31200356 10 Juli..2007 Dutch Bedienings- en Onderhoudshandleiding TH580B Verreiker S/N TBJ00100 & daarna Houd dit handboek op elk moment met de machine.
Belangrijke veiligheidsinformatie De meeste ongelukken die voorkomen bij de bediening, het onderhoud en reparaties van een product, worden door het niet opvolgen van de algemene veiligheidsregels of voorzorgsmaatregelen veroorzaakt. Vaak kan een ongeluk worden vermeden door in te zien dat een situatie gevaarlijk kan zijn, voordat zich een ongeluk voordoet. Men moet goed uitkijken voor mogelijk gevaarlijke omstandigheden.
EFFECTIVITY PAGINA 14 Juli..2006 - A - Originele Kwestie van Handboek 2 Februari..2007 - B - Toegevoegd Tier III informatie. Herziene pagina's 9, 19, 41, 111, 127, 146, 147a, 147b, 148a, 148b, 150, 151. 10 Juli..2007 - C - voegde LSI de informatie van het Knipsel over pagina's 51 toe en 52. Herzag de Informatie van de Band over pagina 108 en herzag de Procedure van de Aanpassing van de Keten van de Boom aangaande pagina's 118 thru 118b.
EFFECTIVITY PAGINA ii 31200356
31200356 Inhoud 3 Inhoud Parkeren ............................................................... 97 Informatie over transport ....................................... 99 Voorwoord ............................................................... 4 Veiligheid Veiligheidsberichten ................................................ 6 Aanvullende berichten .......................................... 20 Algemene veiligheidsvoorschriften ....................... 24 Preventie van beknellings- en snijwonden ........
31200356 4 Voorwoord Voorwoord Onderhoud Informatie over documentatie Het gedeelte Onderhoud is een hulpmiddel voor het goed onderhouden van het materieel. De geïllustreerde, stapsgewijze instructies zijn per onderhoudsinterval gegroepeerd. Onderdelen zonder specifieke onderhoudsintervallen zijn onder het interval Wanneer nodig geplaatst. In de tabel met de onderhoudsintervallen wordt naar meer gedetailleerde informatie verwezen die verderop volgt.
31200356 5 Voorwoord Het is verboden voor elke persoon die een bedrijf heeft waar motoren of machines worden gerepareerd, onderhouden, verkocht, geleased of ingeruild, om enige met de emissie in verband staande apparaten of ontwerpelementen op of in een motor of machine die aan de voorschriften (40 CFR deel 89) voldoet, te verwijderen, te wijzigen of buiten werking te stellen.
6 Veiligheid Veiligheidsberichten 31200356 Veiligheid Veiligheidsberichten Illustratie 2 g01106545
31200356 Illustratie 3 7 Veiligheid Veiligheidsberichten g01106569
8 Veiligheid Veiligheidsberichten Illustratie 5 31200356 g01106584
31200356 10 Veiligheid Veiligheidsberichten Niet onder de last gaan staan (2) Geen handen (3) Dit plaatje bevindt zich aan de zijkant van de giekkop aan weerszijden van de machine. Het plaatje bevindt zich aan de zijkant van het gieksegment nummer één aan weerszijden van de machine. g00930659 g00930870 Er is beknellingsgevaar wanneer de giek wordt neergelaten of wanneer een last valt. Blijf op veilige afstand van de giek wanneer de machine in bedrijf is.
31200356 11 Veiligheid Veiligheidsberichten Niet gebruiken (4) Vorken (5) Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op het voorste instrumentenbord in de cabine. Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op het paneel aan de rechterkant van het bedieningsstation. g00936539 g01059274 Verkeerde bediening of verkeerd onderhoud van de machine kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
31200356 12 Veiligheid Veiligheidsberichten ROPS-/FOPS-constructie (6) Geen handen (7) Dit veiligheidsplaatje bevindt zich achter de stoel nabij de ruit. Het plaatje bevindt zich boven op de stempelcilinders aan weerszijden van de machine. g00932470 Constructieschade, omkantelen, wijzigingen of onjuiste reparaties kunnen de bescherming die deze constructie biedt, verminderen en deze certificatie ongeldig maken. Las niet aan deze constructie en boor er geen gaten in.
31200356 13 Veiligheid Veiligheidsberichten Beknellingsgevaar (8) Veiligheidsgordel (9) Het plaatje bevindt zich aan de onderkant van de stempelbalk aan weerszijden van de machine. Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op het paneel aan de rechterkant van het bedieningsstation. g00931188 g00930659 Er is beknellingsgevaar wanneer de stempels omhoog of omlaag worden gebracht. Verzeker u ervan dat personeel zich op veilige afstand bevindt wanneer de stempels omhoog of omlaag worden gebracht.
31200356 14 Veiligheid Veiligheidsberichten Motorkoelvloeistof (10) Lage brug (11) Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op de koelvloeistoftank in de motoromkasting. Dit veiligheidsplaatje bevindt zich in het bedieningsstation aan de rechterkant van het raam. Dit plaatje bevindt zich alleen op machines die in het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt. g00931247 Systeem onder druk! Hete koelvloeistof kan ernstige brandwonden of ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
31200356 15 Veiligheid Veiligheidsberichten Elektriciteitskabels vermijden (12) Hulpstartkabels (13) Dit veiligheidsplaatje bevindt zich in het bedieningsstation aan de rechterkant van het raam. Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op een beugel naast de accu’s. g00931020 g00936329 Elektrocutiegevaar! Houd de machine en uitrustingsstukken op veilige afstand van elektriciteitskabels. Blijf op een afstand van 3 m (10 ft) plus tweemaal de lengte van de lijnscheider.
31200356 16 Veiligheid Veiligheidsberichten Ether (14) Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op de inlaat van het luchtfilter. g00931562 Explosiegevaar! Geen ether gebruiken! Deze machine is met een luchtinlaatverwarmer uitgerust. Gebruik van ether kan ontploffingen of brand veroorzaken, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Lees en volg de startprocedure in de Bedienings- en Onderhoudshandleiding.
31200356 17 Veiligheid Veiligheidsberichten Deze Pagina opzettelijk Verlaten Leeg
31200356 18 Veiligheid Veiligheidsberichten Beknellingsgevaar (18) Beknellingsgevaar (20) Dit plaatje bevindt zich aan weerszijden van de multifunctionele bak, boven op de bak. Dit veiligheidsplaatje bevindt zich op de cilinderbeugel van de giek. g00951560 g01063782 Tijdens bedrijf is er in dit gebied geen ruimte voor personen. Ernstig of dodelijk letsel als gevolg van beknelling kan zich voordoen. Blijf uit de buurt van het uitrustingsstuk terwijl het in bedrijf is.
31200356 19 Veiligheid Veiligheidsberichten Ether (21) Universele Waarschuwing (22) Tier II - Dit plaatje bevindt zich op de zijkant van het kleppendeksel.. Tier III - Dit bericht wordt gevestigd aan beide kanten van de dekkingsbasis van het klepmechanisme. g00924889 Indien uitgerust met een luchtinlaatverwarmer (AIH) voor starten bij lage temperaturen, gebruik dan geen spuitbussen starthulp zoals ether. Het gebruik daarvan kan een ontploffing en lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
31200356 Illustratie 17 23 Veiligheid Aanvullende berichten g01059267 Controleer de transmissie- en hydrauliekolie terwijl de olie warm is. Voeg geen olie toe terwijl het systeem koud is. Als het systeem koud is wanneer u olie toevoegt, kan het systeem te vol raken. De machine kan hierdoor schade oplopen. Raadpleeg de Bedienings- en Onderhoudshandleiding, “Transmissie en hydraulisch systeem - Oliepeil controleren” voor de juiste procedure.
31200356 24 Veiligheid Algemene veiligheidsvoorschriften Pas op voor hoogspannings- en ondergrondse kabels. Als de machine in aanraking komt met deze gevaren, kan dat tot ernstig of dodelijk letsel leiden als gevolg van elektrocutie. Illustratie 21 g01084001 Deze machine kan met één of twee handpompen zijn uitgerust. De handpomp wordt gebruikt om de giek neer te laten wanneer er geen hydraulische kracht beschikbaar is. Steek de hendel in de linker handpomp om de giek in te schuiven.
31200356 25 Veiligheid Algemene veiligheidsvoorschriften Wees altijd voorzichtig wanneer u reinigingsmiddelen gebruikt. Meld alle noodzakelijke reparaties. Laat onbevoegde personen niet op het materieel toe. Voer het onderhoud uit met het materieel in de onderhoudsstand tenzij u andere instructies hebt ontvangen. Raadpleeg de Bedienings- en Onderhoudshandleiding voor de procedure om het materieel in de onderhoudsstand te plaatsen.
31200356 26 Veiligheid Preventie van beknellings- en snijwonden Afval afvoeren Illustratie 26 g00706404 Als afval niet op de juiste wijze wordt afgevoerd, kan het milieu gevaar lopen. Mogelijk schadelijke vloeistoffen dienen volgens de plaatselijke voorschriften te worden afgevoerd. Gebruik altijd lekdichte containers wanneer u vloeistoffen aftapt.
