Operation Manual
68
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de macrofunctie
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op close-
up onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint
wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt.
Het bereik van het scherpstelbereik van de macrofunctie is
als volgt.
Bereik: Ca. 10 cm – 70 cm
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de
scherpstelfunctie indicator “ ” aangeeft.
2.
Neem het beeld op.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
BELANGRIJK!
• Tijdens de macrofunctie is het optische zoombereik
1X – 1,2X.
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
• De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 70).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluiterontspanningstoets halverwege
indrukt, kiest de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
• Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
• Spot (puntmeten) • Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader