User Manual

10-6
4. Invoeren en bewerken van gegevens
Alle bewerkingen in dit gedeelte worden uitgevoerd op het werkruimtescherm van de eActivity.
Gebruik de procedures onder “Bewerkingen op eActivity-bestanden” (pagina 10-4) om een
nieuw bestand aan te maken of een bestaand bestand te openen.
k Verplaatsen van de cursor en scrollbewerkingen
Als u dit wilt doen: Gebruik deze toetsbewerking:
Beweeg de cursor voorwaarts en achterwaarts
f of c
Blader een scherm achterwaarts
!f of
6( g) 1(JUMP) 3(PageUp)
Blader een scherm voorwaarts
!c of
6( g) 1(JUMP) 4(PageDown)
Plaats de cursor aan het begin van het
werkruimtescherm
6( g) 1(JUMP) 1(TOP)
Plaats de cursor aan het einde van het
werkruimtescherm
6( g) 1(JUMP) 2(BOTTOM)
k Invoeren van een tekstregel
Gebruik een tekstregel voor het invoeren van alfanumerieke karakters, uitdrukkingen, enz.
u Het invoeren van karakters en uitdrukkingen als tekst
1. Verplaats de cursor naar een tekstregel.
Zolang de cursor in een tekstregel staat, wordt “TEXT” weergegeven voor de F3-
functiemenuoptie. Dit geeft aan dat het invoeren van tekst is ingeschakeld.
Tekstregel cursor
Het 3 toetsmenu wordt “TEXT”.