31200356 Start de machine nooit via de startmotorrelaisklemmen. Dit kan onverhoedse beweging van de machine tot gevolg hebben. Bij stangenstelsels van het uitrustingsstuk verandert de vrije ruimte in het stangenstelselgebied al naar gelang de beweging van het uitrustingsstuk of de machine. Blijf uit de buurt van deze gebieden waar plotseling de vrije ruimte op de machine of het uitrustingsstuk verandert. Blijf uit de buurt van alle draaiende en bewegende onderdelen.
31200356 28 Veiligheid Preventie van brand en explosie Stof afkomstig van het repareren van niet-metalen motorkappen of bumpers kan ontvlambaar en/of explosief zijn. Repareer deze componenten in een goed geventileerde ruimte uit de buurt van open vlammen of vonken. Preventie van brand en explosie Inspecteer alle leidingen en slangen op slijtage of beschadiging. De slangen moeten op de juiste manier geleid worden. De leidingen en slangen moeten voldoende ondersteuning en stevige klemmen hebben.
200356 29 Veiligheid Preventie van brand en explosie Leidingen, buizen en slangen Buig hogedrukleidingen niet en sla er niet op. Installeer geen gebogen of beschadigde leidingen. Illustratie 29 g00704135 Dampen van een accu kunnen ontploffen. Houd open vlammen of vonken uit de buurt van de bovenkant van een accu. Rook niet in ruimten waar accu’s geladen worden. Controleer de lading van een accu nooit door een metalen voorwerp over de accupolen te plaatsen.
31200356 30 Veiligheid Plaats van brandblusapparaat Plaats van brandblusapparaat Zorg dat een brandblusapparaat op de machine aanwezig is. Zorg dat u weet hoe het brandblusapparaat werkt. Inspecteer het brandblusapparaat en voer er regelmatig onderhoud aan uit. Houd u aan de aanbevelingen op het instructieplaatje. De aanbevolen plaats voor het monteren van het brandblusapparaat is op de plaat voor de stoel rechts van de machinist.
31200356 Als u zich tijdens onweer in de cabine bevindt, moet u daar blijven. Als u zich tijdens onweer op de grond bevindt, moet u uit de buurt van de machine blijven. Vóór het starten van de motor Machinisten moeten de juiste training hebben gehad en bekwaam zijn in alle aspecten van de bediening van de machine. Om aan bepaalde plaatselijke vereisten te voldoen moet een machinist een machinistenrijbewijs of een certificaat hebben.
31200356 32 Veiligheid Vóór het bedrijf Bevestig een label Speciale instructie, “NIET GEBRUIKEN” of gelijksoortig waarschuwingslabel aan het contactslot of de bedieningshendels voordat u onderhoud of reparaties aan de machine uitvoert. Dit waarschuwingslabel is verkrijgbaar bij uw Caterpillar dealer. Start de motor niet indien een waarschuwingslabel aan het contactslot of de bedieningselementen van de machine is bevestigd. Ook mogen de bedieningshendels van de machine niet worden bewogen.
31200356 Voordat u de machine manoeuvreert moet u controleren of zich geen personeel tussen de machine en de uitrustingsstukken bevindt. Wees voorzichtig bij het veranderen van rijrichting. Wees voorzichtig wanneer u de giek bedient. Wees voorzichtig bij het oppakken of neerzetten van ladingen. Rijd in de richting waarin u het beste zicht hebt. Rijd met de giek volledig ingeschoven. Rijd ook met de giek zo laag mogelijk. Bewaar voldoende afstand tot de grond voor de omstandigheden.
31200356 34 Veiligheid Uitrustingsstukken • “Motor stoppen” • “Motor stoppen als zich een elektrische storing Schakel de bedrijfsremmen in om de machine te stoppen. Plaats de transmissiehendel in de stand NEUTRAAL. Breng de gashendel naar de stand LAAGTOEREN ONBELAST. Schakel de parkeerrem in. Uitrustingsstukken Laat alle uitrustingsstukken op de grond zakken. Schakel de vergrendeling van de bedieningselementen in. voordoet” Stop de motor.
31200356 Informatie over geluid en trillingen Geluidsniveau Het geluidsdrukniveau voor de machinist dat volgens de testprocedure in “EN 12053:2001” wordt gemeten, is 80 dB(A) voor een gesloten cabine. De cabine is naar behoren geïnstalleerd en onderhouden. De test is met gesloten deuren en ramen uitgevoerd. Gehoorbescherming kan nodig zijn wanneer de machine met een open cabine wordt gebruikt gedurende lange perioden of in een lawaaierige omgeving.
31200356 36 Veiligheid Schermen ROPS-constructie, FOPSconstructie De ROPS/FOPS-constructie (indien aanwezig) op uw machine is speciaal ontworpen, getest en gecertificeerd voor die machine. Graafmachines zijn niet met ROPS-constructies uitgerust. Alle veranderingen of wijzigingen aan de ROPS/FOPS-constructie kunnen de constructie verzwakken. Hierdoor raakt de machinist in een onveilige situatie.
31200356 37 Productinformatie Algemene informatie Productinformatie Algemene informatie Hefvermogens Een machine op banden heeft een ander hefvermogen dan een machine op stempels. Het hefvermogen van een machine verschilt ook voor elk soort uitrustingsstuk. Een onstabiele machine kan leiden tot ernstige of dodelijke ongevallen.
31200356 38 Productinformatie Algemene informatie Voorbeelden van schatten van heffen met behulp van hefvermogentabel Opmerking: De onderstaande voorbeelden zijn uitsluitend ter illustratie. Deze tabel heeft geen betrekking op een bepaalde machine. Voor het heffen dient u de in de cabine aangebrachte hefvermogentabellen te raadplegen. De eenheden op de hefvermogentabellen kunnen kilogrammen of ponden (lb) zijn.
31200356 39 Productinformatie Algemene informatie In de hefvermogentabel ziet u dat het punt waar de referentiewaarden voor de giekhoek en -uitschuiving elkaar kruisen, punt “Y” is. Dit kruispunt bevindt zich in het hefgebied aangegeven door “E”. In de correctietabel is het hefgebiedvermogen van het uitrustingsstuk 3000 eenheden. De voorgenomen last van 3000 eenheden is gelijk aan de waarde in het hefgebied, dus de hefvermogentabel geeft aan dat de last gelijk is aan het maximale vermogen van de machine.
31200356 40 Productinformatie Algemene informatie Specificaties g01078347 Illustratie 35 Zijaanzicht g00855455 Illustratie 36 Achteraanzicht De specificaties worden weergegeven voor standaardmachines zonder een uitrustingsstuk op de snelkoppeling.
31200356 42 Productinformatie Informatie over identificatie Als de machine het plaatje voor de Europese Unie heeft, dan is dit plaatje aan het PIN plaatje bevestigd. Er is ook andere informatie op het CE plaatje gestempeld. Ter referentie moet deze informatie in de onderstaande ruimten worden genoteerd. Sticker ROPS-/FOPS-constructie Dit veiligheidsplaatje bevindt zich achter de stoel nabij de achterruit.
31200356 43 Productinformatie Informatie over identificatie Tabel 2 Veldsterkte(1) 16,12 dB microampère/ meter Bereik van bedrijfsfrequentie 134,2 kHz Bedrijfstijd(2) 0,055 seconden (1/18 seconde) (1) (2) Italiaanse homologatie voor rijden op de openbare weg Veldsterkte op 10 meter De bedrijfstijd wordt gemeten nadat het contactslot voor het eerst wordt ingeschakeld. Illustratie 46 g00937590 Dit plaatje bevindt zich aan de rechterkant van de machine achter de voorband.
44 Productinformatie Informatie over identificatie 31200356 • “Sleepgewicht uitgerust met een bekrachtigd remsysteem (hydraulisch of pneumatisch)”____________________________________________ Sticker met emissiecertificatie Opmerking: Deze informatie is van toepassing in de Verenigde Staten en Canada. Indien aanwezig bevindt de EPA/EU sticker met emissiecertificatie zich aan de zijkant van het motorblok. Een karakteristiek voorbeeld is afgebeeld.
31200356 45 Bediening Vóór het bedrijf Bediening Dagelijkse inspectie Vóór het bedrijf Hete olie en hete componenten kunnen verwondingen veroorzaken. Laat hete olie of hete componenten niet in aanraking komen met de huid. In- en uitstappen Bij bedrijfstemperatuur is motorkoelvloeistof heet en staat deze onder druk. Stoom kan verwondingen veroorzaken.
46 Bediening Vóór het bedrijf Opmerking: Voor een maximale levensduur van de machine moet dagelijks een controlerondgang worden uitgevoerd voordat u de machine gebruikt. Inspecteer de machine op lekkage. Verwijder eventueel aanwezige rommel uit de motorruimte en onderwagen. Controleer of alle beschermplaten, deksels, luiken, kappen en doppen stevig vastzitten. Inspecteer alle slangen en riemen op beschadiging. Inspecteer alle lampen en spiegels op beschadiging.
