Handleiding

D-53
Melodiegeheugenfunctie
1. Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
opnamestandbyfunctie in te schakelen, en gebruik
dan de cijfertoetsen om het melodienummer (0 tot
en met 4) te selecteren.
1
Knippert
2. Voer de volgende instellingen uit.
Ritmenummer
•MODE toets
3. Om spoor 1 in te stellen, druk op de CHORD/TR1
toets die één van de SONG MEMORY TRACK
toetsen is.
Bij het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele
ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft
dan non-stop branden in de display.
4. Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
5. Speel een akkoord.
Gebruik de akkoordspeelmethode die gespecificeerd
wordt door de huidige MODE instelling (FINGERED,
CASIO CHORD, etc.).
Specificeer het akkoord d.m.v. het grondtoon
invoertoetsenbord en het akkoordtype
invoertoetsenbord wanneer de begeleidingsfunctie
ingesteld is op NORMAL. Zie “Instellen van
akkoorden tijdens de normale functie” op pagina D-54
voor details.
1
Akkoordnaam
2
Huidige maat, maatslag en klok op huidige plaats*
* 96 klokken = 1 maat
6. Voer de lengte van het akkoord in (hoe lang hij
gespeeld dient te worden totdat het volgende
akkoord wordt gespeeld).
Stel de lengte van het akkoord in met de cijfertoetsen.
Zie “Instellen van de nootlengte” op pagina D-54 voor
details.
Het ingestelde akkoord en de lengte worden in het
geheugen opgeslagen en het keyboard staat klaar voor
invoer van het volgende akkoord.
Herhaal de stappen 5 en 6 voor het invoeren van meer
akkoorden.
7. Druk na voltooien van de opname op de START/
STOP toets.
Hierdoor wordt weergavestandby ingevoerd voor de
melodie die u zojuist heeft opgenomen.
Druk op de START/STOP toets om de melodie op dat
moment weer te geven.
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens
stapopname op pagina D-57 voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 3 in de
bovenstaande procedure. Hierdoor plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag
onmiddellijk volgend op de eerde opgenomen data.
Invoeren van 0 als akkoordlengte in stappen 5 en 6 van de
bovenstaande procedure geeft een rustpauze aan maar
deze rustpauze komt verder niet naar voren in de
begeleidingsinhoud wanneer de begeleiding gespeeld
wordt.
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen
op spoor 1 tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast
telkens bij weergave van spoor 1.
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.
U kunt ook de cijfertoetsen 1 tot en met 7, en toets 9
gebruiken om de toetsloslaattiming te specificeren voor de
VARIATION/FILL-IN 1, VARIATION/FILL-IN 2 en
SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen. Zie Instellen van de
nootlengte op pagina D-54 voor nadere informatie. Door de
loslaattiming te specificeren wordt gespecificeerd dat de
betreffende toets ingedrukt blijft voor een bepaalde tijdsduur.
Als u geen loslaattiming specificeert, wordt het aangenomen
dat de toets aangeslagen en meteen weer losgelaten wordt.
Opnemen van akkoorden met stapopname
S
p
Recet
1
Crdoh
21
Inhoud van spoor 1 na stapopname
707A-D-055A
CTK900_d.book 53 ペー 2005年3月11日 金曜日 午前11時47