RHYTHMS) een muziekvoorkeuzegroep. • De L-9 ([F] USER RHYTHMS) toets dient voor de gebruikersvoorkeuzegroep. Zie “Creëren van een gebruikersvoorkeuze” (pagina D-58) voor details. 4. Scroll m.b.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen door de muziekvoorkeuzenummers totdat het gewenste nummer getoond wordt.
Muziekvoorkeuzes Muziekvoorkeuze instellingen De instellingen in de onderstaande tabel worden opgeroepen wanneer een muziekvoorkeuze geselecteerd is. • Behalve voor de akkoordprogressie kunnen alle instellingen worden aangepast nadat een muziekvoorkeuze geselecteerd is. Zie de informatie die aangegeven staat in de “Voor meer informatie” kolom van de tabel voor details aangaande het aanpasen van een bepaalde instelling.
Muziekvoorkeuzes Veranderen van automatische begeleidingsinstelingen van de muziekvoorkeuze Veranderen van het ritme tijdens het gebruik van een muziekvoorkeuze Terwijl het muziekvoorkeuzescherm wordt weegegeven, kunt u de L-18 (ACCOMP ON/OFF) toets gebruiken om de automatische begeleidingsinstellingen te veranderen. De toetsen L-4 ([A] POPS/ROCK/DANCE) - L-9 ([F] USER RHYTHMS) functioneren als selectietoetsen voor de muziekvoorkeuzegroep terwijl het muziekvoorkeuzescherm getoond wordt.
Muziekvoorkeuzes Creëren van een gebruikersvoorkeuze Gebruikersvoorkeuzenummers De voorkeuzegebieden F:001 - F:050 zijn voor het opslaan van gebruikersvoorkeuzes. U kunt maximaal 50 gebruikersvoorkeuzes op elk moment opgeslagen hebben in het geheugen. U kunt een opgeslagen gebruikersvoorkeuze oproepen door te drukken op de L-9 ([F] USER RHYTHMS) toets. Voor meer informatie zie “Uitvoeren van het gebruik van een muziekvoorkeuze” (pagina D-54). Creëren en opslaan van een gebruikersvoorkeuze 1.
Muziekvoorkeuzes 6. Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toets de 0 naar “Store” (opslaan) en druk vervolgens op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt een scherm getoond voor het specificeren van het bestemming gebruikersvoorkeuzenummer en de naam. • Door op de R-15 (EXIT) toets te drukken in plaats van stap 6 wordt het bevestigingsscherm hieronder getoond. Door op dit moment op de R-14 (YES) toets te drukken verschijnt het gebruikersvoorkeuze opslagscherm in step 6.
Muziekvoorkeuzes Instelling van de Timing en de akkoordprogressieweergave Dit hoofdstuk geeft een verklaring hoe akkoordprogressies worden weergegeven in overeenstemming met de “Timing” (Instellen Timing) instellingen in stap 5 onder “Creëren en opslaan van een gebruikersvoorkeuze” (pagina D-58). Merk op dat deze instelling alleen de weergave beïnvloed. Het verandert de akkoordprogressiedata niet. • Normal Speelt akkoorden op dezelfde timing als de opname.
Muziekvoorkeuzes • 3/4 Speel akkoorden maat-voor-maat bij een timing die 3/4 is van die van de opname. Deze instelling is het beste voor gebruik met een 6/8ste tijd ritme. Weergeven van een akkoordprogressie zoals dat getoond voor “Half” hierboven terwijl “3/4” gespecificeerd is, geeft het resultaat in de progressie die hieronder getoond wordt.
Muziekvoorkeuzes 5. Voer de volgende akkoordprogressie Bewerken van een akkoordprogressie bewerkingen uit. U kunt de voorkeuze akkoordprogressie wijzigen en deze opslaan als een gebruikersvoorkeuze of u kunt een nieuwe akkoordprogressie creëren vanaf het begin en deze dan opslaan. Akkoordprogressie bewerkingsstappen 1.
Muziekvoorkeuzes 4. Druk op de R-16 (ENTER) toets om de Wijzigen van opgenomen akkoorddata 1. Zie stappen 1 en 4 van de procedure op pagina veranderde waarde toe te passen. • Hierdoor stopt de cursor met knipperen. “Akkoordprogressie bewerkingsstappen” op pagina D-62. cursor naar het akkoord dat u wilt bewerken. • U kunt de timing (Maat:Maatslag:Tik) van het eerste akkoord van de gebruikersvoorkeuzedata niet veranderen. • U kunt d.m.v.
Muziekvoorkeuzes 4. Specificeer de plaats van de nieuwe akkoordinvoeging als het aantal maatslagen na de huidige cursorpositie. Specificeren van dit aantal maatslagen na de huidige cursorpositie: Druk op deze toets: 4 maatslagen R-1 (5) 2 maatslagen R-2 (1) 1 maatslag R-3 (2) 1/2 maatslag R-7 (6) 1/4 maatslag R-8 (7) • Met uitzondering van de R-8 (7) toets, als op de R-4 ( • ) toets wordt gedrukt na indrukken van één van de bovenstaande toetsen wordt het aantal maatslagen vergroot met 1,5.
Muziekvoorkeuzes Uitvoeren van menubewerkingen 1. Zie stappen 1 en 4 van de procedure op pagina “Akkoordprogressie bewerkingsstappen” op pagina D-62. 2. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets. 3. Hierdoor wordt een scherm weergegeven zoals het hier onder getoonde. 4. Voer de gewenste menubewerking uit. Om dit te doen: Doe dit: Wis alle bestaande akkoorden. (Initialize)*1 Verplaats d.m.v.
Opslaan van keyboard basisinstellingen in het registratiegeheugen L-1 R-14 C-11 C-13 C-15 C-17 C-10 C-12 C-14 C-16 Het registratiegeheugen laat u basisinstellingen (toon, ritme, etc.) van het Digitale Keyboard opslaan voor onmiddellijk oproepen wanneer u deze instellingen nodig heeft. • Zie “Parameterlijst” (pagina D-163) voor informatie aangaande items die onderdeel kunnen zijn van een registratie basisinstelling.
Opslaan van keyboard basisinstellingen in het registratiegeheugen Basisinstelling 1-1 Basisinstelling 1-2 Basisinstelling 1-3 Toonnummer E:016 H:001 A:001 Ritmenummer A:015 E:013 A:044 080 140 089 Tempo Een basisinstelling opslaan in het registratiegeheugen 1. Configureer de toon, het ritme en andere instellingen die u in de basisinstelling wilt opnemen. 2. Druk op de C-10 (BANK) toets om de gewenste bank te selecteren. • De boodschap “Please Wait” (wachten a.u.b.
Gebruiken van de melodiesequencer C-5 C-6 C-7 R-15 R-1 R-1- R-12 R-12 R-16 R-17 R-14 R-13 L-13 L-15 L-14 L-17 C-11 C-14 C-10 C-12 C-13 U kunt m.b.v. de melodiesequencer het toetsenbordspel (inclusief automatische begeleiding) opnemen of afzonderlijke onderdelen (opnamen met meerdere sporen) opnemen en ze combineren tot een uiteindelijke melodie. Na het opnemen van data kunt u elke afzonderlijke noot (gebeurtenis) bewerken. U kunt maximaal vijf opgenomen melodieën (in het totaal circa 30.