31200356 47 Bediening Machine bedienen Machine bedienen Stoelafstelling Nooduitgang De achterruit kan op machines met een gesloten cabine als nooduitgang worden gebruikt. Als de hoofduitgang is versperd, verlaat u de machine via de achterruit. Illustratie 51 g00950445 Voor-/achteruit hendel (1) – Breng de voor-/achteruit hendel omhoog en schuif de stoel naar de gewenste stand. Laat de voor-/achteruit hendel los om de stoel op zijn plaats te vergrendelen.
31200356 48 Bediening Machine bedienen Veiligheidsgordel afstellen voor niet-oprolbare veiligheidsgordels Luchtvering (indien aanwezig) Stel beide einden van de veiligheidsgordel af. De veiligheidsgordel hoort strak maar wel comfortabel te zitten. Veiligheidsgordel langer maken Illustratie 52 g00950464 Gewichtinstelschakelaar (4) – Stel de hoogte van de stoel met de gewichtinstelschakelaar in. De stoelhoogte moet worden ingesteld terwijl de machinist op de stoel zit.
31200356 49 Bediening Machine bedienen Veiligheidsgordel korter maken Illustratie 55 Veiligheidsgordel losmaken g00100713 1. Doe de veiligheidsgordel om. Trek aan de buitenste gordellus om de veiligheidsgordel strakker te maken. Illustratie 57 g00100717 Trek de ontgrendelhendel omhoog. Hierdoor wordt de veiligheidsgordel ontgrendeld. 2. Stel de andere helft van de veiligheidsgordel op dezelfde manier af. Veiligheidsgordel afstellen voor oprolbare veiligheidsgordels 3.
31200356 50 Bediening Machine bedienen Veiligheidsgordel losmaken Illustratie 59 g00039113 Druk de knop op de gesp in om de veiligheidsgordel los te maken. De veiligheidsgordel wordt automatisch in de rolautomaat opgerold. Veiligheidsgordel verlengen Bij gebruik van oprolbare veiligheidsgordels mogen geen verlengstukken worden gebruikt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De rolautomaat wordt soms niet vergrendeld afhankelijk van de lengte van het verlengstuk en de omvang van de persoon.
31200356 51 Bediening Machine bedienen Bedieningselementen (Zijconsole) OAM1051 Opmerking: Uw machine heeft mogelijk niet alle bedieningselementen die in dit onderwerp worden beschreven. Ventilatorschakelaar (1) Ventilatorschakelaar – Draai de schakelaar naar rechts naar de eerste aanslag om de ventilator van de verwarming aan te zetten. De ventilator van de verwarming werkt met lage snelheid.
31200356 52 Bediening Machine bedienen Ruitenwisser en -sproeier achterruit (7) Ruitenwisser/sproeier achterruit – Druk op het bovenste deel van de schakelaar om de ruitenwisser van de achterruit in te schakelen. Druk op de schakelaar en houd het bovenste deel van de schakelaar ingedrukt om de ruitensproeierpomp en de ruitenwisser van de achterruit in te schakelen. Laat het bovenste deel van de schakelaar los. De schakelaar keert naar de stand UIT terug.
31200356 53 Bediening Machine bedienen Illustratie 61 g01111461 (1) Schakelaar Automatisch/ Handgeschakeld (indien aanwezig) (2) Snelkoppelingsschakelaar (3) Neutraalschakelaar van transmissie (4) Stuurmodusschakelaar (5) Chassis-horizontaalschakelaar (6) Schakelaar voor linker stempel (7) Schakelaar voor rechter stempel (8) Mistlichten (9) Waarschuwingsknipperlichten (10) Dimmerschakelaar voor koplampen (11) Koplamp-parkeerlichten (12) Zwaailamp (13) Joystick (14) Instelbare armleuning (15) Zijconsole
31200356 54 Bediening Machine bedienen Inschakelen – Druk op het onderste deel van schakelaar (2). Houd het onderste deel van schakelaar (2) ingedrukt totdat de snelkoppelingspennen volledig zijn vastgekoppeld. Neutraalschakelaar van transmissie (3) Illustratie 62 g01111391 (23) Richtingaanwijzerhendel (24) Contactslot (25) Kantelhendel van stuurkolom Opmerking: Uw machine heeft mogelijk niet alle bedieningselementen die in dit onderwerp worden beschreven.
31200356 55 Bediening Machine bedienen Stuurmoduskeuzeschakelaar – Deze schakelaar met drie standen regelt de stuurmodus. Druk op het bovenste deel van schakelaar (4) om de hondegang te selecteren. Plaats schakelaar (4) in de middelste stand om de tweewielbesturing te selecteren. Druk op het onderste deel van schakelaar (4) om de cirkelbesturing te selecteren. Opmerking: Zet de voor- en achterwielen altijd recht vooruit voordat u de stuurmodus verandert.
31200356 56 Bediening Machine bedienen 2. Draai het stuurwiel totdat het linker achterwiel in lijn is met de zijkant van de machine. Laat de giek zakken voordat u de chassishorizontaalschakelaar gebruikt. De giek moet vlak bij de grond zijn. Druk het rechter deel van schakelaar (5) in om de rechterkant van het chassis omlaag te brengen. Het chassis draait naar rechts ten opzichte van de assen. Druk het linker deel van schakelaar (5) in om de linkerkant van het chassis omlaag te brengen.
31200356 57 Bediening Machine bedienen Linker stempel (6) – Dit is een veerbelaste schakelaar met automatische terugstelling en drie standen. Druk op het rechter deel van de schakelaar om de linker stempel omhoog te brengen. Laat de schakelaar los om het stijgen van de stempel te stoppen. De schakelaar keert naar de stand HOUDEN terug. Druk op het linker deel van de schakelaar om de stempel omlaag te brengen. Laat de schakelaar los om het dalen van de stempel te stoppen.
31200356 58 Bediening Machine bedienen Koplamp-parkeerlichten (11) Uitvoering type A Koplampen (dimlicht) – Druk het rechter deel van schakelaar (11) in om de parkeerlichten en de achterlichten in te schakelen. Druk nogmaals op het rechter deel van schakelaar (11) om de koplampen, parkeerlichten en achterlichten in te schakelen. Druk op het linker deel van schakelaar (11) om de koplampen uit te schakelen.
31200356 Snelkoppeling (naar achteren kantelen) – Duw de joystick naar links om de snelkoppeling naar achteren te kantelen. De joystick keert terug naar de stand HOUDEN wanneer hij wordt losgelaten. Giek uitschuiven – Duw duimwiel (13B) naar voren om de giek uit te schuiven. Het duimwiel keert naar de stand HOUDEN terug wanneer het wordt losgelaten. Opmerking: De giek schuift niet uit wanneer de transmissiehendel zich in de stand ACHTERUIT bevindt.
31200356 60 Bediening Machine bedienen Giek omhoog – Trek joystick (13) naar achteren om de giek omhoog te brengen. De joystick keert terug naar de stand HOUDEN wanneer hij wordt losgelaten. Giek omlaag – Duw joystick (13) naar voren om de giek omlaag te brengen. De joystick keert terug naar de stand HOUDEN wanneer hij wordt losgelaten. Giek uitschuiven – Duw joystick (13) naar rechts om de giek uit te schuiven. De joystick keert terug naar de stand HOUDEN wanneer hij wordt losgelaten.
31200356 61 Bediening Machine bedienen Zijconsole (15) De zijconsole bevat bedieningselementen voor de volgende functies: • Verwarming en airconditioning • Ruitenwisser en -sproeier • Schijnwerpers voor de cabine • Schijnwerpers voor de giek Parkeerrem ingeschakeld – Trek hendel (17) helemaal omhoog om de parkeerrem in te schakelen. Er bevindt zich een grendel aan de achterkant van hendel (17).
31200356 62 Bediening Machine bedienen Pedaal (19) regelt de bedrijfsremmen. Druk op pedaal (19) om de bedrijfsremmen in te schakelen. Laat pedaal (19) los om de bedrijfsremmen uit te schakelen. Druk het pedaal in om de machine af te remmen of te stoppen. Het afremmen wordt geregeld door de neerwaartse kracht die op het pedaal wordt uitgeoefend. Pedaal (19) kan in combinatie met de neutraalschakelaar (3) van de transmissie worden gebruikt.
31200356 63 Bediening Machine bedienen Versnellingskeuze Kies de juiste versnelling voordat u een helling af rijdt. Kies de vereiste rijsnelheid voordat u een helling begint af te rijden. Verander tijdens het hellingafwaarts rijden niet van versnelling. Houd dezelfde versnelling aan om een helling af te rijden als de versnelling die nodig zou zijn om die helling op te rijden. Laat de motor geen overtoeren maken wanneer u hellingafwaarts rijdt.
31200356 64 Bediening Machine bedienen UIT – Wanneer u de contactsleutel in het contactslot steekt en eruit haalt, moet de contactsleutel in de stand UIT staan. Om de stroom naar de elektrische circuits in de cabine uit te schakelen draait u de contactsleutel naar de stand UIT. Draai de contactsleutel ook naar de stand UIT om de motor te stoppen.
