Softwareversie 3.11 Gebruiksaanwijzing

5-43
Voorbeeld Gebruik Dynamic Graph om y = A ( x – 1)
2
– 1 te tekenen, waarbij de
waarde van coëfficiënt A van 2 in 5 wordt gewijzigd in stappen van 1. De
grafiek wordt 10 keer getekend.
1 m Dyna Graph
2 !3(V-WIN) 1(INITIAL) J
3 !m(SET UP) c2(Stop) J
4 5(BUILT-IN) c1(SELECT)
5 !f(FORMAT) b(Black)
6 4(VAR) cwbw-bw
7 2(SET) cwfwbwJ
8 3(SPEED) 3(
) J
9 6(DYNA)
Herhaalt van 1 naar 4.
k Dynamische grafieken over elkaar tekenen
Wanneer u de instelling voor het over elkaar tekenen van dynamische grafieken in het
configuratiescherm inschakelt, kunt u een grafiek over een andere grafiek tekenen door de
coëfficiëntwaarden te veranderen.
1. Kies in het hoofdmenu de modus Dyna Graph .
2. Configureer de instellingen voor het weergavevenster.
3. Kies in het configuratiescherm “On” voor de optie “Locus”.
4. Gebruik de cursortoetsen om het functietype in de lijst met ingebouwde functietypen te
selecteren.
5. Voer waarden voor coëfficiënten in en bepaal welke coëfficiënt de dynamische variabele is.
6. Geef de beginwaarde, eindwaarde en toename op.
7. Kies de normale tekensnelheid (Normal).
8. Teken de dynamische grafiek.
1
4
2
3
↓ ↑