Operation Manual

APPENDIX
176
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Autofocus stelt niet goed
scherp.
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 66).
4) De camera wordt bewogen.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
De batterijen zijn leeg.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie te gebruiken tijdens
het opnemen van een landschap of tijdens het
maken van een portret.
3) U probeert autofocus te gebruiken of de
oneindig-functie (
) te gebruiken bij het
opnemen van een close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 69).
4) Zet de camera op een statief.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
Laad de batterijen in de camera op of vervang ze.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 69).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie voor close-ups.
1) Wanneer de batterij-indicator
toont, dient u
de batterijen zo snel mogelijk op te laden. Laad
de batterijen in de camera op of vervang ze.
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.