Operation Manual

14
4.22 VERSNELLINGSPOOK
Deze pook heeft zeven standen die
overeenstemmen met vijf versnellin-
gen vooruit, de stand om de versnel-
ling in zijn vrij te zetten «N» en de
achteruitrijdversnelling «R».
Om van de ene versnelling naar de
andere te schakelen moet u het pe-
daal (4.21) half intrappen en de pook
overeenkomstig de gegevens die op
het plaatje staan in de gewenste ver-
snelling zetten.
Het inschakelen van de achteruitver-
snelling dient uitgevoerd te worden als de machine stilstaat.
4.31 REMPEDAAL
Dit pedaal stelt de rem van de achter-
wielen in werking.
4.32 KOPPELINGSPEDAAL
Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem
voor de wielen in werking en regelt de
snelheid van de machine, zowel bij
het voor- als bij het achteruit rijden.
Om de machine vooruit te laten rij-
den dient het pedaal met de punt
van de voet in richting «F» geduwd
te worden; hoe meer druk er op het
pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger
de snelheid van de machine.
Hydrostatische aandrijving
LET OP!
De achteruitversnelling wordt in werking gesteld door met de
hak op het pedaal in richting «R» te drukken.
Als het pedaal wordt losgelaten komt het automatisch weer in
de vrije stand «N» terug.
Het inschakelen van de achteruitver-
snelling dient uitgevoerd te worden als de machine stil-
staat.
Als het koppelingspedaal zowel bij het
voor- als het achteruitrijden bediend wordt met een ingescha-
kelde handrem (4.4) slaat de motor af.
4.33 ONTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE
AANDRIJVING
Deze hendel heeft twee standen:
«A» = Aandrijving ingescha-
keld: voor alle gebruikscondi-
ties, tijdens het rijden en het
maaien;
«B» = Aandrijving uitge-
schakeld: vermindert
aanzienlijk de kracht
die nodig is om de
machine, met de motor uitgeschakeld, met de
hand te verplaatsen.
Teneinde te voorkomen dat de aandrijfunit
beschadigd wordt, mag deze operatie alleen worden uitgevoerd
met een stilstaande motor, met de pedaal (4.32) in de stand «N».
BELANGRIJK
OPMERKING
LET OP!
NL
4.22
5
R
2
3
4
N
1
4.31
4.32
R
N
F
4.33
A
B