Softwareversie 3.00 Gebruiksaanwijzing

5-49
R
w
4. Voer de coëfficiënten van de functie in en teken de grafiek.
Voorbeeld Voer de functie voor cartesische coördinaten
x = 2 y
2
+ y − 1 in en teken
een parabool die aan de rechterzijde open is. Voer vervolgens de functie
voor poolcoördinaten
r = 4cos
θ
in en teken een cirkelgrafiek.
1 m Conic Graphs
2 1(RECT) c(X=AY
2
+BY+C) w
3 cwbw-bw6(DRAW)
4 JJ
5 2(POL) cccc(R=2Acos
θ
) w
6 cw6(DRAW)
In de modus Conic Graphs kunt u terwijl het scherm voor het invoeren van coëfficiënten
wordt weergegeven in plaats van op 6(DRAW) op 1(MODIFY) drukken en de waarde
van de coëfficiënten in het grafiekscherm wijzigen om de wijzigingen in de grafiek te
bekijken. Zie “Een grafiek wijzigen” (pagina 5-36) voor meer informatie.
In de modus Conic Graphs kunt u in een willekeurig scherm op !f(FORMAT) drukken
om een dialoogvenster voor het wijzigen van de grafiekkleur weer te geven.