Gebruiken van de melodiesequencer 2. Druk op de C-6 (RECORD) toets. • De toets begint te knipperen en het EASY REC scherm hieronder verschijnt op de display. Melodiegebiednummer Pijlen (e) tonen alle onderdelen van Groep A. Dit geeft aan dat bij het Digitale Keyboard de systeemspoor (pagina D-70) opnamestandby ingeschakeld is. • Een asterisk (*) naast een melodiegebiednummer geeft aan dat er reeds data opgenomen is in dat gebied.
Gebruiken van de melodiesequencer Neem d.m.v. EASY REC een toetsenbordspel op d.m.v. een muziekvoorkeuze 1. Voer de stappen 1 - 4 uit onder “Uitvoeren van het gebruik van een muziekvoorkeuze” (pagina D-54). 2. Druk op de C-6 (RECORD) toets. • De toets begint te knipperen en het EASY REC scherm verschijnt op de display. 3. Begin iets te spelen d.m.v. een muziekvoorkeuze. Zie “Uitvoeren van het gebruik van een muziekvoorkeuze” (pagina D-54) voor details.
Gebruiken van de melodiesequencer Systeemspoor en Spoor 01 - 16 Gemeenschappelijke opname Inhoud ■ Starten van de opname • • • • • Maatslaginstelling Ritmeselectie Tempo instelling Toonschaal instelling De onderstaande mixerinstellingen – Alle deelparameters van A04 - A07 en B01 - B16 (Exclusief deel aan/uit).
Gebruiken van de melodiesequencer Opnemen van afzonderlijke sporen Dit gedeelte geeft een uitleg over hoe het systeemspoor wordt opgenomen en hoe wordt opgenomen naar Sporen 01 - 16. Zie “Wat u kunt doen met de melodiesequencer” (pagina D-70) voor details aangaande spoorconfiguratie en wat er op elk spoor wordt opgenomen. 4. Selecteer d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen het systeemspoor.
Gebruiken van de melodiesequencer Opnemen op Sporen 01 - 16 • Pagina 2 van het menuscherm heeft een “RecType” (opnametype) instelling maar deze instelling kan niet worden gebruikt bij het opnemen van uw spel naar een systeemspoor. 1. Druk op de C-5 (SONG SEQUENCER) toets om de melodiesequencermodus in te schakelen. 7. Speel iets op het keyboard. • De opname start automatisch wanneer u een van de volgende bewerkingen uitvoert.
Gebruiken van de melodiesequencer 4. Selecteer d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen een spoor (Spoor 01 - Spoor 16). (5) Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toets 0 naar “RecType” en druk vervolgens op de R-14 (–, +) toetsen om “REPL” of “OVDB” te selecteren. Wanneer u dit type opname wilt uitvoeren: 5. Configureer de paneelinstellingen zoals naar selecteer deze RecType optie. Wis enige data die zich nog op het spoor bevinden en begin met een nieuwe opname.
Gebruiken van de melodiesequencer Wissen van de inhoud van een enkel spoor onmiddellijk nadat u het heeft opgenomen 1. Terwijl het oorspronkelijke scherm op de Wissen van een enkel melodie onmiddellijk nadat u die heeft opgenomen 1. Terwijl het oorspronkelijke scherm op de melodiesequencermodus is, houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt terwijl u op de C-17 (MENU) toets drukt. melodiesequencermodus is, houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt terwijl u op de C-17 (MENU) toets drukt.
Gebruiken van de melodiesequencer Mixerinstellingen en de melodiesequencermodus U kunt toegang verkrijgen tot de mixer tijdens de weergavestandby of de opnamestandby (C-6 (RECORD) toets knippert) of terwijl de opname plaats aan het vinden is (C-6 (RECORD) toets brandt). Druk op de C-7 (MIXER) toets om het mixerscherm te tonen. Druk nogmaals op de C-7 (MIXER) toets of druk op de R-15 (EXIT) toets om terug te gaan naar de melodiesequencermodusscherm.
Gebruiken van de melodiesequencer 6. Druk op de L-17 (START/STOP) toets. • Hierdoor wordt toets-voor-toets weergave gestart. • De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens de toets-voor-toets weergave. Ze helpen u snel en gemakkelijk te gaan naar het startpunt voor heropname. Om dit te doen: Doe dit: Versneld voorwaarts gaan Houd de L-15 (dFF) toets ingedrukt. Versneld terugwaarts gaan Houd de L-14 (sREW) toets ingedrukt. Pauzeren Druk op de L-16 (PAUSE) toets.
Gebruiken van de melodiesequencer 6. Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toets de cursor en verander dan d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen de waarde bij de cursorstand en druk vervolgens op de R-16 (ENTER) toets. • Als u reeds een bereik gespecificeerd heeft d.m.v. het locatiescherm (pagina D-80), dan kunt u dat bereik kopiëren naar dit scherm door de L-13 (REPEAT) toets ingedrukt te houden. Opname startpunt Opname eindpunt 7.
Gebruiken van de melodiesequencer 5. Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toetsen de 0 naar “PanelRecord”. 4. Druk op de L-17 (START/STOP) toets. • Hierdoor wordt de weergave gestart. De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens de weergave. Om dit te doen: 6. Druk op de R-16 (ENTER) toets. 7. Druk als reactie op de “Sure?” boodschap die verschijnt op de R-14 (YES) toets om de paneelopnamebewerking uit te voeren of op de R-14 (NO) toets om te annuleren.
Gebruiken van de melodiesequencer Weergeven van alleen een bepaald gedeelte 1. Druk op de C-5 (SONG SEQUENCER) toets om de melodiesequencermodus in te schakelen. 2. Selecteer d.m.v. de draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen een melodiegebiednummer. Herhalen van de weergave van een specifieke fase 1. Houd de L-13 (REPEAT) toets ingedrukt totdat het hieronder getoonde localiseringsscherm (locator) in de display verschijnt. 3. Druk op de C-7 (MIXER) toets om het mixerscherm te tonen. 4. Selecteer d.m.
Gebruiken van de melodiesequencer 7. Druk op de L-17 (START/STOP) toets om de weergave te stoppen. • Door op de R-15 (EXIT) toets te drukken zonder op de R-16 (ENTER) toets te drukken in stap 4 hierboven wordt de frase instelbewerking geannuleerd en het localiseringsscherm afgesloten.
Gebruiken van de melodiesequencer Wissen van een melodie 1. Voer de procedure uit onder “Starten van een 4. Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toetsen de vetgedrukte haakjes (%) naar “To”. melodie editorbewerking” on pagina D-81 om het melodie bewerkingsmenu te tonen met de 0 bij “Clear” (wissen). 2. Druk op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt het “Clear Song” scherm getoond. 3. Specificeer d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen het melodiegebiednummer dat u wilt wissen.