31200356 UIT – Draai de sleutel van de accuschakelaar naar links om het gehele elektrische systeem uit te schakelen. De accuschakelaar heeft een andere functie dan het contactslot. Wanneer de accuschakelaar uit staat, is het gehele elektrische systeem uitgeschakeld. Wanneer alleen het contactslot uit staat, blijft de accu op het elektrische systeem aangesloten.
66 Bediening Machine bedienen 2. Verwijder de splitpen en pen (2). Verwijder giekcilindervergrendeling (1). 3. Start de motor en laat de giek helemaal omlaag komen.
31200356 67 Bediening Machine bedienen Deze Pagina opzettelijk Verlaten Leeg
31200356 68 Bediening Machine bedienen Deze Pagina opzettelijk Verlaten Leeg
31200356 69 Bediening Machine bedienen Deze Pagina opzettelijk Verlaten Leeg
70 Bediening Machine bedienen Informatie over bediening Gebruik deze machine niet en werk er niet aan voordat u de instructies en waarschuwingen in de Bedienings- en Onderhoudshandleiding hebt gelezen en begrepen. Het niet opvolgen van de instructies of het negeren van de waarschuwingen kan leiden tot ernstige of dodelijke ongevallen. Neem contact op met uw Caterpillar dealer voor nieuwe handleidingen. U bent verantwoordelijk voor het juiste onderhoud.
31200356 Gebruik de chassis-horizontaalschakelaar om de machine op ongelijke grond horizontaal te zetten. Gebruik het waterpas om te controleren of het chassis horizontaal staat. Zet het chassis horizontaal voordat u een last heft. Zet het chassis ook horizontaal voordat u de stempels neerlaat. Bedien de chassis-horizontaalschakelaar nooit wanneer u de giek hebt geheven of nadat u de stempels hebt neergelaten. Gebruik altijd de giek om de last met het uitrustingsstuk op te pakken.
31200356 72 Bediening Machine bedienen Snelheid en rijrichting veranderen Illustratie 84 g01040761 6. Schakel de parkeerrem uit. De parkeerrem heeft een veiligheidsschakelaar om te voorkomen dat de machine rijdt terwijl de parkeerrem is ingeschakeld. De machine rijdt niet in voor- of achteruit wanneer de parkeerrem is ingeschakeld. Illustratie 85 g01040788 7. Zet de transmissiehendel in de stand VOORUIT (F) of ACHTERUIT (R). 8. Draai de transmissiehendel totdat de vereiste versnelling is gekozen. 9.
31200356 73 Bediening Machine bedienen Kies de juiste versnelling voordat u een helling af rijdt. Kies de vereiste rijsnelheid voordat u een helling begint af te rijden. Verander tijdens het hellingafwaarts rijden niet van versnelling. Houd dezelfde versnelling aan om een helling af te rijden als de versnelling die nodig zou zijn om die helling op te rijden. Laat de motor geen overtoeren maken wanneer u hellingafwaarts rijdt.
31200356 74 Bediening Machine bedienen 6. Druk op het onderste deel van de schakelaar voor de snelkoppeling om de snelkoppelingspennen vast te maken. Laat de schakelaar los wanneer de pennen volledig zijn vastgekoppeld. Een verkeerd geïnstalleerd uitrustingsstuk kan tijdens het bedrijf van de machine losraken. Dit kan ernstige of dodelijke ongelukken tot gevolg hebben. Gebruik de machine pas als u zeker weet dat de snelkoppelingspennen volledig zijn vastgekoppeld. Illustratie 92 g01060075 3.
31200356 75 Bediening Machine bedienen Installatieprocedure 1. Laat de giek zakken en schuif hem ongeveer 2 m (6,6 ft) uit zodat de snelkoppeling vanuit de cabine zichtbaar is. Plaats de snelkoppeling op één lijn met het vorkenbord. Illustratie 96 g00975332 5. Kantel de snelkoppeling terug tot het onderste deel van het vorkenbord de snelkoppeling raakt. 6. Installeer pen (3) en de borgklem. Illustratie 94 g01060117 2. Verwijder de borgklem uit pen (3). Verwijder de pen. 3.
31200356 76 Bediening Machine bedienen 5. Steek de pen in de koppeling. Gebruik van uitrustingsstukken OPGELET Wanneer bepaalde uitrustingsstukken geïnstalleerd zijn, kunnen deze uitrustingsstukken in aanraking komen met de voorbanden of de voorspatborden. Deze situatie kan zich voordoen wanneer de giek is ingeschoven en het uitrustingsstuk volledig naar voren is gedraaid. Controleer altijd op mogelijke aanraking wanneer het uitrustingsstuk voor het eerst wordt bediend.
31200356 77 Bediening Machine bedienen 8. Gebruik de hefvermogentabel om de voorgenomen last te schatten. De hefvermogentabel moet aangeven of de voorgenomen last binnen het vermogen van de machine ligt. Raadpleeg de Bedienings- en Onderhoudshandleiding, “Hefvermogentabellen”. Illustratie 100 g00832851 5. Kantel de snelkoppeling tot de vorken horizontaal staan.
31200356 78 Bediening Machine bedienen 13. Rijd langzaam naar de plaats van bestemming. Plaats de machine haaks. Kom zo dicht mogelijk bij de plaats waar de last moet worden neergezet. Schakel de parkeerrem in en plaats de transmissiehendel in de stand NEUTRAAL. Stel het chassis zo nodig horizontaal.Zet het chassis niet horizontaal terwijl de giek omhoog staat. Illustratie 105 g00832857 11. Gebruik de joystick om de last van de stapel vandaan te halen. Illustratie 108 g00832860 14.
31200356 79 Bediening Machine bedienen 18. Schuif de giek in en laat hem zakken tot de rijstand voordat u met de machine rijdt of de stempels omhoog brengt. Uitrustingsstukken Algemene richtlijnen voor bediening Illustratie 110 g00832862 16. Kantel de snelkoppeling naar voren tot de last horizontaal is. Laat de last zakken en zet hem op zijn plaats. Het gebruik van niet goedgekeurde uitrustingsstukken op verreikers kan ernstige of dodelijke ongelukken tot gevolg hebben.
31200356 80 Bediening Machine bedienen Zorg ervoor dat het gebruikte uitrustingsstuk geschikt is voor het werk dat wordt verricht. Het overschrijden van de limieten van de machine verkort de levensduur van de machine. Raadpleeg de Bedienings- en Onderhoudshandleiding, “Door goedgekeurde uitrustingsstukken” voor meer informatie. Aansluitingen van hulphydrauliek Er zijn vele soorten uitrustingsstukken, van diverse fabrikaten, die op de machine kunnen worden aangebracht.
31200356 81 Bediening Machine bedienen Vorkenborden en vorken Plotseling bewegen van de machine kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. Plotseling bewegen van de machine kan letsel veroorzaken van personen op of nabij de machine. Om ernstig of dodelijk letsel te voorkomen moet u ervoor zorgen dat zich geen personeel en obstakels rond de machine bevinden.
31200356 82 Bediening Machine bedienen Bakken OPGELET Wanneer een bak wordt gebruikt om materiaal op een terrein te verschuiven of om een terrein te ontginnen, houdt u het onderste vlak parallel met de grond. Hierdoor wordt schade aan de voorste rand van de bak voorkomen. Behoud de tractie van de machine door geen extra neerwaartse kracht op de bak uit te oefenen. Schuif de giek minimaal uit om verdraaien van de giek te voorkomen. Gebruik een bak die voor het werk geschikt is.
31200356 83 Bediening Machine bedienen Een giekverlengstuk kan worden gebruikt in toepassingen waar extra reikwijdte of hoogte nodig is om lichte lasten, zoals daksteunen, te plaatsen. Raadpleeg de juiste hefvermogentabel en overschrijd het vermogen van de machine niet. Gebruik alleen goedgekeurde hefuitrusting met een geldig onderhoudscertificaat wanneer u een last aan een giekverlengstuk bevestigt. Korte stroppen zorgen dat de last niet overmatig gaat zwenken.
31200356 84 Bediening Machine bedienen Voorraadbak Voorraadbak lossen Rijd de machine naar het werkterrein. Stop de machine en schakel de parkeerrem in. Breng de voorraadbak omlaag. Illustratie 121 g00974787 Voorraadbak oppakken Plaats de machine haaks op de voorraadbak. Schuif de giek uit en laat hem neer. De vorken moeten gemakkelijk in de houders van de voorraadbak schuiven. De vorken moeten volledig in de houders van de voorraadbak grijpen.
31200356 85 Bediening Machine bedienen Wanneer de gegevensverbinding niet met het display communiceert, knippert verklikker (2) geelbruin en weerklinkt er geen hoorbaar alarm. In dit geval wordt een foutcode geregistreerd. Bewakingssysteem Acculading (3) – Deze verklikker brandt wanneer de accu niet door de dynamo wordt geladen. Waarschuwingslampjes Combinatie transmissie- en hydrauliekoliefilter (4) – Deze verklikker brandt wanneer het transmissie-oliefilter moet worden vervangen.
