Operation Manual
72
Gebruiken van BEST SHOT
8. Selecteer d.m.v. [4] en [6] de gevoeligheid voor bewegingen van het
onderwerp en druk daarna op [SET] (instellen).
• U kunt één van de volgende drie gevoeligheidsniveau’s selecteren: “Hoog”,
“Normaal” of “Laag”.
• Doorl. Sl. Onderwerp Verdwijnt instelgids
• Doorl. Sl. Onderwerp Verschijnt instelgids
9. Selecteer d.m.v. [8] en [2] de tweede optie van onderen in het
controlepaneel (Snelle Doorl. Sl. fps).
10.
Selecteer d.m.v. [4] en [6] de gewenste
doorlopende sluitertijd in en druk vervolgens
op [SET] (instellen).
• U kunt een waarde tussen 1 beeld per seconde en
40 beelden per seconde selecteren voor de
doorlopende sluitertijd.
11.
Selecteer d.m.v. [8] en [2] de onderste optie van het controlepaneel
(Vooropname (Stilbeeld) Tijd).
12.
Specificeer d.m.v. [4] en [6] de vooropnametijd wat de tijdsduur is
voor en na het bewegen van het onderwerp waarvan u beelden wilt
opnemen en druk vervolgens op [SET] (instellen).
• Het geschatte aantal opneembare
doorlopende sluiterbeelden
verschijnt op het beeldscherm.
• Het “Aantal vooropgenomen
beelden en de opnametijd” kan niet
ingesteld worden op nul.
Hoog : Voor een onderwerp dat snel over de grenslijn verdwijnt
Laag : Voor een onderwerp dat langzaam over de grenslijn verdwijnt
Hoog : Voor een onderwerp dat snel binnen de grenslijn verschijnt of voor een
klein onderwerp (relatief t.o.v. het kader (de grenslijnen))
Laag : Voor een onderwerp dat langzaam binnen de grenslijn verschijnt of voor
een klein onderwerp (relatief t.o.v. het kader (de grenslijnen))
Doorlopende sluitertijd
Aantal vooropgenomen beelden en opnametijd
Aantal opgenomen real-time beelden en opnametijd
Automatisch sluiterpunt
Resterende
fotogeheugencapaciteit
Aantal opneembare
doorlopende sluiterbeelden
B