Software Gebruiksaanwijzing

Table Of Contents
20070201
2-6-4
Rekenen met complexe getallen
# Het reëel deel en de coëffi ciënt van
het imaginair deel kunnen elk worden
weergegeven met een mantisse van
hoogstens 10 cijfers en een exponent van
hoogstens 2 cijfers.
# Als voor het weergeven van een complex
getal meer dan 21 cijfers nodig zijn, dan
worden reëel deel en imaginair deel op twee
verschillende lijnen weergegeven.
# Als het reëel of het imaginair deel van een
complex getal gelijk is aan 0, wordt dit deel niet
weergegeven.
# De volgende functies kunnen samen met
complex getallen worden gebruikt.
', x
2
, x
–1
, ^( x
y
),
3
',
x
', In, log, log
a
b, 10
x
, e
x
,
Int, Frac, Rnd, Intg, RndFix(, Fix, Sci, ENG,
ENG, ° ’ ”,
° ’
, a
b
/c, d/c
k Bepaling van het reëel deel en van de coëffi ciënt van het imaginair
deel van een complex getal
[OPTN]-[CPLX]-[ReP]/[lmP]
In het voorbeeld ziet u hoe u het reëel deel
a en de coëffi ciënt van het imaginair deel b
bepaalt van het complex getal a + b i.
Voorbeeld Bepaal het reëel deel en de coëffi ciënt van het imaginair deel van het
complex getal 2 + 5
i
AK3(CPLX)6(g)1(ReP)
(c+f6(g)1(
i))w
(Bepaling van het reëel deel)
AK3(CPLX)6(g)2(ImP)
(c+f6(g)1(
i))w
(Bepaling van de coëffi ciënt van het imaginair deel)