31200356 86 Bediening Machine bedienen Motorstarthulp (10) – Deze verklikker brandt wanneer de motorstarthulp is ingeschakeld. Parkeerremverklikker (11) – Deze verklikker brandt wanneer de parkeerrem is ingeschakeld. Rechter richtingaanwijzer (12) – Deze verklikker knippert wanneer de rechter richtingaanwijzer aan staat. staat.
31200356 Bedrijfsurenmeter (22) – Dit digitale display geeft het totaal aantal bedrijfsuren van de motor aan. De bedrijfsurenmeter hoort gebruikt te worden om de onderhoudsbeurten te bepalen. Brandstofpeil (23) – Deze meter geeft de hoeveelheid brandstof in de brandstoftank aan. Vul de brandstoftank wanneer de naald op de brandstofmeter het rode gebied bereikt.
31200356 88 Bediening Machine bedienen • Maak het uitrustingsstuk leeg en laat het voorzichtig op de grond rusten. Als de giek wordt uitgeschoven of een geheven giek wordt neergelaten, wordt de reikwijdte van de last groter. De stabiliteit van de machine in de lengte kan hierdoor worden verminderd. De machine kan hierdoor omkantelen. Als de indicator voor stabiliteit in de lengte aangeeft dat de stabiliteitslimiet van de machine wordt benaderd, mag u de giek niet omlaag brengen of verder uitschuiven.
31200356 89 Bediening Machine bedienen Cabinedeur Uitrustingsstukken neerlaten zonder hydraulische kracht Ontgrendel de cabinedeur. Opmerking: De sleutel van de cabinedeur is niet dezelfde als de contactsleutel. Het neerlaten van de giek met gestopte motor kan ernstige of dodelijke ongelukken veroorzaken. Zorg dat iedereen uit de buurt van de giek blijft wanneer de giek met gestopte motor wordt neergelaten. Het niet volgen van de aangegeven procedure kan lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
31200356 90 Bediening Machine bedienen Dankzij de grootte van de hydrauliekolietank is het mogelijk om 12 l (3,17 Am. gallon) meer olie dan de tankinhoud naar de tank terug te sturen. Dit volume olie moet met de volgende procedure worden verwijderd voordat de giek na een volle slag ingeschoven of neergelaten wordt zonder gebruik van de handpomp. Procedure voor het aftappen van de hydrauliekolietank Hete olie en hete componenten kunnen verwondingen veroorzaken.
31200356 91 Bediening Machine bedienen 3. Als de machine met twee handpompen is uitgerust, gaat u verder met de “procedure voor het neerlaten van de giek met handpomp”. Als de machine met één handpomp is uitgerust, gaat u verder met de “procedure voor het neerlaten van de giek zonder handpomp”. Als de machine niet met een handpomp is uitgerust, gaat u verder met de “procedure voor het inschuiven van de giek zonder handpomp”.
31200356 92 Bediening Machine bedienen 7. Start de motor. Breng de giek omhoog en omlaag. Schuif de giek ongeveer 300 mm (12 inch) uit en in. 8. Plaats de giek in de volledig ingeschoven stand. Plaats de giek in de volledig neergelaten stand. 9. Verwijder de vuldop van de hydrauliekolietank. Voeg de 12 l (3,17 Am. gallon) olie toe die in stap 3 van “Procedure voor aftappen van hydrauliekolietank” uit de tank was verwijderd. Illustratie 137 g01080108 2.
31200356 93 Bediening Machine bedienen Procedure voor het neerlaten van de giek zonder handpomp 8. Start de motor. Breng de giek omhoog en omlaag. Schuif de giek ongeveer 300 mm (12 inch) uit en in. 9. Plaats de giek in de volledig ingeschoven stand. Plaats de giek in de volledig neergelaten stand. 10. Verwijder de vuldop van de hydrauliekolietank. Voeg de 12 l (3,17 Am. gallon) olie toe die in stap 3 van “Procedure voor aftappen van hydrauliekolietank” uit de tank was verwijderd.
31200356 94 Bediening Machine bedienen 1. Breng de giek volledig omhoog en omlaag. 2. Herhaal deze procedure driemaal om het hydraulische systeem te ontluchten. 3. Schuif de giek helemaal uit en in. De giek hoort soepel te werken. 4. Herhaal deze procedure zo nodig om het hydraulische systeem te ontluchten. Juiste instelling van laadregelkleppen controleren Procedure voor één handpomp 1. Installeer een uitrustingsstuk op de snelkoppeling. Breng de giek omhoog totdat het uitrustingsstuk van de grond komt.
31200356 95 Bediening Motor starten Motor starten Motor starten Uitlaatgassen van dieselmotoren bevatten verbrandingsproducten die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Zorg dat u de motor altijd in een goed geventileerde ruimte start en laat lopen, en, indien de motor in een gesloten ruimte is, moet u de uitlaatgassen naar buiten afvoeren. 1. Stel de stoel af. Raadpleeg de Bedieningsen Onderhoudshandleiding, “Stoel” voor meer informatie. 2. Stel de stuurkolom af.
31200356 96 Bediening Motor starten Starten onder 0 °C (32 °F) Voordat u de machine bij temperaturen onder -23 °C (-10 °F) bedient, moet u uw Caterpillar dealer. Indien uitgerust met een luchtinlaatverwarmer (AIH) voor starten bij lage temperaturen, gebruik dan geen spuitbussen starthulp zoals ether. Het gebruik daarvan kan een ontploffing en lichamelijk letsel tot gevolg hebben. 1. Volg stap 1 tot en met 7 van de motorstartprocedure.
31200356 97 Bediening Parkeren Parkeren Motor stoppen Machine stoppen OPGELET Parkeer op vlakke grond. Als op een helling geparkeerd moet worden, blokkeer de wielen dan goed. Schakel de parkeerrem in. Schakel de noodrem niet in terwijl de machine rijdt, tenzij de bedrijfsremmen niet werken. OPGELET Wanneer de motor onmiddellijk wordt gestopt nadat hij onder belasting heeft gedraaid, kunnen componenten van de motor oververhit raken en sneller slijten.
31200356 98 Bediening Parkeren 8. Sluit en vergrendel de motoromkasting. Motor stoppen indien zich een elektrische storing voordoet 9. Installeer alle antivandalismedeksels en -luiken voordat u de machine verlaat. Als de machine gedurende één maand of langer wordt achterlaten, doet u het volgende: Draai het contactslot naar de stand UIT. Als de motor niet stopt, voer dan de volgende procedure uit. 1. Zoek de zekering van de brandstofpomp op.
31200356 Informatie over transport Machine vervoeren 99 Bediening Informatie over transport Pomp de banden op tot de juiste spanning. Gebruik een zelfbevestigende pompnippel en ga tijdens het oppompen achter het loopvlak van de band staan. Raadpleeg de Bedieningsen Onderhoudshandleiding, “Bandenspanning Controleren”. Zorg dat het gewicht van machine plus het gewicht van het transportvoertuig overal langs de rijroute voldoet aan de plaatselijke wetten en voorschriften.
31200356 100 Bediening Informatie over transport Machine hijsen en vastsjorren 4. Breng sjorkabels aan, die geschikt zijn voor het gewicht van de machine. Breng de sjorkabels op alle vier de aanwezige punten aan. 5. Blokkeer de voorste en achterste wielen van de machine. Een machine kan gaan schuiven als verkeerde procedures of apparatuur worden gebruikt voor het voor vervoer hijsen en vastzetten van de machine.
31200356 Informatie over slepen Machine slepen Defecte machine slepen Het verkeerd slepen van een defecte machine kan ernstige of dodelijke ongevallen tot gevolg hebben. Blokkeer de machine om beweging te voorkomen voordat u de remmen uitschakelt. De machine kan wegrollen indien hij niet geblokkeerd is. Volg de onderstaande aanbevelingen om de sleepprocedure naar behoren uit te voeren.
31200356 102 Bediening Informatie over slepen Voor het slepen of in veiligheid brengen van de machine aan de voorkant moet sleepuitrusting aan de hijspunten op het frame aan de voorkant van de machine worden bevestigd. Snelle manoeuvres kunnen de sleepkabel of de sleepstang overbelasten. Hierdoor kan de sleepkabel of de sleepstang breken. Geleidelijke, kalme bewegingen van de machine zijn effectiever. Houd de hoek van de sleepkabel zo klein mogelijk.
31200356 103 Bediening Informatie over slepen Voor gesleepte uitrustingsstukken met een voldoende krachtig remsysteem kunt u tabel 3 raadplegen.
104 Bediening Motor starten (alternatieve methoden) 31200356 Motor starten (alternatieve methoden) 1. Schakel de parkeerrem op de machine met de lege accu in. Plaats de transmissie in neutraal. Laat het uitrustingsstuk op de grond zakken. Plaats alle bedieningselementen in de stand HOUDEN. Motor starten met hulpstartkabels 2. Draai het contactslot op de machine met de lege accu naar de stand UIT. Schakel alle accessoires uit. 3.
