User Manual

28
Beeldinstelling 2 3
Frequentie (R)
Wanneer er verticale banden verschijnen op het geprojecteerde beeld wanneer
RGB als signaalbron geselecteerd is, is de frequentie niet correct ingesteld. Gebruik
in een dergelijk geval deze instelling om de frequentie met de hand in te stellen. Als,
om wat voor reden dan ook, het beeld van de computer bij uw handmatig
ingestelde frequentie verdwijnt, kunt u op [AUTO] drukken om een automatische
instelling te laten uitvoeren, waarna het beeld weer terug zou moeten keren.
Beeldinstelling 2 3
Fase (R)
Pas de fase van het RGB-ingangssignaal aan wanneer het beeld flikkert omdat de
fase van de projector en de fase van het RGB-ingangssignaal niet met elkaar
overeenkomen.
Beeldinstelling 2 3
Overscan (CVD)
Stel de hoeveelheid overscan in voor een video-ingangssignaal binnen een bereik
van 0% t/m 5%*. De breedte van de rand rond het geprojecteerde beeld hangt af
van deze instelling. Een kleinere waarde resulteert in een bredere weergave, zoals u
hieronder kunt zien.
Beeldinstelling 2 3
Menu terugstellen (RCVD)
Hiermee zet u alle items op het “Beeldinstelling 2” hoofdmenu terug op hun
fabrieksinstellingen voor de op dit moment gebruikte signaalbron.
Volume instelling 3 Volume Zie “Regelen van het volumeniveau (VOLUME)” (bladzijde 20) voor meer informatie.
Volume instelling 3
Menu terugstellen
Zet de volume-instelling terug op de fabrieksinstelling voor de op dit moment
geprojecteerde signaalbron.
Scherminstellingen 3
Keystone correctie
Gebruik dit submenu om de verticale perspectivische vertekening van het
geprojecteerde beeld te corrigeren (keystone correctie).
Scherminstellingen 3
Hor.-Ver. verhouding
(RCVHD)
Selecteer een beeldverhouding voor het geprojecteerde beeld.
Zie “Veranderen van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld (ASPECT)”
(bladzijde 17) voor meer informatie.
Scherminstellingen 3
Projectiemodus
Stel in of de projectie plaatsvindt op de voorkant van het scherm of op de
achterkant.
Voor*: Selecteer deze optie als u projecteert op de voorkant van het scherm.
Achter: Selecteer deze optie als u projecteert op de achterkant van het scherm.
Deze instelling spiegelt het geprojecteerde beeld horizontaal (links-rechts).
Scherminstellingen 3
Plafondbeugel
Stel de projector in zodat hij ondersteboven aan het plafond kan worden gehangen.
Aan: Selecteer deze optie wanneer de projector ondersteboven aan het plafond
wordt gehangen. Omdat hierbij de onderkant van de projector naar boven zal
wijzen, wordt het geprojecteerde beeld horizontaal en verticaal gespiegeld.
Uit*: Kies deze instelling wanneer de projector gewoon op een tafel of iets
dergelijks wordt gebruikt. Bij deze instelling wordt het beeld geprojecteerd
onder de vooronderstelling dat de bovenkant van de projector naar boven
wijst.
Scherminstellingen 3
Geen signaalscherm
Kies uit de volgende mogelijkheden voor het beeld dat geprojecteerd moet worden
wanneer de projector geen ingangssignaal ontvangt: “Blauw”* (blauw scherm),
“Zwart” (zwart scherm), “Logo” (eigen logo van de projector of gebruikerslogo,
bladzijde 76).
Scherminstellingen 3
Blanco scherm
Kies uit de volgende mogelijkheden voor het beeld dat geprojecteerd moet worden
wanneer er op de [BLANK] toets wordt gedrukt: “Blauw”* (blauw scherm), “Zwart”
(zwart scherm), “Logo” (eigen logo van de projector of gebruikerslogo, bladzijde 76).
U moet dit menu-item
gebruiken:
Om dit te doen:
Weergave bij instelling op 5%
Weergave bij instelling op 0%