Operation Manual

74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocus kader te selecteren en druk daarna
op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 78).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Spot (puntmeten) Multi (multipatroon meting)