Operation Manual

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
59
Voorbeeld 1: Gebruiken van voorgordijn synchronisatie om
het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg
rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de beelden van de auto’s
eerst opgenomen, gevolgd door de koplampen, zodat de
veeg door het bewegen doorloopt tot aan de voorkant van de
auto’s.
Voorbeeld 2: Gebruiken van achtergordijn synchronisatie
om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de
weg rijden.
Wanneer de flitser flitst worden de koplampen eerst opgeno-
men, gevolgd door de beelden van de auto’s, zodat de veeg
door het bewegen doorloopt tot aan de achterkant van de
auto’s.
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
1.
Zet de spannings/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU.
3.
Selecteer “Flash Setting” (flitserinstelling) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:
Laat de flitser onmiddellijk na
openen van de sluiter flitsen.
Laat de flitser juist voor het
sluiten van de sluiter flitsen.
Selecteer deze instelling:
Voorgordijn flitser-
synchronisatie
Achtergordijn flitser-
synchronisatie