Operation Manual

78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
REC Mode (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en een voorbeeld achtergrond getoond.
4.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
5.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
U kunt een gebruikersinstelling ook wissen m.b.v. uw
computer door het betreffende bestand in de
SCENE (décor) map in het camerageheugen te
wissen (pagina 153).
Het beeldscherm in stap 4 van de procedure op
pagina 77 geeft de tekst Register User Scene
(gebruikersinstelling registreren) aan wanneer een
BESTSHOT functie gebruikersinstelling
wordtopgeroepen.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 135) alle BESTSHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
OPMERKINGEN
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.
Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filterfunctie,
meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit,
scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie en ISO
gevoeligheid.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999
BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenus te tonen.
Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstelling
registreert wordt daaraan automatisch een
bestandnaam toegewezen waarbij één van de
onderstaande formaten wordt gebruikt, afhankelijk
van het cameramodel.
QV-R41: UQR41nnn.JPE (n = 0 - 9)
QV-R51: UQR51nnn.JPE (n = 0 - 9)