Softwareversie 3.11 Gebruiksaanwijzing

6-14
u OnData
Q1-, Q3- en Med-waarden voor deze berekeningsmethode worden hieronder beschreven.
Q1 = {waarde van elementen waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,25
en zo dicht mogelijk bij 0,25 ligt}
Q3 = {waarde van elementen waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,75
en zo dicht mogelijk bij 0,75 ligt}
Het volgende laat een voorbeeld zien van het bovenstaande.
(Aantal Elementen: 10)
Gegevenswaarde
Frequentie
Cumulatieve
frequentie
Cumulatieve
frequentieverhouding
1 1 1 1/10 = 0,1
2 1 2 2/10 = 0,2
3 2 4 4/10 = 0,4
4 3 7 7/10 = 0,7
5 1 8 8/10 = 0,8
6 1 9 9/10 = 0,9
7 1 10 10/10 = 1,0
3 is de waarde waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan of gelijk is aan
0,25 en het dichtst bij 0,25 ligt, dus Q1 = 3.
5 is de waarde waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan of gelijk is aan
0,75 en het dichtst bij 0,75 ligt, dus Q3 = 5.
Referentiepunt (0,25) Referentiepunt (0,75)
Med wordt berekend met dezelfde methode als deze die werd gebruikt wanneer de “Std” is
geselecteerd voor de instelling “Q1Q3 Type”.
Het maakt niet uit of de frequentiewaarden allemaal gehele getallen zijn of decimale
fractiewaarden bevatten wanneer “OnData” is geselecteerd voor de instelling “Q1Q3 Type”.
Q1
0,1 0,2 0,4 0,7 0,8 0,9 1,0
Q3
1
2 63 3 4 4 4 75