31200356 11. Verbind ten slotte het andere mineinde van de hulpstartkabel met het chassis van de machine met de lege accu. Verbind de hulpstartkabel niet met de accupool. Zorg dat de hulpstartkabels niet in contact komen met de volgende componenten: brandstofleidingen, hydrauliekleidingen en bewegende onderdelen. 12. Start de motor van de machine die als startbron wordt gebruikt, of schakel het laadsysteem op de hulpstartbron in. 13.
31200356 106 Onderhoud Toegang voor onderhoud Onderhoud • Turbocharger Toegang voor onderhoud Toegangsluiken Illustratie 154 g00954654 Het deksel van de hydrauliekolie- en brandstofvulpijp (2) bevindt zich aan de linkerkant van de machine. Open toegangsluik (2) om de volgende componenten te kunnen bereiken: • Cabineluchtvoorfilter • Zekeringen en relais Illustratie 153 g00954656 Het motorluik (1) bevindt zich aan de rechterkant van de machine.
31200356 Informatie over bandenspanning 107 Onderhoud Informatie over bandenspanning Bandenspanning Banden oppompen met lucht Het verkeerd oppompen van banden kan ernstig letsel veroorzaken. Gebruik een zelfbevestigende nippel en ga tijdens het oppompen achter het loopvlak van de band staan. Indien de uitrusting onjuist gebruikt of misbruikt wordt, kan dat een klapband of een defect aan een velg tot gevolg hebben.
31200356 108 Onderhoud Informatie over bandenspanning Tabel 5 EAME normen Bandenmaat Aantal lagen Bandenspanning tijdens transport 14-24 16PR TG02 16 3.75 Bar (54 psi) 14-24 SGG-2A 16PR 16 5.
31200356 109 Onderhoud De Vervanging van het wiel De Schade van de band Voor pneumatische banden, wanneer om het even welk snijden, scheur of scheur wordt ontdekt die zijwand of loopvlakgebiedskoorden in de band blootstellen, moeten de maatregelen worden getroffen om het product uit de dienst onmiddellijk te verwijderen. De regelingen moeten voor vervanging van de band of de bandassemblage worden gemaakt.
31200356 111 Onderhoud Smeermiddelviscositeiten en inhouden Inhouden Informatie over S·O·S Tabel 7 S·O·S service wordt sterk aanbevolen voor Caterpillar klanten om eigendoms- en bedrijfskosten tot een minimum te beperken. Klanten verschaffen oliemonsters, koelvloeistofmonsters en andere informatie over de machine. De dealer gebruikt de gegevens om aanbevelingen aan de klant te doen voor het beheer van het materieel.
112 Onderhoud Onderhoudsondersteuning Onderhoudsondersteuning Lassen op machines en motoren met elektronische bedieningselementen De juiste lasprocedures moeten worden gebruikt om schade aan de elektronische bedieningselementen en de lagers te voorkomen. Haal de component die gelast moet worden, zo mogelijk uit de machine of motor en las de component dan.
113 Onderhoud Onderhoudsschema 31200356 Onderhoudsschema Om de 250 bedrijfsuren Opmerking: U dient alle veiligheidsinformatie, waarschuwingen en instructies te lezen en te begrijpen voordat u een bedienings- of onderhoudsprocedure uitvoert. Voordat elke volgende onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd, moeten alle onderhoudseisen van de vorige onderhoudsbeurt eerst worden uitgevoerd. Wanneer nodig Asontluchters - Reinigen/vervangen.....................115 Accu - Recyclen ........................................
31200356 114 Onderhoud Onderhoudsschema Uitrustingsstuk - Inspecteren/vervangen ............ 165 Koelvloeistof in koelsysteem - Verversen ............. 127 Om de 2000 bedrijfsuren of 2 jaar Motorklepspeling - Controleren ........................... Koelmiddeldroger - Vervangen ........................... Tankontluchter van transmissie en hydraulisch systeem - Reinigen ........................................... Turbocharger - Inspecteren ...............................
31200356 115 Onderhoud Hoogwerkplatform - Inspecteren Asontluchters Reinigen/vervangen 1. Parkeer de machine op vlakke grond. Schuif de giek volledig in en breng hem helemaal omlaag. Breng de transmissiehendel naar de stand NEUTRAAL en zorg ervoor dat de parkeerrem is ingeschakeld. Zet de motor uit. Illustratie 155 g00979103 Asontluchter 2. Zoek de asontluchters rechts van de voor- en achterassen op. Reinig het gebied rond de ontluchters. Verwijder de ontluchters uit de vooren achterassen. 3.
31200356 116 Onderhoud Accu of accukabel - Inspecteren/vervangen Breng gebruikte accu’s altijd naar een van de volgende plaatsen: Riem - Inspecteren/vervangen • Een acculeverancier • Een erkende accuverzamelplaats. • Een recycleplaats Accu of accukabel Inspecteren/vervangen 1. Draai de contactsleutel naar de stand UIT. Draai alle schakelaars naar de stand UIT. Inspecteren Opmerking: Als een nieuwe riem wordt geïnstalleerd, controleert u de sticker op de riemspaninrichting (2) na 30 minuten gebruik.
31200356 117 Onderhoud Giekketting - Inspecteren/smeren Vervangen 1. Parkeer de machine op vlakke grond. Schuif de giek volledig in en breng hem helemaal omlaag. Zet de transmissiehendel in de stand NEUTRAAL en schakel de parkeerrem in. Zet de motor uit. 2. Open de motoromkasting. 3. Draai de accuschakelaar naar de stand UIT. Giekketting - Inspecteren/ smeren Opmerking: De volgende informatie heeft alleen betrekking op machines die een vierdelige giek hebben. 4.
31200356 118 Onderhoud Spanning van giekketting - Controleren/afstellen 3. U kunt een beperkte inspectie van de kettingen uitvoeren via de achterkant van de giek. De giekuitschuifketting kan worden geïnspecteerd door de giek volledig uit te schuiven en boven op het tussengedeelte te kijken. Als de kettingen zijn gecorrodeerd, moeten ze van de giek worden verwijderd om ze te reinigen en voor een volledige inspectie.
31200356 118a Onderhoud 30 mm OAM1450 8. Haal aanpassingsnoten op intrekkenketens onderaan aan eerste boomsectie tot 30 mm (1,18 binnen) van draad tussen het buitengezicht van de noot en het eind van de draad op de sluiting uitpuilt. OAM1470 90 mm OAM1480 10. Haal aanpassingsnoten (D) op uitbreidingsketens op aan de eerste boomsectie tot de ontruiming tussen elke ketting en de boomsectie is 90 mm (3,54 binnen). Haal aan beide kanten gelijk kettingen aan. 15 mm OAM1460 E 9.
31200356 118b Onderhoud 12. Verwijder de tribune uit onderaan de eerste boomsectie. 13. Trek volledig de boom in en breid dan volledig de boom uit verscheidene keren. 14. Trek de boom in 200 mm (3,54 binnen). 15. Vervang de tribune onderaan de eerste boomsectie. 16. Verifiëer de ontruiming tussen de uitbreidingsketens en de boomsecties. 17. Vervang borgmoeren (A) en haal de borgmoeren aan een torsie van 120 ± 5 aan NM (88,5 ± 3,7 pond voet).
31200356 119 Onderhoud Ketting op slijtage meten De nominale afstand tussen de schakels is 25,4 mm (1 inch). De nominale hoogte van de plaat is 24,1 mm (0,95 inch). 1. Schuif de giek volledig in. Plaats de giek horizontaal. 2. Schuif de giek 2 m (6 ft 7 inch) uit of tot de gedeelten van de ketting die het vaakst over de katrollen van de giekuitschuifketting lopen. Schuif de gieksegmenten niet in voordat u de kettingen begint te meten. Illustratie 164 g00747739 3.
31200356 120 Onderhoud Giekkopsegment - Smeren Giekkopsegment - Smeren Illustratie 167 Illustratie 165 g01079928 g01080136 Smeer de scharnieras van de giek via de smeernippels. De smeernippels bevinden zich aan de onderkant van de scharnierassen van de giek. Smeer de giekkop via de smeernippel. Scharnieras van giek - Smeren Giekuitschuifcilinder Ontluchten Het is mogelijk dat de giekuitschuifcilinder moet worden ontlucht nadat de hydrauliekolie is ververst.
31200356 Illustratie 168 121 Onderhoud Speling van giekslijtplaten - Inspecteren/afstellen g00837537 2. Schuif de giek in en breng hem omlaag. Plaats de machine op een neerwaartse helling. Schakel de parkeerrem in. 3. Schuif de giek zes maal volledig in en uit. Hierdoor worden de cilinders ontlucht. Illustratie 169 g00857793 2. Breng de giek omhoog tot de horizontale stand en schuif de giek volledig uit. Plaats een geschikte steun onder het vierde segment om te voorkomen dat de giek onverwachts valt.