Gebruiken van de melodiesequencer Wissen van een of meer maten van een melodie 1. Voer de procedure uit onder “Starten van een melodie editorbewerking” op pagina D-81 om het melodie bewerkingsmenu te tonen. 2. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0 naar “DeleteMeas.” (maat wissen) en druk daarna op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor verschijnt het “Delete Measure” scherm. Op dat moment zullen de vetgedrukte haakjes (%) bij de “Measure” instelling worden geplaatst. 3. Specificeer d.m.v.
Gebruiken van de melodiesequencer Extraheren van de inhoud opgenomen op het systeemspoor van spoor 04 - 07 of 09 - 16 Zoals in detail uitgelegd wordt onder “Melodieën, sporen en gedeelten” (pagina D-70), is het systeemspoor een afzonderlijk spoor terwijl het toetsenbordspel en de automatische begeleidingsdata afzonderlijk opgenomen worden naar meerdere delen (A04 - A07, A09 - A16).
Gebruiken van de melodiesequencer Bewerken van een Spoor De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens spoorbewerking (systeemspoor, Sporen 01 - 16). • Wissen van een enkel spoor • Kopiëren van het ene spoor naar het andere (alleen bij Sporen 01 - 16) • Combineren van twee sporen in een enkel spoor (aleen Sporen 01 - 16) Wissen van een enkel spoor 1. Voer de procedure uit onder “Starten van een spoor editorbewerking” op pagina D-85 om het spoorbewerkingsmenu te tonen. 2.
Gebruiken van de melodiesequencer Kopiëren van het ene spoor naar het andere (alleen bij Sporen 01 - 16) 1. Voer de procedure uit onder “Starten van een Combineren van twee sporen in een enkel spoor (aleen Sporen 01 - 16) 1. Selecteer in de melodiesequencermodus d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen de lagere van de genummerde sporen die u wilt combineren. spoor editorbewerking” op pagina D-85 om het spoorbewerkingsmenu te tonen. • Als voorbeeld zullen we Spoor 03 en Spoor 05 combineren tot Spoor 06.
Gebruiken van de melodiesequencer 7. Druk nadat alles naar wens is op de R-16 (ENTER) toets. • Als het bestemmingsspoor geen opgenomen data bevat, start het combineren van de sporen onmiddellijk. • Als het bestemmingsspoor reeds opgenomen data bevat, vraagt de bevestigingsboodschap hieronder of u de bestaande data wilt vervangen. Starten van een gebeurtenis editorbewerking 1. Druk op de C-5 (SONG SEQUENCER) toets om de melodiesequencermodus in te schakelen. 2.
Gebruiken van de melodiesequencer Het volgende geeft de betekenis van elke schermpositie. Gebeurtenistype en scherminhoud Het gebeurtenis bewerkingsscherm geeft de afzonderlijke gebeurtenissen die onderdeel uitmaken van een melodie weer als waarden en karakters zoals getoond in het voorbeeldscherm hieronder.
Gebruiken van de melodiesequencer ■ Gebeurtenisdatalijst De volgende tabel toont het gebeurtenistype dat correspondeert aan de afkortingen die in de display verschijnen, alsmede de parameters van elk gebeurtenistype en de instelbereiken. • “2 display” en “4 display” in de tabelvoorloopdata corresponderen aan de 2, 4 schermposities onder “Aflezen van gebeurtenisdata” (pagina D-88).
Gebruiken van de melodiesequencer Systeemspoorgebeurtenis Gebeurtenistype 2 display Gebeurtenisnaam 2 display tijdens het invoegen 4 display Parameternaam Instelbereik TnU1 UPPER 1 Toon [Tone_U1] VALU Toonnummer A:001 - L:100 TnU2 UPPER 2 Toon [Tone_U2] VALU Toonnummer A:001 - L:100 TnLo LOWER Toon [Tone_Lo] VALU Toonnummer A:001 - L:100 TnHm Automatische harmonisatietoon [Tone_Hm] VALU Toonnummer A:001 - L:100 *1 Akkoord [Chord] RHY Ritme [Rhythm] Rctl Ritmeregelaar [
Gebruiken van de melodiesequencer Gebeurtenistype 2 display tijdens het 2 display Gebeurtenisnaam invoegen RSnd Gedeeltenagalm zenden [RevSend] CSnd Gedeeltezweving zenden [ChoSend] 4 display Parameternaam PART Part VALU Gedeeltenagalm zenden PART Part VALU Gedeeltezweving zenden PART Part Instelbereik UPP1, UPP2, LOWR, HARM 000 - 127 UPP1, UPP2, LOWR, HARM 000 - 127 UPP1, UPP2, LOWR, HARM DspL Deel DSP Lijn [DspLine] VALU Deel DSP Lijn AVol Begeleidingsvolume*5 [AcmpVol] VAL
Gebruiken van de melodiesequencer Selecteren van de gebeurtenistypes die verschijnen op het Gebeurtenis Bewerkingsscherm (View Select) (kijkselectie) 1. Voer de procedure uit onder “Starten van een gebeurtenis editorbewerking” (pagina D-87). 2. Geef d.m.v. de R-17 (i) toets pagina drie van het gebeurtenis bewerkingsmenu weer met 0 geplaatst bij “ViewSelect” (kijkkeuze). 3. Druk op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt het “View Select” (kijkkeuze) scherm getoond.
Gebruiken van de melodiesequencer Wissen van alle gebeurtenissen op een spoor 1. Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van het spoor weer dat de gebeurtenis bevat die u wilt wissen. • Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina D-91). 2. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets om het gebeurtenis bewerkingsscherm te tonen. 3. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0 naar “Delete” (Wissen) en druk daarna op de R-16 (ENTER) toets.
Gebruiken van de melodiesequencer 5. Druk nadat alles naar wens is op de R-16 Invoegen van een gebeurtenis 1. Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van het spoor weer dat de gebeurtenis bevat die u wilt invoegen. (ENTER) toets. • Hierdoor wordt de gespecificeerde gebeurtenis ingevoegd. • Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina D-91). 2. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de cursor naar de positie waar u de gebeurtenis wilt invoegen.
Gebruiken van de melodiesequencer 3. Druk op de C-12 (COPY) toets. • Hierdoor wordt het “Copy” (Kopieer) scherm getoond. • Als u reeds een bereik heeft gespecificeerd d.m.v. het localiseringsscherm (pagina D-80), dan zal dat bereik worden weergegeven op het bereikspecificatiescherm. Quantizeren van een afzonderlijke nootgebeurtenis 1. Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van het spoor weer dat de gebeurtenis bevat die u wilt quantizeren. • Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina D-91). 2.
Gebruiken van de melodiesequencer Quantizeren van alle nootgebeurtenissen op een spoor 1. Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm weer van het spoor dat u wilt quantizeren. • Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina D-91). 4. Verander d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen de instelling in de vetgedrukte haakjes (%) naar “Locator” (localisering). • Hierdoor wordt een bereikspecificatiescherm weergegeven zoals het hier onder getoonde. • Als u reeds een bereik heeft gespecificeerd d.m.v.
