User Manual

Table Of Contents
Veranderen van het geluid tijdens een uitvoering
NL-67
Aan elk van de twee EX toetsen kan een gewenste functie worden toegewezen. Dit biedt u de
mogelijkheid om op elk gewenst moment een bepaalde actie tijdens een uitvoering te verrichten.
Bij meermalen indrukken van de EX1 toets wordt de arpeggiator (pagina NL-77) beurtelings in- en
uitgeschakeld.
Druk op de EX2 toets om de functies van de “CASIO MUSIC SPACE” (pagina NL-149) applicatie voor
smartapparaten op te roepen.
De bovenstaande functies zijn de oorspronkelijke standaardinstellingen voor de EX1 en EX2 toetsen.
Diverse andere functies (zoals in- en uitschakelen van de lagen- en splitsfunctie, oproepen van
basisinstellingen enz.) kunnen aan een van deze toetsen worden toegewezen.
In plaats van de onderstaande stappen 1 en 2 kan het “EX” scherm ook worden weergegeven door
op de EX1 of EX2 toets te drukken terwijl de FUNCTION toets ingedrukt wordt gehouden. (Als op
de EX1 toets wordt gedrukt, wordt “EX1 Assign” geselecteerd; als op de EX2 toets wordt gedrukt,
wordt “EX2 Assign” geselecteerd.)
1.
Selecteer de “12 Control” F-toetsenset. Zie “Veranderen van de F-toetsenset
(pagina NL-32).
2.
Tik op de F3 toets (EX).
Het “EX” scherm verschijnt.
3.
Tik boven of onder op de aanraakring om het item te selecteren dat u wilt
instellen.
Selecteer “EX1 Assign” om de functie van de EX1 toets te veranderen of “EX2 Assign” om de
functie van de EX2 toets te veranderen.
Gebruik van de EX-toetsen
Selecteren van de functies toegewezen aan de EX-toetsen