User manual - EXZ1050_di
159
BEWERKEN VAN BEELDEN
4. Selecteer d.m.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
• Druk op [W] of [MENU] (menu) om de bewerking voor de
instelling van de helderheid te annuleren.
BELANGRIJK!
• Door de instelling van de helderheid van een beeld te
veranderen wordt een nieuw beeld gecreëerd met het
nieuwe helderheidsniveau. Het oospronkelijke beeld blijft in
het geheugen.
• Als een beeld waarvan de helderheid bijgesteld is,
weergegeven wordt op het beeldscherm van de camera
geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld
oorspronkelijk opgenomen was, dus niet wanneer de
helderheid was bijgesteld.
U kunt de onderstaande procedure volgen om alleen
onderbelichting te verminderen terwijl de heldere gedeelten van
een beeld in stand worden gehouden.
1. Schakel de weergavefunctie (PLAY) in en toon
d.m.v. [W] en [X] de foto die u wilt corrigeren.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer bij de “PLAY” (weergave) indextab
“Dynamic Range” (dynamisch bereik) en druk
vervolgens op [X].
4. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Om dit te doen: Selecteer deze instelling:
Helderder
Donkerder
+2
+1
0
–1
–2
Verminderen van de effecten van
onderbelichting
Wanneer u dit wilt doen:
Selecteer deze
instelling:
Oefen Dynamic Range (dynamisch
bereik) tot een groter bereik dan
“Expand +1” (uitbreiden tot +1)
Expand +2
(uitbreiding +1)
Onderbelichting verminderen
Expand +1
(uitbreiding +1)