Gebruiken van de melodiesequencer Wissen van toonhoogteregel gebeurtenissen U kunt d.m.v. de procedures in dit hoofdstuk alle toonhoogteregel gebeurtenissen van een spoor wissen of van een specifiek bereik op een spoor. • Voer de bewerking uit onder “Wissen van een afzonderlijke gebeurtenis” (pagina D-92) om afzonderlijke toonhoogteregel gebeurtenissen te wissen.
Gebruiken van de melodiesequencer Afregelen van de snelheidwaarde van een nootgebeurtenis 6. Druk op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt een instelscherm weergegeven zoals het hier onder getoonde. 1. Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm weer van het spoor dat u wilt bewerken. • Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina D-91). 2. Afhankelijk van het type bijstelling dat u wilt maken, voer één van de onderstaande bewerkingen uit.
Gebruiken van de melodiesequencer Afregelen van de poorttijdwaarde van een nootgebeurtenis 1. Voer de stappen 1 - 5 uit onder “Afregelen van de snelheidwaarde van een nootgebeurtenis” (pagina D-98). Selecteer in stap 4 “GatetimeMod.” i.p.v. “VelocityMod.”. 2. Druk op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt een instelscherm weergegeven zoals het hier onder getoonde. • Het volgende geeft een verklaring van de betekenissen en instelbereiken van de in-beeld items.
Gebruiken van de melodiesequencer Invoegen van een maatslaggebeurtenis 1. Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Wissen van een maatslaggebeurtenis” (pagina D-99). 2. Verplaats de cursor naar de maatslag gebeurtenis die onmiddellijk voorafgaat aan de plaats waar u een nieuwe maatslag gebeurtenis wilt invoegen. 3. Druk op de C-11 (INSERT) toets. • Hierdoor wordt een nieuwe maatslag gebeurtenis ingevoegd bij de volgende maat na de cursorpositie die u selecteerde in stap 2, die geen maatslag gebeurtenis bevat.
Gebruiken van de melodiesequencer 5. Specificeer d.m.v. de toetsen R-1 (5) - R-4 (•) en de toetsen R-7 (6) - R-10 (,) de lengte van de noot die u wilt invoeren. • Zie voor informatie over hoe de nootlengte wordt gespecificeerd stap 4 onder “Invoegen van een gebeurtenis” (pagina D-94). • U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren tijdens stappeninvoer om bogen en rustpauzes tussen te voegen. Om dit te doen: Voer deze bewerking uit: 1.
Gebruiken van de patroonsequencer L-9 C-4 R-15 R-13 R-14 R-16 C-7 R-17 L-13 L-14 L-16 L-15 L-17 C-10 Aangaande de patroonsequencer U kunt d.m.v. de patroonsequencer begeleidingspatronen creëren die klinken terwijl u de automatische begeleidingsfunctie gebruikt van het Digitale Keyboard waarna u ze kunt opslaan als gebruikersritmes.
Gebruiken van de patroonsequencer Hieronder wordt de status beschreven van elk van de verschillende instrumentgedeelten die in de linker onderhoek verschijnen. Wanneer dit getoond wordt: Fix Data (Vaste data) Recorded Data (Opgenomen data) Empty (Geen data) Betekent dat dit: Data van een instrumentgedeelte van een een voorkeuzeritme of gebruikersritme. De enige instellingen die bewerkt kunnen worden voor een instrumentgedeelte met deze status zijn de mixerinstellingen.
Gebruiken van de patroonsequencer ■ Vervangen van de begeleidingspatronen van een bestaand ritme door nieuwe opnamen. Met deze procedure kunt u een of meer van de begeleidingspatronen opnemen van een bestaand voorkeuzeritme of van een eerder opgeslagen gebruikersritme om een nieuw ritme te creëren. In dit geval wist u alle opnamegebieden inclusief een begeleidingspatroon en daarna creëert u nieuwe opnamen van elk onderdeel van het begeleidingspatroon.
Gebruiken van de patroonsequencer 3. Selecteer d.m.v. de toetsen L-13 (INTRO) - L-16 (SYNCHRO/ENDING) het begeleidingspatroon dat u wilde weergeven. Als u bijvoorbeeld het INTRO begeleidingspatroon wilt bewerken, druk dan op de L-13 (INTRO) toets. • Telkens bij indrukken van de L-14 (NORMAL/FILL-IN) toets wordt heen en weer geschakeld tussen NORMAL en NORMAL FILL-IN en telkens bij indrukken van de L-15 (VARIATION/FILL-IN) toets tussen VARIATION en VARIATION FILL-IN.
Gebruiken van de patroonsequencer Configureren van de patroonopnameinstellingen (Rec Menu) (opnamemenu) 1. Druk op de C-6 (RECORD) toets terwijl het patroonsequencerscherm getoond wordt. • De toets begint te knipperen en de opnamestandbymodus wordt ingeschakeld bij het Digitale Keyboard. 2. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets. • Hierdoor wordt een opnamemenuscherm weergegeven zoals het hier onder getoonde.
Gebruiken van de patroonsequencer Bewerken van een bestaand ritme 1. Voer de stappen 1 - 6 uit onder “Repeteren (1) Druk op de C-7 (MIXER) toets om het mixerscherm te tonen. alvorens een bestaand ritme te bewerken” (pagina D-104). 2. Voer de procedure uit onder “Configureren van de patroonopnameinstellingen (Rec Menu) (opnamemenu)” (pagina D-106). • Deze stap is niet nodig wanneer u bewerkingen wilt uitvoeren d.m.v.
Gebruiken van de patroonsequencer 6. Als u noten wilt opnemen die u in real-time speelt op het toetsenbord, voer dan de volgende stappen uit. • De bewerking die u hier kunt uitvoeren hangt af van de status (pagina D-103) van het op dat moment geselecteerde onderdeel, zoals hieronder beschreven. Voor deze status: Kunt u deze bewerking uitvoeren: Fix Data Voer stap (2) van de onderstaande procedure uit om nieuwe noten op te nemen om de instrumentonderdelen te vervangen in de opnamegebieden.
Gebruiken van de patroonsequencer 8. Herhaal de stappen 4 - 7 voor alle onderdelen 4. Configureer het begeleidingspatroonnummer die u wilt bewerken. van de maat- en maatslaginstellingen. • Het wordt aanbevolen dat u het ritme opslaat als een gebruikersritme elke maal dat u klaar bent met het bewerken van elk begeleidingspatoon. Zie “Opslaan van een bewerkt of nieuw gecreëerd ritme” (pagina D-111) voor details hoe u dat moet doen.
Gebruiken van de patroonsequencer 6. Configureer de mixerinstellingen voor het geselecteerde instrumentonderdeel. U kunt deze stap overslaan als u mixerinstellingen niet wilt configureren. • Zie stap 5 onder “Bewerken van een bestaand ritme” (pagina D-107) voor details aangaande de bewerkingen van de mixerinstellingen. 7. Configureer de onderdeelparameterinstellingen voor het geselecteerde instrumentonderdeel. U kunt deze stap overslaan als u onderdeelparameterinstellingen niet wilt configureren.
