Handleiding

Melodiegeheugenfunctie
D-58
1. Voer de stappen 1 en 2 uit onder Corrigeren van
fouten tijdens stapopname op de vorige pagina
om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
2. Druk tweemaal op de [ ] CURSOR toets.
3. Druk in antwoord op de Delete? (wissen?)
boodschap die op het scherm verschijnt op de Ja
YES toets om de aangegeven noot te wissen.
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds
afzonderlijke noten en parameterinstellingen (zoals
bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens
veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd
gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt
veranderen, enz.
De volgende types data kunnen worden bewerkt.
Nootintensiteit
•Noten
Akkoorden
Toonnummers
Ritmenummer
Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets,
VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT
toets.
1. Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om de
stapopname standbyfunctie in te schakelen en
gebruik vervolgens de [+] en [] toetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
1
Knippert
2. Stel het reeds opgenomen en te bewerken spoor
in m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets om de
bewerkingsfunctie in te schakelen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de STEP
indicator gaat knipperen.
4. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
naar de locatie op het spoor te gaan waar de noot
of de parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Voorbeeld van nootbewerking
1
Snelheid
2
Toonhoogte
5. Breng gewenste veranderingen aan in de waarde.
De procedures die u gebruikt voor het veranderen van
een parameter hangen af van het betreffende type
data. Zie “Bewerkingstechnieken en display-inhoud”
op pagina D-59 voor details.
Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters te
bewerken.
6. Druk op de START/STOP toets om het bewerken
te stoppen wanneer u klaar bent.
De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de
sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen
1 - 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die oorspronkelijk
ingesteld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-
voor-stap opname.
Tijdens real-time opnemen kunt u ritmenummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spoor 1
aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers veranderen die
oorspronkelijk ingesteld waren voor de spoor 1 m.b.v. stap-
voor-stap opname.
De bewerkingsprocedure kan niet worden gebruikt om meer
data toe te voegen aan de opname.
Gedeelten van een opname kunnen niet naar een andere
plaats worden overgebracht binnen een opname.
De nootlengte kan niet worden veranderd.
Wissen van specifieke nootdata
Bewerken van de
geheugeninhoud
Bewerken van de geheugeninhoud
S
p
Recet
1
NeC4to
1 2
707A-D-060A
CTK900_d.book 58 ペー 2005年3月11日 金曜日 午前11時47