Operation Manual

REFERENTIE
164
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
1. De batterijen zijn onjuist ingelegd.
2. De batterijen zijn leeg.
3. Gebruik van een verkeerde netadapter.
1. De automatische stroomonderbreker is geactiveerd
(pagina 35).
2. Lege batterijen
3. U zet de spannings-/functieschakelaar op ter-
wijl de lensdop gemonteerd is.
De batterijspanning is laag.
1. De spannings-/functieschakelaar op
.
2. De flitsereenheid wordt opgeladen.
3. Het boodschap “MEMORY FULL” (geheugen vol)
wordt aangegeven op het beeldscherm.
4. Er is geen geheugenkaart in de camera geplaatst.
1. De lens is vuil.
2. Het onderwerp bevindt zich buiten het
scherpstelkader.
3. De condities maken scherpstellen onmogelijk.
4. De camera wordt bewogen.
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Stroomvoorziening
Beeldopname
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
plotseling uit te schakelen.
indicator op het beeld-
scherm en de zoeker.
Het beeld wordt niet opgeno-
men bij indrukken van de
sluiterontspannertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1. Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29).
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Gebruik enkel de gespecificeerde netadapter (AD-
C620).
1. Schakel de spanning opnieuw in.
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Verwijder de lensdop en schakel daarna de span-
ning in.
Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
1. Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2. Wacht totdat de flitsereenheid klaar is met opladen.
3. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft uit het
camerageheugen of gebruik een andere geheugen-
kaart.
4. Plaats een geheugenkaart.
1. Reinig de lens.
2. Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van
het beeld.
3. Schakel over naar de handmaige scherpstelfunctie
en stel met de hand scherp (pagina 64).
4. Gebruik een statief.