Handleiding

Melodiegeheugenfunctie
D-56
Naast noten van het toetsenbord kunnen de volgende data
ook opgenomen worden op het ingestelde spoor tijdens real-
time opname. Deze data worden later toegepast bij weergave
van het spoor.
Toonnummer
Pedaalbediening
De volgende data worden in de kopregel opgenomen
wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporen
Effecttype
Begeleidingsvolume
Nagalmniveau
Zwevingniveau
DSP aanhouden aan/uit
Mixer aanhouden aan/uit
Deze procedure beschrijft hoe noten stuk voor stuk kunnen
worden ingevoerd waarbij de toonhoogte en lengte van elke
noot ingesteld kan worden.
1. Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
real-time opnamestandbyfunctie in te schakelen
en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
2. Kies het spoor (2 - 6) waarop moet worden
opgenomen met de SONG MEMORY TRACK
toetsen.
Voorbeeld:
Kies spoor 2.
1
Knippert
3. Stel een toonnummer in.
Door indrukken van een TONE toets of de
DRAWBAR ORGAN toets worden het toonnummer
en de toonnaam op de display verkregen. U kunt dan
de cijfertoetsen, of de [
+
] (verhogen) en [–] (verlagen)
toetsen om de toon te veranderen.
Druk na veranderen van het toonnummer op een
klaviertoets om het naamscherm en het toonnummer
te wissen en terug te gaan naar het nootinvoerscherm.
4. Voer m.b.v. de klaviertoetsen noten in of
rustpauzes met cijfertoets [0].
Op dit moment, toont de display de druk op de
klaviertoetsen (snelheid). Gebruik de [+] (verhogen)
en [–] (verlagen) toetsen om de snelheid te
veranderen.
U kunt ook een akkoord invoeren.
5. Gebruik de cijfertoetsen om de lengte van de
noten of rustpauzes in te voeren (pagina D-54).
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om meer noten in te
voeren.
7. Druk op de START/STOP toets om de opname te
beëindigen wanneer u klaar bent.
Volg de procedure bij Corrigeren van fouten tijdens
stapopname op pagina D-57 voor het corrigeren van
invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 2 in de
bovenstaande procedure. Hierdoor plaatst het startpunt voor
stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag
onmiddellijk volgend op de eerde opgenomen data.
Telkens wanneer u naar de sporen 2 tot en met 6 opneemt,
fungeert het gehele toetsenbord als een melodietoetsenbord
ongeacht de huidige instelling van de MODE toets.
Bij het weergeven van data die opgenomen zijn met de
geavanceerde tonen aan het begin van de meervoudige
sporen, gebruikt het keyboard het DSP type van de
geavanceerde toon die opgenomen is bij het spoor van de
grootste spoornummer.
Bij het weergeven van een spoor dat opgenomen was met
een geselecteerde geavanceerde toon, kan er een lichte
vertraging plaatsvinden voordat de eerste noot van het spoor
te horen is. Mocht dit het geval zijn, probeer dan om een
korte pauze aan het begin van het spoor toe te voegen.
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen
op spoor tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast
telkens bij weergave van het spoor.
Toonnummer
Spoorinhoud na real-time opname
Om de sporen 2 en 6 op te nemen m.b.v.
stapopname
S
p
Recet
1
Spoorinhoud na stapopname
707A-D-058A
CTK900_d.book 56 ペー 2005年3月11日 金曜日 午前11時47