User manual - GRAPH95-75-85SD-85-35PLUS-Soft
2-4242
S Aan een element van een matrix een waarde toekennen of de waarde van 
een element oproepen 
[OPTN]-[MAT]-[Mat]
Als u het Mat-commando gebruikt om een element te bewerken, dan dient u te weten dat het 
toestel voor deze invoer het volgende formaat verwacht.
  Mat X [
m, n]
    X = naam van de matrix (A tot Z, of Ans)
  m = rijnummer
  n = kolomnummer
Voorbeeld 1  Ken in de volgende matrix aan het element op rij 1 en kolom 2 de 
waarde 10 toe:
     Matrix A = 
1 2
3 4
5 6
     @??*(MAT)(Mat)
     ?T(A)( F )@A
     ( G )U
Voorbeeld 2  Vermenigvuldig in de matrix A (uit voorbeeld 1) het element op rij 2 en 
kolom 2 met het getal 5
     *(MAT)(Mat)
     ?T(A)( F )AA
     ( G )DU
S Alle elementen van een matrix dezelfde waarde toekennen 
[OPTN]-[MAT]-[Fill]/[Aug]
Gebruik het Fill-commando om aan alle elementen van een matrix dezelfde waarde toe te 
kennen. Gebruik het Augment-commando om twee matrices samen te voegen tot één matrix.
Voorbeeld 1  Ken aan alle elementen van matrix A de waarde 3 toe
  *(MAT)(E)(Fill)
  B(E)(Mat)?T(A)U
  (Mat)?T(A)U
Voorbeeld 2  Voeg de volgende twee matrices samen:
  *(MAT)(Aug)
  (Mat)?T(A)
  (Mat)?J(B)U
• De twee matrices die u wilt samenvoegen moeten hetzelfde aantal rijen hebben. Als dat niet 
het geval is, verschijnt er een foutmelding.
A =
1
2
B =
3
4
A =
1
2
B =
3
4










