User manual - EXS3_1

69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab,
selecteer het item dat u wilt veranderen en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de best shotfunctie
voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de best shotfunctie, dan zullen de flitserfunctie, de
witbalansfunctie en de ISO gevoeligheid
geconfigureerd zijn voor het best shot
voorbeelddécor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling van het
functiegeheugen.
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 142.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up tab, selecteer Reset
en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal
de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera
opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling
van het functiegeheugen.