Operation Manual
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2.
Druk op MENU
3.
Selecteer “Filter” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.
4.
Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)
5.
Druk op MENU om de instelprocedure te verla-
ten.
OPMERKINGEN
• Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt
hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren
van een kleurfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 96)
beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden,
wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).
OPMERKINGEN
• Door de kleuren te versterken wordt hetzelfde resul-
taat geproduceerd als het monteren van een kleur-
versterkend lensfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (zie hieron-
der) beide op hetzelfde moment ingeschakeld wor-
den, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).