31200356 122 Onderhoud Speling van giekslijtplaten - Inspecteren/afstellen 5. Breng de giek omhoog en verwijder de steun. Schuif de giek volledig in en ondersteun hem in de horizontale stand. Om de giek te ondersteunen, brengt u een steun onder het derde segment of stutten onder de snelkoppeling aan. Illustratie 173 Illustratie 172 g01074404 6. Verwijder het luik aan de achterkant van het chassis en meet aan weerskanten speling (3) tussen de achterste slijtplaten en de zijkant van de gieksegmenten.
31200356 Illustratie 175 123 Onderhoud Giek en frame - Inspecteren g01074405 4. Verwijder bouten (7) waarmee de onderste slijtplaten vastzitten. Installeer voldoende vulplaten om de speling tot 0,75 mm (0,030 inch) te verminderen. Draai de bouten met een aandraaimoment van 60 ± 5 N·m (44 ± 4 lb ft) vast. 5. Verwijder bouten (8) waarmee de zijslijtplaten vastzitten. Installeer voldoende vulplaten om de speling aan weerszijden tot 0,75 mm (0,030 inch) te verminderen.
31200356 124 Onderhoud Giek en frame - Inspecteren Laat stempels (2) zakken tot de stempelvoeten de grond raken. Inspecteer elke stempel grondig. Inspecteer de balken, stempelvoeten, montagemiddelen, cilinders en scharnierpennen. Inspecteerde de ROPS-constructie (3) of de FOPS-constructie (3), indien aanwezig. Inspecteer de ROPS- of FOPS-constructie zorgvuldig. Probeer de constructie niet recht te maken. Probeer de constructie niet te repareren door deze te lassen.
31200356 Remsysteem - Testen 125 Onderhoud Remsysteem - Testen Referentie: Verwijs naar het correcte Handboek van de Dienst voor meer informatie. Bedrijfsrem Controleer het gebied rondom de machine. Verzeker u ervan dat personeel en obstakels zich op veilige afstand bevinden. Test de remmen op een droog, horizontaal oppervlak. Doe de veiligheidsgordel om voordat u de remmen test. De volgende procedure wordt gebruikt om te bepalen of de bedrijfsrem werkt.
31200356 126 Onderhoud Cabineluchtfilter - Reinigen/vervangen Dit wordt gedaan om de neutraalschakelaar van de transmissie voor deze test te passeren. Opmerking: De verklikker van de parkeerrem hoort te gaan branden. 1. Het cabineluchtvoorfilter bevindt zich achter beveiligingsluik (1) aan de linkerkant van de cabine. Om het beveiligingsluik te openen ontgrendelt u slot (2) en trekt u grendel (3) naar buiten. 5. Voer het motortoerental geleidelijk op tot voltoeren bij nullast.
31200356 128 Onderhoud Koelvloeistof in koelsysteem - Verversen 2. Draai de drukdop (1) van de koelvloeistoftank langzaam los om de druk te ontlasten. Verwijder de drukdop. Illustratie 186 OPGELET Pas op dat vloeistoffen tijdens het uitvoeren van een inspectie, onderhoud, test, afstelling en reparatie van het product ingesloten blijven. Wees erop voorbereid om de vloeistof in geschikte containers op te vangen voordat u een huis opent of een component uit elkaar haalt die vloeistoffen bevat.
31200356 129 Onderhoud Koelvloeistof in koelsysteem - Verversen OPGELET Voeg de koelvloeistofoplossing met maximaal vijf liter per minuut toe. Hierdoor wordt de kans op opgesloten lucht in het motorblok verminderd. Een grote hoeveelheid opgesloten lucht kan plaatselijke verwarming tijdens het opstarten veroorzaken. Plaatselijke verwarming kan motorschade tot gevolg hebben, waardoor de motor defect kan raken. 11. Voeg koelvloeistof aan de koelvloeistoftank toe.
130 Onderhoud Extender voor koelvloeistof van koelsysteem - Toevoegen Koelvloeistofpeil van koelsysteem - Controleren Hete koelvloeistof, stoom en alkali kunnen verwondingen veroorzaken. Bij bedrijfstemperatuur is motorkoelvloeistof heet en staat deze onder druk. De radiator en alle leidingen naar verwarmers of de motor bevatten hete koelvloeistof of stoom. Aanraking daarmee kan ernstige brandwonden veroorzaken.
31200356 131 Onderhoud Koelvloeistofmonster uit koelsysteem (niveau 1) - Nemen Parkeer de machine op vlakke grond. Schuif de giek volledig in en breng hem helemaal omlaag. Breng de transmissiehendel naar de stand NEUTRAAL en zorg ervoor dat de parkeerrem is ingeschakeld. Zet de motor uit. Illustratie 191 Illustratie 190 g01057534 De koelvloeistoftank voor het koelsysteem bevindt zich in de motorruimte. Controleer het koelvloeistofpeil terwijl de motor koud is.
31200356 132 Onderhoud Koelvloeistofmonster uit koelsysteem (niveau 2) - Nemen Verwijs naar het correcte Handboek van de Dienst voor meer informatie. Verwijs naar het correcte Handboek van de Dienst voor meer informatie. Koelvloeistofmonster uit koelsysteem (niveau 2) Nemen Koelsysteemdrukdop Reinigen/vervangen OPGELET Gebruik steeds een speciale pomp voor het nemen van oliemonsters en een speciale pomp voor het nemen van koelvloeistofmonsters.
31200356 3. Reinig de dop met een schone doek of vervang hem zo nodig. Opmerking: Controleer altijd de nominale druk van de oude dop voordat u hem vervangt. Vervang de oude dop door een nieuwe van dezelfde nominale druk. 4. Installeer de dop weer. Thermostaat van koelsysteem - Vervangen Hete koelvloeistof, stoom en alkali kunnen verwondingen veroorzaken. Bij bedrijfstemperatuur is motorkoelvloeistof heet en staat deze onder druk.
31200356 134 Onderhoud Differentieelolie - Verversen 7. Installeer een nieuwe thermostaat en een nieuwe pakking. Achterasdifferentieel 8. Installeer het huis (6). 9. Installeer de sluitringen en bouten (5). Draai de bouten vast. 10. Installeer de slang (4) Zet de slangklem (3) vast. 11. Installeer de slang (2). Zet de slangklem (1) vast. 12. Vul het koelsysteem. Verwijs naar het correcte Handboek van de Dienst voor meer informatie. Illustratie 195 Differentieelolie - Verversen g01073930 1.
31200356 • Aftapstop (3) • Controle-/vulstop (4) Laat de olie in een geschikte container lopen. 2. Reinig aftapstop (3) en breng hem weer aan. 135 Onderhoud Differentieeloliepeil - Controleren Parkeer de machine op vlakke grond. Schuif de giek volledig in en breng hem helemaal omlaag. Zet de transmissiehendel in de stand NEUTRAAL en schakel de parkeerrem in. Zet de motor uit. Achterasdifferentieel 3. Voeg verse 197-0017 as- en remolietoevoeging aan de differentieelbehuizing toe via gat (4).
31200356 136 Onderhoud Differentieeloliemonster - Nemen Differentieeloliemonster Nemen Hete olie en onderdelen kunnen verwondingen veroorzaken. Laat hete olie en onderdelen niet in aanraking komen met de huid. Illustratie 200 OPGELET Pas op dat vloeistoffen tijdens het uitvoeren van een inspectie, onderhoud, test, afstelling en reparatie van het product ingesloten blijven.
31200356 137 Onderhoud Bouten van aandrijfaskruiskoppelingen - Controleren Bouten van aandrijfaskruiskoppelingen Controleren Illustratie 201 g00837541 Plaats van de aandrijfassen De volgende aandrijfassen moeten worden gesmeerd: • De voorste aandrijfas • De achterste aandrijfas Illustratie 203 g00856592 Plaats van kruiskoppelingen Illustratie 202 g00864761 g00950658 Karakteristiek smeerpunt Illustratie 204 Er is een smeernippel op de schuif van elke aandrijfas.
31200356 138 Onderhoud Voorfilterelement van motorluchtfilter - Reinigen/vervangen 7. Reinig de binnenkant van het filterhuis en het deksel. Let vooral op het sluitvlak van de afvoerbuis die in het voorfilterelement past. Voorfilterelement van motorluchtfilter Reinigen/vervangen 8. Installeer een schoon voorfilterelement. 9. Installeer het deksel. Opmerking: Het voorfilterelement van het luchtfilter kan maximaal driemaal worden gebruikt als het element naar behoren wordt gereinigd en geïnspecteerd.
31200356 139 Onderhoud Voorfilterelement van motorluchtfilter - Reinigen/vervangen Voorfilterelementen van luchtfilter reinigen OPGELET Caterpillar raadt gecertificeerde luchtfilterreinigingsdiensten aan die verkrijgbaar zijn bij deelnemende Caterpillar dealers. Het door Caterpillar gebruikte reinigingsproces maakt gebruik van bewezen procedures om consistente kwaliteit en een levensduur van het filter te verzekeren die lang genoeg is.
