User Manual

2-51
u De dimensies van een matrix controleren [OPTN]-[MAT/VCT]-[Dim]
Gebruik de Dim-opdracht om de dimensies van een bestaande matrix te controleren.
Voorbeeld 1 Controleer de dimensies van matrix A:
K2(MAT/VCT)6(g)2(Dim)
6(g)1(Mat)av(A)w
Deze weergave betekent dus dat matrix A 2 rijen en 3 kolommen heeft.
Daar het resultaat van de Dim-opdracht gegevens van een lijsttype is, wordt dit opgeslagen in
het geheugen ListAns.
U kunt ook gebruikmaken van {Dim} om de dimensies van de matrix te definiëren.
Voorbeeld 2 Definieer een matrix B met 2 rijen en 3 kolommen:
!*( )c,d!/( )a
K2(MAT/VCT)6(g)2(Dim)
6(g)1(Mat)al(B)w
De “Dim”-opdracht kan worden gebruikt voor het controleren en configureren van de
vectordimensie-instellingen.
u Een matrix bewerken met matrixopdrachten
Met de matrixopdrachten kunt u ook waarden toekennen aan een element van een matrix,
de waarde van een element van een matrix oproepen, aan alle elementen van een matrix
dezelfde waarde toekennen, twee matrices samenvoegen en de inhoud van een matrixkolom
toewijzen aan een lijst.
u Aan een element van een matrix een waarde toekennen of de waarde van
een element oproepen
[OPTN]-[MAT/VCT]-[Mat]
Als u de Mat-opdracht gebruikt om een element te bewerken, dan dient u te weten dat het
toestel voor deze invoer het volgende formaat verwacht.
Mat X [
m, n]
X = naam van de matrix (A tot Z, of Ans)
m = rijnummer
n = kolomnummer