Softwareversie 3.11 Gebruiksaanwijzing

14-28
4. Druk op w.
Hierdoor wordt het oorspronkelijke object parallel verschoven in de richting van de
geselecteerde vector.
Opmerking
Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure
uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel verschoven.
u Een object roteren
1. Teken het object dat u wilt roteren. Hier zullen we uitgaan van een driehoek.
2. Voer de volgende bewerking uit: 5(Transform) – 4:Rotation.
Hierdoor verschijnt de melding “Sel Rotation Center”.
3. Verplaats de aanwijzer naar de locatie die u als draaicentrum wilt gebruiken.
4. Druk op w.
Een dialoogvenster verschijnt om de draairichting te bepalen.
5. Voer de draaihoek (tegen de klok in) in graden in en druk dan op w.
Hierdoor wordt het oorspronkelijke object volgens de opgegeven waarde gedraaid.
Opmerking
Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure
uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel gedraaid.
u Een object wijder maken
1. Teken het object dat u wijder wilt maken. Hier zullen we uitgaan van een driehoek.
2. Voer de volgende bewerking uit: 5(Transform) – 5:Dilation.
Hierdoor verschijnt de melding “Sel Dilation Center”.
Zie de figuur in onderstaande aantekeningen voor uitleg over de gebruikte termen tijdens
het verwijden.
3. Verplaats de aanwijzer naar de locatie die u als verwijdingscentrum wilt gebruiken.
4. Druk op w.
Een dialoogvenster verschijnt om de schaal van verwijding te bepalen.