User Manual

5-36
Voorbeeld Sla de twee onderstaande functies op, genereer een tabel met
getalwaarden en teken vervolgens een lijngrafiek. Geef een bereik van
–3 tot 3 en een toename van 1 op.
Y1 = 3
x
2
– 2, Y2 = x
2
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster.
Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1
Ymin = –2, Ymax = 10, Yscale = 2
1 m Table
2 !3(V-WIN) awgwbwc
-cwbawcwJ
3 3(TYPE) 1(Y=) dvx-cw
vxw
4 5(SET) -dwdwbwJ
5 6(TABLE)
6 5(GPH-CON)
Na het tekenen van een grafiek kunt u de functie Trace, Zoom of Sketch gebruiken.
U kunt het grafiekscherm gebruiken om de eigenschappen van een grafiek te wijzigen nadat
u hebt getekend op basis van een tabel met getalwaarden. Zie “Grafiekeigenschappen
wijzigen vanuit het grafiekscherm” (pagina 5-16) voor meer informatie.
k Tegelijkertijd een tabel met getalwaarden en een grafiek weergeven
Als u in het configuratiescherm “T+G” opgeeft voor de optie “Dual Screen”, kunt u tegelijkertijd
een tabel met getalwaarden en een grafiek weergeven.
1. Kies in het hoofdmenu de modus Table .
2. Configureer de instellingen voor het weergavevenster.
3. Kies in het configuratiescherm “T+G” voor de optie “Dual Screen”.
4. Voer de functie in.
5. Geef het tabelbereik op.
6. De tabel met getalwaarden wordt weergegeven in het deelscherm aan de rechterkant.
7. Geef het grafiektype op en teken de grafiek.
5(GPH-CON) ... lijngrafiek
6(GPH-PLT) ... puntgrafiek