Operation Manual

Gebruiken van de melodiesequencer
D-100
1.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Wissen van
een maatslaggebeurtenis” (pagina D-99).
2.
Verplaats de cursor naar de maatslag
gebeurtenis die onmiddellijk voorafgaat aan de
plaats waar u een nieuwe maatslag gebeurtenis
wilt invoegen.
3.
Druk op de C-11 (INSERT) toets.
Hierdoor wordt een nieuwe maatslag gebeurtenis
ingevoegd bij de volgende maat na de cursorpositie die
u selecteerde in stap 2, die geen maatslag gebeurtenis
bevat. Als er bijvoorbeeld reeds maatslag
gebeurtenissen zijn bij de maten 16 en 17, dan zal als
de maatslag gebeurtenis in maat 16 d.m.v. de cursor
geselecteerd wordt en de C-11 (INSERT) toets wordt
ingedrukt een nieuwe maatslag gebeurtenis worden
ingevoegd bij maat 18.
4.
Verander de maatslag gebeurtenismaat en
maatslag naar wens.
Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen de cursor en
verander dan d.m.v. de draairegelaar of R-14 (–, +)
toetsen de waarde bij de cursorstand. De cursor
knippert tijdens een waardeveranderingsbewerking.
Door op de R-16 (ENTER) toets te drukken wordt de
instelling toegepast en stopt de cursor met knipperen.
5.
Druk op de R-15 (EXIT) toets om terug te gaan
naar het gebeurtenis bewerkingsscherm.
Stappeninvoer is een gebeurtenis bewerkingsfunctie. U kunt
d.m.v. stappeninvoer de lengte en de toonhoogte van elke
afzonderlijke noot (noot gebeurtenis) specificeren. Bij het
systeemspoor kunt u stappeninvoer van automatische
begeleidingsakkoorden (akkoordgebeurtenissen) ook
uitvoeren.
Bij het invoeren van stappeninvoer bij een spoor dat reeds
opgenomen data bevat, worden de bestaande data niet
gewist. Dit betekent dat u d.m.v. stappeninvoer bestaande
opgenomen data kunt invoeren.
1.
Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van
het spoor weer waar u stappeninvoer wilt
uitvoeren.
Zie “Selecteren van een spoor voor bewerken” (pagina
D-91).
2.
Druk op de C-14 (STEP) toets.
Hierdoor wordt een stappenscherm weergegeven zoals
het hier onder getoonde. De cursor knippert altijd
tijdens de stappeninvoer.
3.
Configureer de stappeninvoerinstellingen.
4.
Verplaats d.m.v de L-15 (dFF) en L-14
(sREW) toetsen de cursor naar de plaats
vanwaar u stappeninvoer wilt uitvoeren.
De cursor verplaatst zich in stappen van één maat.
Invoegen van een maatslaggebeurtenis
Direct invoeren van
nootgebeurtenissen
(Stappeninvoer)
Uitvoeren van stappeninvoer
(1) Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en druk op
de C-17 (MENU) toets.
Hierdoor wordt het hieronder getoonde invoermenu
weergegeven.
(2) Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen 0 naar het
instelitem dat u wilt veranderen.
(3) Selecteer de instelwaarde d.m.v. de draairegelaar of
de R-14 (–, +) toetsen.
Zie “Invoermenu instelitems” (pagina D-101) voor
informatie aangaande de betekenissen en
instelbereiken van de in-beeld items.
(4) Druk op de R-15 (EXIT) toets om het menu te verlaten.
Cursor (knippert)