Handleiding

D-55
Melodiegeheugenfunctie
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties
die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v.
stapopname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de
procedure beschreven onder “Opnemen van akkoorden met
stapopname” op pagina D-53.
J Starten van de begeleiding met een een
intropatroon
Druk in stap 4 na de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets op de
INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING 2 toets.
J Overschakelen naar een ritmevariatie
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of
VARIATION/FILL-IN 2 toets onmiddellijk voor invoeren
van het akkoord.
J Tussenvoegen van een fill-in
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of
VARIATION/FILL-IN 2 toets op de maat of maatslag
onmiddellijk voor de maatslag of het akkoord waar u de fill-
in wilt tussenvoegen.
J Tussenvoegen van een slotpatroon
Druk in stap 5 op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING
2 toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord
waar u het slotpatroon wilt tussenvoegen.
De lengte van het slotpatroon hangt af van het ritme dat u
gebruikt. Controleer de lengte van het slotpatroon dat u
gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af in stap
6. Als het akkoord te kort is in stap 6 kan het slotpatroon
afgekapt worden.
J Om stapopname van akkoorden uit te voeren
zonder ritme
Sla stap 4 over. Het ingestelde akkoord met de lengte omlijnd
met de cijfertoetsen wordt opgenomen. Hier kan een
rustpauze worden opgenomen zodat een origineel
akkoordpatroon kan worden aangemaakt.
J Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Druk in plaats van stap 4 aan het begin van de opname op de
VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/FILL-IN 2 toets en
voer rustpauzes in. Voer dan bij stap 5 de akkoorden in. Waar
u de rustpauzes plaatste wordt alleen het ritme gespeeld
terwijl de akkoordweergave na de rustpauzes start.
Spoor 1 van het melodiegeheugen van het keyboard neemt de
automatische begeleiding en spelen op het toetsenbord op.
Daarnaast zijn er vijf andere sporen die u kunt gebruiken om
enkel melodiedelen op te nemen. U kunt verschillende tonen
opnemen naar de melodiesporen en een volledig ensemble
van muziekinstrumenten opbouwen voor uw opnamen. De
procedure die u gebruikt voor het opnemen van de sporen 2
t/m 6 is identiek aan de methode die u gebruikte voor het
opnemen naar spoor 1.
U kunt op spoor 2 tot en met 6 opnemen terwijl u tegelijkertijd
afspeelt wat u van te voren op spoor 1 en eventuele andere
sporen eerder had opgenomen.
1. Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets om
de opnamestandbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
2. Stel het op te nemen spoor (2 tot en met 6) in
m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Terwijl de opnamestandbyfunctie van het keyboard
ingeschakeld is, toont de display de niveaumeters
voor de kanalen 11 tot en met 16 zodat u kunt
controleren welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie
“Niveaumeterinhoud tijdens opname-/
bewerkingsstandby” op pagina D-57 voor details.
3. Voer de volgende instellingen uit.
•Toonnummer
•Tempo
4. Druk op de START/STOP toets om met opnemen
te beginnen.
Op dit moment wordt de inhoud van reeds
opgenomen sporen afgespeeld.
Eventuele bediening van het los verkrijgbare pedaal
wordt ook opgenomen.
5. Speel op het toetsenbord wat u op het ingestelde
spoor wilt opnemen.
6. Druk op de START/STOP toets om het opnemen
te stoppen wanneer u klaar bent.
Spoor 1 stapopname variaties
Opnemen van meerdere sporen
Opnemen van spoor 2 tot en met 6 met real-
time opname
707A-D-057A
CTK900_d.book 55 ペー 2005年3月11日 金曜日 午前11時47