User Manual

2-59
9. Vectorberekeningen
Om vectorberekeningen uit te voeren, gebruikt u het hoofdmenu om de Run-Matrix-modus te
openen en drukt u vervolgens op 3('MAT/VCT)6(MV).
Een vector is gedefinieerd als een matrix die een van de volgende twee vormen heeft:
m
(rijen) × 1 (kolom) of 1 (rij) × n (kolommen).
De maximale toelaatbare waarde die kan worden opgegeven voor
m en n is 999.
U kunt de 26 vectorgeheugens (Vct A tot en met Vct Z) plus een geheugen voor de laatste
vector (VctAns) gebruiken voor het uitvoeren van de onderstaande vectorberekeningen.
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen
Vermenigvuldigen met een getal
Dot-productberekeningen
Productoverkoepelende berekeningen
Bepaling van de vectornorm (grootte)
Bepaling van de hoek die door twee vectoren wordt gevormd
Bepaling van de eenheidsvector
Belangrijk!
U kunt ofwel een hoofdletter X (a+(X)) ofwel een kleine letter x (v) invoeren voor het
vectorgeheugen “Vct X”. Zowel “Vct X” als “Vct x” verwijzen naar hetzelfde geheugengebied.
Over het geheugen voor de laatste vector (VctAns)
De rekenmachine slaat de resultaten van de vectorberekening automatisch op in het
geheugen voor de laatste vector. Houd rekening met de volgende voorzorgsmaatregelen
betreffende het geheugen voor de laatste vector.
• Telkens wanneer u een vectorberekening uitvoert, wordt de inhoud van het huidige
geheugen voor de laatste vector, vervangen door het nieuwe resultaat. De vorige inhoud
wordt verwijderd en kan niet worden hersteld.
• Het invoeren van waarden in een vector heeft geen invloed op de inhoud van het geheugen
van de laatste vector.
• De vectorberekeningsresultaten worden ook opgeslagen in het geheugen voor de laatste
matrix (MatAns).