Operation Manual
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal het
effect grotendeels teniet doen.
• U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen
met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te
dicht bij bevindt.
• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
batterijniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt
aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het
beeldscherm.
• De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de batterijspanning laag is. Als de batterijspanning
laag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser
uit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goed
flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot
gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te
bespeuren zijn, laad dan de batterijen van de camera zo
snel mogelijk op.
Flitser
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling en druk
daarna op [SET].
Om dit te doen:
Flits met hoge intensiteit
Flits met normale intensiteit
Flits met lage intensiteit
Selecteer deze instelling:
Strong (Sterk)
Normal (Normaal)
Weak (Zwak)
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.