Gebruiken van de patroonsequencer Creëren van een nieuw ritme vanaf het begin 1. Druk op de C-4 (PATTERN SEQUENCER) toets. • Hierdoor wordt het patroonsequencerscherm getoond. Zie stap 2 onder “Repeteren alvorens een bestaand ritme te bewerken” voor details aangaande de scherminhoud (pagina D-104). 2. De 0 dient naast “Store” (opslaan) te zijn, druk daarom dus op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt een scherm getoond voor het specificeren van het bestemming gebruikersritmenummer en de ritmenaam.
Gebruiken van de patroonsequencer • Door op de R-15 (EXIT) toets te drukken in plaats van stap 1 wordt het bevestigingsscherm hieronder getoond. Door op dit moment op de R-14 (YES) toets te drukken verschijnt het gebruikersritme opslagscherm in step 2. Creëren van een gebruikersritme door opwindende ritme onderdelen te combineren (Easy Edit) U kunt ook instrument onderdelen van verschillende ritmes (voorkeuzeritmes of gebruikersritme) combineren om een nieuw gebruikersritme te creëren. U kunt ook d.m.v.
Gebruiken van de patroonsequencer 5. Selecteer d.m.v. de toetsen L-13 (INTRO) - L-16 (SYNCHRO/ENDING) het begeleidingspatroon dat u wilt bewerken. 6. Selecteer de R-17 (u, i) toetsen om het instrumentonderdeel te selecteren dat u wilt bewerken. 7. Bewerk het geselecteerde begeleidingsinstrumentonderdeel naar wens.
Gebruiken van de patroonsequencer Inhoud van het gebeurtenisbewerkingsscherm Het gebeurtenisbewerkingsscherm toont de afzonderlijke gebeurtenissen die opgenomen worden op een instrumentonderdeel zoals getoond in het voorbeeldscherm hieronder. ● Toonhoogteregelaar, modulatie “Bend” (toonhoogteregel gebeurtenis) of “Mod” (modulatie gebeurtenis) wordt rechts van de gebeurtenis locatie informatie getoond, gevolgd door de parameterwaarde.
Gebruiken van de patroonsequencer Bewerken van gebeurtenissen met de patroonsequencer 1. Selecteer op het patroonsequencerscherm de 4. Voer de volgende bewerkingen uit. Om dit te doen: Voer deze procedure uit, te beginnen met stap 2.
Gebruiken van de patroonsequencer Configureren instrumentonderdeel weergave instellingen (Part Parameters) De instellingen in dit hoofdstuk regelen hoe instrumentsonderdelen klinken die u op het moment aan het bewerken of aan het creëren bent wanneer ze worden weergegeven worden als automatische begeleiding nadat ze werden opgenomen als een gebruikersritme. Deze instellingen worden geconfigureerd d.m.v. het “PartPara” (onderdeelparameter) item op het bewerkingsmenu.
Gebruiken van de patroonsequencer Patroonsequencer onderdeelparameters ■ Table (Akkoordconversietabel) Het opnemen van elk begeleidingspatroon wordt gewoonlijk uitgevoerd na C majeur (grondtoon van C, majeurtype).* Wanneer een automatische begeleiding wordt gespeeld kunt u een grondtoon gebruiken anders C en een akkoordtype anders dan majeur, indien u dat wenst. Dit wordt bewerkstelligd d.m.v.
Gebruiken van de patroonsequencer ■ BreakPoint (breekpunt) Deze parameter specificeert de sleutel C - B, wat het punt is waarop de automatische bas en akkoordnoten een octaaf omlaag gaan.
Gebruiken van de patroonsequencer Kopiëren van voorkeuze- of gebruikers ritme instrumentonderdeel data naar een opnamegebied • Deze procedure kopieert alleen nootgebeurtenissen • U kunt deze procedure niet uitvoeren als INTRO of ENDING geselecteerd wordt als het begeleidingspatroon. • Als een percussie onderdeel of een drumonderdeel wordt specificeerd als het kopieerbestemming instrumentonderdeel, kunt u een percussie onderdeel of een drumonderdeel specificeren als de kopiebron.
Gebruiken van de patroonsequencer Bewerkingen van begeleidingspatroon en ritme Wissen van alle instrumenonderdelen opnamegebieden die onderdeel uitmaken van een begeleidingspatroon 1. Houd terwijl het patroonsequencerscherm getoond wordt, de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-4 (EDIT) toets om het bewerkingsmenu te tonen. 2. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0 naar “ElementEdit” (Element Bewerken) en druk daarna op de R-16 (ENTER) toets.
Opnemen en weergeven van audio Alle geluidsweergave van het Digitale Keyboard kan opgenomen worden als audiobestanden op een geheugenkaart. De maximale opnametijd voor een enkel audiobestand is ongeveer 13 minuten. U kunt maximaal vijf geluidsbestanden opgenomen hebben op een enkele geheugenkaart. • Om de bewerkingen in dit hoofdstuk uit te voeren dient u een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een SDHC geheugenkaart te hebben met een capaciteit tussen 2 GB en 32 GB (pagina D-136).
Opnemen en weergeven van audio Uitvoeren van audio opname Modi die audio opname ondersteunen U kunt toetsenbordspel opnemen tijdens de ritmemodus of melodiesequencermodus. • Het opnemen wordt in feite uitgevoerd tijdens de audio opnamemodus, maar u kunt overschakelen tussen het ritmemodusscherm en het melodiesequencermodusscherm van het audio opnamemodusscherm. A : of < indicator op de display geeft aan of het ritmemodusscherm of het melodiesequencermodusscherm geselecteerd is.
Opnemen en weergeven van audio C-2 C-3 C-5 C-9 R-15 R-13 R-14 R-16 R-17 L-13 L-14 L-16 L-18 L-15 L-17 Voorbereidingen voor geluidsopname 1. Verwijs naar “Geluidsopname” (pagina D-121) en bepaal wat type spel u wilt opnemen. 2. Als u van plan bent een microfoon, een CD speler of andere externe apparatuur wilt gebruiken als geluidsbron tijdens het opnemen, schakel dan zowel de externe apparatuur als het Digitale Keyboard uit en breng de aansluiting tot stand.
Opnemen en weergeven van audio 4. Voer indien gewenst de onderstaande stappen uit om over te schakelen van het tijdtellerscherm naar het tempo-, maat- en maatslagscherm. Ga direct door naar stap 5 als u de tijdteller aan wilt houden. • Als u een bestandnummer selecteert voorafgaand door een asterisk (*) in stap 5, verschijnt een bevestigingsscherm zoals het hieronder getoonde voor het vervangen van het bestand. (1) Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets.
