Operation Manual

Gebruiken van de patroonsequencer
D-108
6.
Als u noten wilt opnemen die u in real-time
speelt op het toetsenbord, voer dan de
volgende stappen uit.
De bewerking die u hier kunt uitvoeren hangt af van de
status (pagina D-103) van het op dat moment
geselecteerde onderdeel, zoals hieronder beschreven.
7.
Indien nodig, voer dan de procedure uit onder
“Bewerken van gebeurtenissen met de
patroonsequencer” (pagina D-115).
U kunt fijne correcties uitvoeren bij de noten die u op
het toetsenbord en nieuwe noten toevoegen, indien u
dat wilt. Zie “Bewerken van afzonderlijke
gebeurtenissen (Gebeurtenis Editor)” (pagina D-113)
voor details.
Voor deze
status:
Kunt u deze bewerking uitvoeren:
Fix Data Voer stap (2) van de onderstaande
procedure uit om nieuwe noten op te
nemen om de instrumentonderdelen te
vervangen in de opnamegebieden.
Recorded Data Voer stap (2) van de onderstaande
procedure uit om extra noten er over
heen op te nemen terwijl eerder
opgenomen noten voor het
instrumentonderdeel behouden blijven.
Empty Neem alle nieuwe noten op (omdat de
opnamegebieden leeg zijn).
(1) Druk op de C-6 (RECORD) toets.
De toets begint te knipperen en de
opnamestandbymodus wordt ingeschakeld bij het
Digitale Keyboard.
U kunt de C-6 (RECORD) toets hier nogmaals
indrukken om de opnamestandbymodus te verlaten
(de toets verandert van de brandende naar de niet
brandende toestand).
(2) Om de opname te starten terwijl de C-6 (RECORD)
toets knippert, druk op de L-17 (START/STOP) toets.
Hierdoor verandert de toets van de knipperende
naar de brandende toestand.
Als de weergave van het begeleidingspatroon
gestopt wordt, start herhaalde weergave van het
begeleidingspatroon (exclusief het
instrumentonderdeel dat opgenomen wordt). Maat-
en maatslagwaarden in de rechter onderhoek van
de display blijven tellen terwijl de weergave
plaatsvindt tot het eind van het
begeleidingspatroon bereikt wordt. Daarna zal de
weergave opnieuw gestart worden vanaf 001:1.
(3) Controleer de timing (maat en maatslag) van de
weergave van andere onderdelen, voer bewerkingen
van klaviertoetsen, de PITCH BEND (S-1) regelaar
en de S-2 (MODULATION) toets naar wens uit.
De bewerkingen die u uitvoert worden opgenomen.
Wat u opneemt wordt weergegeven wanneer de
opname teruggaat tot de maat en de maatslag
waar u een bewerking van een klaviertoets, een
toonhoogteregeling of modulatie had opgenomen.
Om specifieke opgenomen noten te wissen, houd
de C-10 (DELETE) toets ingedrukt. Wanneer de
weergave de noot bereikt die u wilt wissen, druk
dan op de klaviertoets die correspondeert aan de
noot die u wilt wissen.
Door de C-10 (DELETE) toets ingedrukt te houden
samen met een of meer klaviertoetsen terwijl de
weergave plaatsvindt, worden alle noten gewist die
corresponderen aan de klaviertoetsen die
weergegeven worden terwijl de toets en
klaviertoetsen ingedrukt gehouden worden.
Totdat u stap (4) hieronder uitvoert, kunt u lagen
aanbrengen in toetsenbordnoten en opgenomen
noten wissen zovaak als u wilt.
(4) Druk op de C-6 (RECORD) toets om te opname te
stoppen.
Hierdoor wordt de weergave van het
begeleidingspatroon gestopt en verandert de toets
van de brandende naar de niet-brandende
toestand. De status van het instrumentonderdeel
wordt “Recorded Data”.