Handleiding

Toepassen van effecten op tonen
D-24
2. Druk op de [ ] CURSOR toets.
3. Selecteer het gewenste type DSP m.b.v. de [
+
] en
[] toetsen of de cijfertoetsen.
Zie de “Effectenlijst” op pagina A-13 voor informatie
aangaande de DSP types die kunnen worden
geslecteerd.
Hire kunt u ook de parameters veranderen van de
effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie
“Veranderen van de instellingen van de DSP
parameters” voor meer informatie.
Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000 tot
en met 199) of ton (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v. DSP).
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt
toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld “DSP
parameters” voor meer informatie.
1. Gebruik na het selecteren van het gewenste DSP
type de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de
parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt
veranderen.
Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2. Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v. de
[
+
] en [] toetsen of de cijfertoetsen.
Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te drukken
wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter
opnieuw verkregen.
3. Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm
verlaten.
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP.
J DSP
z Parameter 0 tot en met 7
Deze parameters verschillen afhankelijk van het
algoritme* van het geselecteerde DSP type. Zie de
“Effectenlijst” op pagina A-13 en de “DSP algoritmelijst”
op pagina D-83 voor meer informatie.
* Effectorstructuur en –bedieningstype.
z DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar nagalm
dient te worden gezonden.
z DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send)
(Bereik 000 tot en met 127)
Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar
zweving dient te worden gezonden.
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmzenden, zwevingzenden en
DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie
Mixerfunctie op pagina D-36 voor meer informatie.
Bij weergeven van een demonstratiemelodie (pagina D-11)
verandert het effect automatisch naar het effect dat
toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van een
demonstratiemelodie niet veranderen.
Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid
weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte
onderbreking in het geluid plaatsvinden op het moment dat
van effect wordt veranderd.
Een aantal tonen, die de Advanced Tones, (geavanceerde
tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn
in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een
geavanceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel
(kanalen 1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch
ingeschakeld en de DSP selectie verandert in overeenkomst
met de instellingen van de Advanced Tone (geavanceerde
toon). Daarnaast wordt de aan/uit instelling van de
mixerfunctie DSP lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel
waaraan de Advanced Tone (geavanceerde toon) is
toegewezen.*
* De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen geavanceerde
toon is toegewezen.
Hierdoor worden eerdere op deze delen uitgeoefende
DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun
tonen anders kan klinken. Verkrijg in dit geval het
mixerscherm en schakel de DSP weer in.
U kunt maximaal 100 aangepaste DSP instellingen in het
gebruikersgebied opslaan voor later oproepen op het
moment dat u ze nodig heeft.
De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten
aanvankelijk dezelfde data als de DSP types 000 tot en met
099.
1. Druk na uitvoeren van de gewenste instellingen
voor de DSP parameters op de [ ] CURSOR
toets.
Hierdoor gaat het DSP nummer van het
gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat
worden, knipperen in de display.
Veranderen van de instellingen van de DSP
parameters
DSP parameters
Opslaan van de instellingen van de DSP
parameters
707A-D-026A
CTK900_d.book 24 ペー 2005年3月11日 金曜日 午前11時47