Opnemen en weergeven van audio Opnemen van het spelen d.m.v. een muziekvoorkeuze 1. Voer de procedure uit onder “Voorbereidingen voor geluidsopname” (pagina D-123). • Hierdoor wordt de ritmemodus ingeschakeld. 2. Voer de stappen 1 - 4 uit onder “Uitvoeren van het gebruik van een muziekvoorkeuze” (pagina D-54). • Hierdoor wordt de muziekvoorkeuze opname op standby gezet. 3. Voer de stappen 3 - 6 uit onder “Opnemen van de weergave tijdens de ritmemodus” (pagina D-123) om het opnemen te starten. 4.
Opnemen en weergeven van audio Weergeven van audio • Het geluidsweergavescherm dat hieronder wordt getoond zal op de display te zien zijn. Geluidsbestandnummer • U kunt geluidsweergavebewerkingen van de ritmemodus of de melodiesequencermodus starten. U kunt niet vanaf de kaartmodus starten. • U kunt normale toetsenbordweergave uitvoeren samen met geluidsweergave en u kunt lagen en splitsen gebruiken.
Opnemen en weergeven van audio 4. Druk op de L-17 (PLAY/STOP) toets. • Hierdoor wordt de weergave van het geluidsbestand gestart en verandert de L-17 (PLAY/STOP) toets van de knipperende naar de brandende toestand. De tijdteller begint ook te tellen. • De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens de weergave. Om deze bewerking uit te voeren: Doe dit: Versneld voorwaarts gaan Houd de L-15 (dFF) toets ingedrukt of draai de draairegelaar naar rechts.
Opnemen en weergeven van audio Herhalen van de weergave van een specifieke fase 1. Voer de stappen 1 - 4 uit onder “Weergeven van een opgenomen geluidsbestand” (pagina D-126) om de weergave te starten. 2. Druk op de L-13 (REPEAT) toets wanneer de weergave de locatie bereikt die u wilt specificeren als het startpunt voor herhaling. • Hierdoor wordt een scherm getoond zoals hier hieronder getoonde, wat het startpunt toont dat u specificeerde (minuten:seconden) en de knipperende ? indicator.
Opnemen en weergeven van audio Wissen van de data of een geluidsbestand of wissen van een geluidsbestand 1. Druk op de C-2 (AUDIO PLAY) toets om de geluidsweergavemodus in te schakelen. 2. Toon d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen het geluidsbestand dat u wilt wissen. • Als een geluidsbestand van 001 - 005 geselecteerd wordt, betekent dit dat het een geluidsbestanddata wisbewerking betreft. In dit geval wordt het bestand zelf niet gewist.
Gebruiken van het functiemenu R-15 R-13 R-14 R-16 R-17 C-17 De functiemenu bevat globale instellingen zoals items voor afregelen van toonschaal en gevoeligheid, lokale controle aan/uit die relatief weinig hoeven te worden veranderd. Dit omvat ook bepaalde geheugenkaartbewerkingen (formatteren, enz.). Gebruiken van het functiemenu Dit hoofdstuk verklaart de functiemenu bewerkingen. Zie “Instellingen van het functiemenu” (pagina D-131) voor details aangaande specifieke menu items.
Gebruiken van het functiemenu 4. Druk op de R-13 (FUNCTION) toets of op de R-15 (EXIT) toets om het functiemenu te verlaten. • Merk op dat alle functiemenu instellingen die u configureerde terugkeren naar hun oorspronkelijke instellingen telkens wanneer u het Digitale Keyboard uitschakelt. U kunt het Digitale Keyboard configureren zodat het de laatste instellingen opslaat of om van te voren ingestelde default instellingen toe te passen telkens wanneer u het instrument inschakelt.
Gebruiken van het functiemenu ArpegSpeed (Arpeggiator snelheid) Specificeert hoe vaak noten of akkoorden binnen een maatslag dienen te klinken voor arpeggio frases die gespeeld worden door de arpeggiator (pagina D-23). 1, 2, 2S, 3, 4*, 4S, 6, 8 Deze instelling geeft het aantal malen binnen een maatslag aan. Door een optie te selecteren die alleen een waarde is, klinkt de noot dat aantal malen binnen een maatslag. Door bijvoorbeeld “4” te selecteren wordt met het ritme 7777 gespeeld.
Gebruiken van het functiemenu Volume (Volume) Groep MIDI groep KeyboardCh (Toetsenbordkanaal) • Zie “Hoe gedeelten georganiseerd zijn” (pagina D-36) voor details aangaande “parts” (onderdelen). AccompVol. (Volume van de automatische begeleiding) Stelt het automatische begeleidingsvolumenievau (hoofdvolume van delen A09 - A16). Deze instelling heeft geen invloed op het volumeniveau van het toetsenbord (delen A01 - A03).
Gebruiken van het functiemenu AutoPower (Uitschakelen van de automatische stroomonderbreker) Specificeert of uitschakelen van de automatische stroomonderbreker (pagina D-13) geactiveerd is (on*) of niet (oFF). Zelfs wanneer “on” (aan) als instelling is geselecteerd, kunt u het uitschakelen van de automatische stroomonderbreker tijdelijk deactiveren door de L-4 ([A] POPS/ROCK/DANCE) toets ingedrukt te houden terwijl u op de L-1 (POWER) toets drukt om de spanning in te schakelen. 3. Verplaats d.m.v.
Gebruiken van het functiemenu ■ Terugstellen van alle data en instellingen (of alleen de parameterinstellingen) 1. Druk op de R-13 (FUNCTION) toets om het functiemenu te tonen. 2. Verplaats d.m.v. de R-17 (i, y) toetsen de 0 naar “General” (algemeen) en druk vervolgens op de R-16 (ENTER) toets. 3. Verplaats d.m.v. de R-17 (i, y) toetsen de 0 naar “Initialize” (terugstellen) en druk daarna op de R-16 (ENTER) toets. • Hierdoor wordt een terugstelscherm weergegeven zoals het hier onder getoonde. 4.
Gebruiken van een geheugenkaart C-9 R-13 R-14 R-16 R-17 U kunt Digitale Keyboard gebruikersgebieddata opslaan naar een geheugenkaart en data laden van een geheugenkaart naar het geheugen van het Digitale Keyboard. U kunt ook muziekbestanden (MIDI bestanden) die op een geheugenkaart staan weergeven via het Digitale Keyboard. • Gebruik een geheugenkaart die voldoet aan de volgende voorwaarden.
Gebruiken van een geheugenkaart • Vermijd het gebruik van een geheugenkaart onder de volgende omstandigheden. Dergelijke condities kunnen de data beschadigen die opgeslagen zijn op de geheugenkaart. – Plaatsen die blootstaan aan een hoge temperatuur, een hoge vochtigheid of bijtende gassen. – Plaatsen die blootstaan aan sterke elektrostatische ladingen en digitale storing. • Raak de contactpunten van een geheugenkaart nooit aan wanneer u deze laadt in of verwijdert uit het Digitale Keyboard.
Gebruiken van een geheugenkaart 3. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets. • Hierdoor wordt het functiemenuscherm “Play/CardUtl” getoond. 4. Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0 naar “CardFormat”. 5. Druk op de R-16 (ENTER) toets. 3. Voer een van de onderstaande stappen uit afhankelijk van het type data dat wilt opslaan op de geheugenkaart. • Alle basisinstelling registratiebanken worden opgeslagen als een batchbestand.
Gebruiken van een geheugenkaart 5. Druk op de R-17 (y) toets om het “Xxxx Save”*1 scherm te veranderen. • Druk om een melodie van de melodiesequencer in SMF formaat op te slaan nogmaals op de R-17 (y) toets om het “Seq SmfSave” scherm te tonen. U kunt overschakelen tussen de “Xxxx Load”, “Seq Save” en “Seq SmfSave” schermen d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen. 6. Voer de bestandnaam in die toegewezen dient te worden aan de data wanneer die wordt opgeslagen.
Gebruiken van een geheugenkaart ■ Geheugenkaartdata opslag Met de bovenstaande procedure wordt Digitale Keyboard data opgeslagen in een map die MUSICDAT heet op de geheugenkaart. • De MUSICDAT map wordt automatisch gecreëerd wanneer u de geheugenkaart formatteert op het Digitale Keyboard (pagina D-137). • Merk op dat bestanden die zich niet in de MUSICDAT map bevinden niet kunnen worden geladen of gewist door dit Digitale Keyboard.
Gebruiken van een geheugenkaart Wissen van een bestand van een geheugenkaart Hernoemen van een bestand op een geheugenkaart 1. Insteken van de geheugenkaart in de kaartgleuf. 1. Insteken van de geheugenkaart in de kaartgleuf. 2. Druk op de C-9 (CARD) toets om de kaartmodus 2. Druk op de C-9 (CARD) toets om de kaartmodus in te schakelen. 3. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en in te schakelen. 3. Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op de C-17 (MENU) toets.
Gebruiken van een geheugenkaart L-8 L-9 C-9 R-14 R-16 R-17 L-13 L-14 L-16 L-18 L-15 L-17 Weergeven van een muziekbestand van een geheugenkaart 5. Selecteer d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +) toetsen het muziekbestand dat u wilt weergeven. U kunt het Digitale Keyboard gebruiken om muziekbestanden weer te geven die u m.b.v. een computer opgeslagen heeft op een geheugenkaart. • Ondersteunde muziekbestanden zijn SMF formaat 0 of 1 MIDI bestanden (MID).
Gebruiken van een geheugenkaart Uitschakelen van een handgedeelte en spelen van het andere handgedeelte op het toetsenbord (Gedeelte uit) Tijdens het spelen van een muziekbestand van een pianostuk waarbij het linker handgedeelte en het rechter handgedeelte opgenomen zijn op verschillende MIDI kanalen, kunt u de weergave van één van de gedeelten uitschakelen en dit spelen op het toetsenbord samen met de weergave van het andere gedeelte. 6.
Gebruiken van een geheugenkaart Meespelen op het toetsenbord samen met de weergave van een muziekbestand op een geheugenkaart U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren en op het toetsenbord meespelen samen met de weergave van een muziekbestand op een geheugenkaart. • Selecteer UPPER 1 deeltoon, UPPER 2 deeltoon en LOWER deeltonen. • Specificeer laag, splitsing aan/uit en het splitspunt De procedures voor het uitvoeren van deze beweringen zijn hetzelfde als die uitgevoerd worden tijdens de ritmemodus.
Aansluiting op een computer U kunt het Digitale Keyboard aansluiten op een computer en MIDI data verzenden tussen deze apparaten. U kunt data van het Digitale Keyboard zenden naar de muziek software die op uw computer draait of u kunt MIDI data vanaf uw computer zenden naar het Digitale Keyboard voor weergave. Minimale computersysteemvereisten 2. Nadat uw computer gestart is, sluit hem dan m.b.v. een los verkrijgbare USB kabel aan op het Digitale Keyboard.
Aansluiting op een computer Opslaan en laden van data in het geheugen van het Digitale Keyboard U kunt melodieën van de melodiesequencer, gebruikersritmes en andere data in het geheugen van het Digitale Keyboard oversturen naar een computer om ze daar op te slaan. U kunt ook automatische begeleidingsdata laden die u gedownload heeft van de CASIO website naar het Digitale Keyboard, hetgeen het aantal automatische begeleidingspatronen dat beschikbaar is enorm vermeerdert.
Aansluiting op een computer Importeren en oversturen van ritmedata van andere modellen Laden van ritmedata in het geheugen van het Digitale Keyboard U kunt ritmedata van andere modellen oversturen door deze van een geheugenkaart te laden of door de data d.m.v. Data Manager over te sturen van een computer naar het geheugen van het Digitale Keyboard. Zie “Importeren van data van verschillende opslagmedia” (pagina D-147) voor informatie aangaande de daadwerkelijke werking.
Referentie Foutmeldingen Displaymelding Format Oorzaak Vereiste maatregel 1. Het huidige geheugenkaartformaat is niet geschikt (niet compatibel) met dit Digitale Keyboard. 1. Formatteer de geheugenkaart op het Digitale Keyboard (pagina D-137). 2. De capaciteit van de geheugenkaart is groter dan 32 GB. 2. Gebruik een geheugenkaart met een capaciteit van 32 GB of minder. 3. U probeert een SDXC kaart te gebruiken. 3. SDXC kaarten worden niet ondersteund. Gebruik een SD of SDHC geheugenkaart. 4.
Referentie Displaymelding Oorzaak Vereiste maatregel Meas. Limit U probeerde een bewerking uit te voeren tijdens melodiesequencerbewerking of gebruikersmuziekvoorkeuzebewerking waardoor het aantal maten in de melodie of de akkoordprogressie meer dan 999 zou worden. Zorg ervoor dat door het bewerken het aantal maten niet de beperking van 999 maten overschrijdt. Memory Full 1. Er is niet genoeg geheugencapaciteit nodig voor patroonsequencerbewerkingen. 1.
Referentie Oplossen van moeilijkheden Symptoom Te nemen maatregel Bijgeleverde accessoires Ik kan iets niet vinden dat bijgesloten zou moeten zijn bij het product. Controleer zorgvuldig de binnenkant van alle verpakkingsmateriaal. Stroomvereisten De spanning kan niet worden ingeschakeld. • Controleer de netadapter of zorg ervoor dat de batterijen in de juiste richting wijzen (pagina D-9). • Vervang de batterijen door nieuwe of schakel over op spanning van het lichtnet via de netadapter (pagina D-9).
Referentie Symptoom De noten blijven klinken zonder dat ze stoppen. Te nemen maatregel • Schakel de spanning eerst uit en daarna opnieuw in om alle instellingen van het Digitale Keyboard terug te stellen (resetten) (pagina D-13). • Vervang de batterijen door nieuwe of schakel over op spanning van het lichtnet via de netadapter (pagina D-9). Sommige noten worden afgekapt terwijl ze Noten worden afgesneden telkens wanneer het aantal noten dat klinkt de weergegeven worden.
Referentie Technische gegevens Modellen CTK-7000 / WK-7500 Toetsenbord CTK-7000: 61 klaviertoetsen van standaard grootte WK-7500: 76 klaviertoetsen van standaard grootte Aanslagvolume Maximale polyfonie 2 types, uit 64 noten (32 voor bepaalde tonen, 21 voor trekorgeltonen) Tonen Ingebouwde tonen 800 Gebruikerstonen Maximaal 100 (toonbewerking), maximaal 50 (trekorgelbewerking) Functies Laag, Splitsing Trekorgel Trekstangen 9 schuifregelaars (16', 5 1/3', 8', 4', 2 2/3', 2', 1 3/5', 1 1/3', 1')
Referentie Toonhoogte wiel Toonhoogte bereik 0 - 24 halve tonen Geheugenkaarten Ondersteunde geheugenkaarten SD of SDHC geheugenkaarten, 2 GB - 32 GB Functies SMF weergave, bestandopslag, bestandoproep, wissen van een bestand, formatteren van een kaart Ingangaansluitingen/ uitgangsaansluitingen USB poort TYPE B Aanhoud/Toewijsbare aansluiting Standaardaansluiting (aanhouden, sostenuto, zacht, start/stop) Hoofdtelefoonaansluiting Stereo standaardaansluiting Lijnuitgang R, L/Mono aansluitingen (R,
Referentie Bedieningsvoorzorgsmaatregelen Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen en in acht te nemen. ■ Plaats Vermijd de volgende plaatsen voor dit product.
Referentie DSP Effectenlijst Voorkeuze DSP Lijst De onderstaande tabel toont de voorkeuze DSP’s die geselecteerd kunnen worden d.m.v. de procedure onder “Gebruiken van een DSP” (pagina D-32). • De “Nummer” kolom toont DSP nummers, terwijl “Schermnaam” de DSP naam toont die verschijnt in de display. • De DSP’s van dit Digitale Keyboard bevat 46 “types” getoond in de “DSP typelijst” (pagina D-156). Een voorkeuze DSP is een variatie die voortgekomen is uit een van deze 46 types.
Referentie DSP typelijst Alle DSP’s van het Digitale Keyboard behoren tot een van de DSP types getoond in de onderstaande tabel. Bij het aanmaken van een gebruikers DSP (pagina D-33) of bij het gebruik van de tooneditor (pagina D-44) om de DSP te bewerken die u wilt uitoefenen op een toon, dient u een van de DSP types in de tabel te selecteren. • Typenummers 01 - 14 zijn enkelvoudige types DSP, terwijl de nummers 15 - 46 tweevoudige types DSP zijn.
Referentie DSP Parameterlijst ■ Enkelvoudig type DSP parameters 01: Wah Dit is een “wah” effect dat de frequentie automatisch kan beïnvloeden d.m.v. een LFO. Parameters en waardebereiken: 1 :Resonantie (0 tot 127) Stelt de sterkte van resonantie in. 2 :Handmatig (0 tot 127) Stelt de referentiefrequentie van het wah filter in. 3 :LFO Snelheid (0 tot 127) Stelt de LFO snelheid bij. 4 :LFO Diepte (0 tot 127) Stelt de LFO diepte bij. 5 :LFO Golfvorm (off, sin, tri, random) Selecteert de LFO golfvorm.
Referentie 08: Flanger 11: Reflection Oefent een wild pulserend en metaal-achtige nagalm uit op klanken. LFO golfvorm is kiesbaar. Parameters en waardebereiken: 1 :LFO Snelheid (0 tot 127) Stelt de LFO snelheid bij. 2 :LFO Diepte (0 tot 127) Stelt de LFO diepte bij. 3 :LFO Golfvorm (sin, tri, random) Selecteert de LFO golfvorm. 4 :Feedback (0 tot 127) Stelt de sterkte van feedback in. Een effect dat vroege weerkaatsingen van de nagalm extraheert. Oefent akoestische aanwezigheid uit op klanken.
Referentie 14: Lo-Fi ■ Tweevoudig type DSP parameters Oefent verschillende types ruis uit op het ingangssignaal om een retro Lo-Fi geluid te produceren. Omvat een wow en flutter voor draaifluctuaties zoals dat bij banden en grammofoonplaten, een Noise 1 generator die doorlopend FM radio-type ruis en een Noise 2 generator dat grammofoonplaat-achtige krasgeluiden. Parameters en waardebereiken: 1 :Wow en Flutter snelheid (0 tot 127) Stelt de wow en flutter snelheid in.
Referentie Vingerzettinggids Fingered 1, Fingered 2 akkoorden C Cm Fingered 3, Full Range akkoorden Naast de akkoorden waarvan de vingerzetting gemaakt kan worden met Fingered 1 en Fingered 2 worden de volgende akkoorden herkend als.
Root C C#/(Db) D (D#)/Eb E F F#/(Gb) G (G#)/Ab A • Daar het invoerbereik voor akkoorden beperkt is, is het mogelijk dat dit model bepaalde akkoorden die hierboven getoond worden niet ondersteunt.
Referentie Toewijzen van een MIDI kanaal aan elk deel Het volgende toont de relatie aan tussen de MIDI IN en MIDI OUT kanalen en elk deel.
Referentie Parameterlijst Verwijs naar deze kolom in de onderstaande tabel: Controleren van dit instelitem: Instelitems die opgeslagen worden in het registratiegeheugen (pagina D-66) 1 2 Wanneer “on” (aan) geselecteerd wordt voor de “AutoResume (automatisch hervatten)” instelling (pagina D-134), instelitems die hersteld worden naar die van kracht waren de laatste maal dat de spanning uitgeschakeld werd 3 Instelitems die altijd worden opgeslagen wanneer de spanning wordt uitgeschakeld Items die opges
Key’s Ch’s After Touch Control Change Pitch Bender Note ON Note OFF Velocity True voice 0 1 6, 38 7 10 11 16 17 18 19 64 66 67 72 73 O O O O O X O O O O O O O O O O X X *3 *3 *3 *2 O 9nH v = 1 - 127 X 9nH v = 0 0 - 127 Mode 3 X Default Messages Altered Mode Note Number 1 - 16 1 - 16 Default Changed Transmitted O O O *2 O O O O O O O O O O O O O X O O 9nH v = 1 - 127 X 9nH v = 0, 8nH V =** 0 - 127 0 - 127 *1 Mode 3 X 1 - 16 1 - 16 Recognized MIDI Implementation Chart Basic Chan
:True # Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY Remarks Messages O O X O O X X X X X X O *2 O 0 - 127 O O O O O O O O O O O *2 O *2 Filter cutoff Vibrato rate Vibrato depth Vibrato delay DSP Parameter4 DSP Parameter5 DSP Parameter6 DSP Parameter7 Reverb send Chorus send NRPN LSB, MSB RPN LSB, MSB Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO *1: hangt af van de toon. *2: Voor details aangaande NRPN, RPN en systeem-exclusieve boodschappen, zie MIDI Implementatie op http://world.casio.
Dit kringloopteken geeft aan dat de verpakking voldoet aan de wetgeving betreffende milieubescherming in Duitsland.