31200356 140 Onderhoud Voorfilterelement van motorluchtfilter - Vervangen Inspecteer het schone, droge voorfilterelement van het luchtfilter. Gebruik een blauwe lamp van 60 W in een donkere kamer of iets dergelijks. Plaats de blauwe lamp in het voorfilterelement van het luchtfilter. Draai het voorfilterelement van het luchtfilter. Inspecteer het voorfilterelement van het luchtfilter op scheurtjes en/of gaatjes. Kijk of licht door het filtermateriaal van het voorfilterelement van het luchtfilter schijnt.
31200356 141 Onderhoud Motorsteunen - Inspecteren 4. Neem voorfilterelement (4) uit filterhuis (3). Zorg dat u de zijkanten van het huis niet met het element aanraakt om te voorkomen dat stof loskomt. 5. Verwijder secundair filterelement (5). 6. Bedek de luchtinlaatopening. Reinig de binnenkant van het luchtfilterhuis. 7. Maak de luchtinlaatopening vrij. Installeer een nieuw secundair element. 8. Installeer het voorfilterelement en het deksel van het luchtfilter. 9. Sluit de motoromkasting.
31200356 142 Onderhoud Motorolie en -filter - Verversen en vervangen Opmerking: Ververs de motorolie en vervang het filter om de 500 uur. Dit is de normale periode mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • Er mogen uitsluitend originele Caterpillar filters worden gebruikt. • Er mag uitsluitend Caterpillar Multigrade Diesel Engine Oil (DEO) volgens specificatie CG-4 of een gelijkwaardig product worden gebruikt. Verwijs naar het correcte Handboek van de Dienst voor meer informatie.
31200356 143 Onderhoud Motorklepspeling - Controleren 3. Plaats het einde van slang (3) in een geschikte container. Draai afsluitkraan (2) naar links om de motorolie uit het carter af te tappen. Draai de afsluitkraan naar rechts om hem te sluiten. Laat de olie uit de slang lopen. 4. Verwijder het oude filter (1) met een filtertang. 5. Reinig de filterhuisflens. Zorg dat al het materiaal van de oude pakking verwijderd wordt. 6. Breng een dun laagje schone motorolie op de nieuwe filterpakking aan. 7.
31200356 144 Onderhoud Eindaandrijvingolie - Verversen OPGELET Als Caterpillar motoren met de verkeerde motorklepspeling draaien, werkt de motor minder goed. Dit kan overmatig brandstofverbruik en/of een kortere levensduur van de motorcomponenten tot gevolg hebben. 2. Schuif de giek volledig in en breng hem helemaal omlaag. Zet de transmissiehendel in de stand NEUTRAAL en schakel de parkeerrem in. Zet de motor uit. 3. Veeg het gebied rond de aftapstop schoon.
31200356 145 Onderhoud Eindaandrijvingoliepeil - Controleren Eindaandrijvingoliepeil Controleren Eindaandrijvingolie - Monster nemen OPGELET Pas op dat vloeistoffen tijdens het uitvoeren van een inspectie, onderhoud, test, afstelling en reparatie van het product ingesloten blijven. Wees erop voorbereid om de vloeistof in geschikte containers op te vangen voordat u een huis opent of een component uit elkaar haalt die vloeistoffen bevat.
31200356 146 Onderhoud Vork-horizontaalcilinderpen - Smeren Reinig het gebied rond de stop en verwijder hem. Gebruik een monsternamepomp in het gat voor de stop om een oliemonster uit de eindaandrijving te nemen. Inspecteer de stop op beschadiging. Installeer de stop. Chassishorizontaalcilinderpen Smeren Herhaal deze procedure voor de overige eindaandrijvingen. De analyse van de olie uit de bijbehorende eindaandrijving geeft een nauwkeurig beeld van de toestand van de olie in elk systeem.
31200356 Brandstofsysteem - Voorvullen 147a Onderhoud Brandstofsysteem - Voorvullen Tier III Tier II 1. Draai het contactslot naar de stand AAN. Houd de schakelaar 3 minuten in de stand AAN. OPGELET Torn de motor niet langer dan 30 seconden. Laat de startmotor twee minuten afkoelen voordat u de motor weer tornt. Het lichamelijke letsel of de dood kan uit het nalaten voortvloeien om de volgende procedures aan te hangen.
31200356 148a Onderhoud Waterafscheiderelement van brandstofsysteem - Vervangen 1. Parkeer de machine op vlakke grond. Schuif de giek helemaal in en breng hem helemaal omlaag. Breng de transmissiehendel naar de stand NEUTRAAL en zorg ervoor dat de parkeerrem is ingeschakeld. Zet de motor uit. Waterafscheiderelement van brandstofsysteem - Vervangen Tier III 2. Open de motoromkasting. Het lichamelijke letsel of de dood kan uit het nalaten voortvloeien om de volgende procedures aan te hangen.
31200356 149 Onderhoud Water en bezinksel in brandstoftank - Aftappen OPGELET Pas op dat vloeistoffen tijdens het uitvoeren van een inspectie, onderhoud, test, afstelling en reparatie van het product ingesloten blijven. Wees erop voorbereid om de vloeistof in geschikte containers op te vangen voordat u een huis opent of een component uit elkaar haalt die vloeistoffen bevat.
31200356 151 Onderhoud Zekeringen en relais - Vervangen Ruitenwisser voorruit (3) – 10 A Motor starten (17) – 10 A Ruitenwisser achterruit (4) – 15 A Waarschuwingsknipperlichten (18) – 10 A Airconditioningventilator hoge snelheid (5) – 25 A Linker parkeerlicht, linker achterlicht en nummerbordlampje (19) – 15 A Airconditioningventilator lage snelheid (6) – 15 A Rechter parkeerlicht, rechter achterlicht en mistlicht (20) – 15 A Hydraulisch hulpcircuit (7) – 10 A Zwaailamp (21) – 10 A Stuuruitlijn
31200356 152 Onderhoud Verklikkers en meters - Testen Elektronisch bewakingssysteem (31) – 15 A Brandstofpomp (33) Elektronisch bewakingssysteem (32) – 20 A Massa voor snelkoppeling (34) Voeding voor snelkoppeling (35) Hondegang (36) Achteruitrijlichten (37) Illustratie 230 g01056973 Voor Tier II machines bevindt de zekering voor de brandstofpomp zich in de motorruimte naast de automatische zekeringen. Verwijder het beveiligingsluik om de zekering te kunnen bereiken.
31200356 Start de motor. Laat de motor draaien tot de meters op het instrumentenpaneel de huidige waarde aanwijzen. Controleer of de meters goed werken. Stop de motor en voer de nodige reparaties uit voordat u de machine bedient. Indicator voor stabiliteit in de lengte - Kalibreren 153 Onderhoud Indicator voor stabiliteit in de lengte - Kalibreren d. Zorg dat alle wielen recht vooruit staan. Rijd de machine 3 m (10 ft) voor- en achteruit. e. Kantel de koppeling volledig naar voren. f.
31200356 154 Onderhoud Oliefilter - Inspecteren Oliefilter - Inspecteren Parkeerrem - Afstellen Gebruikt filter op deeltjes inspecteren Als de machine tijdens de test “Parkeerrem” in de Bedienings- en Onderhoudshandleiding, “Remsysteem - Testen” rijdt, voert u de volgende procedure uit om de parkeerrem bij te stellen. 1. Schakel de bedrijfsremmen in. Illustratie 232 g00100013 Het element is afgebeeld met deeltjes. Snijd het filterelement open met een filtermes.
31200356 155 Onderhoud Riemschijf voor giekuitschuifketting - Smeren Riemschijf voor giekuitschuifketting - Smeren Illustratie 236 g01077016 Verwijder het toegangsluik aan de achterkant van de giek. Breng de giek zo ver mogelijk omhoog en smeer de inschuifkettingrollen via vier smeernippels aan de achterkant van de giek. Illustratie 234 g01076995 Smeer de riemschijf voor de giekuitschuifketting via twee smeernippels in gieksegment 2.
31200356 156 Onderhoud Koelmiddeldroger - Vervangen 2. Open de grendel die zich boven op de condensor bevindt. Koelmiddeldroger - Vervangen Aanraking van koelmiddel kan lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Aanraking van koelmiddel kan bevroren ledematen tot gevolg hebben. Houd gezicht en handen uit de buurt om letsel te helpen voorkomen. Er moet altijd een veiligheidsbril worden gedragen wanneer koelmiddelleidingen worden geopend, zelfs als de meters aangeven dat er geen koelmiddel in het systeem is.
31200356 157 Onderhoud ROPS-constructie (bescherming bij omkantelen) en FOPS-constructie (bescherming tegen vallende voorwerpen) Inspecteren De koelmiddelaccumulator bevindt zich aan de achterkant van de motorruimte. Opmerking: Wanneer u de machine bedient in een klimaat met een hoge vochtigheidsgraad, moet u de koelmiddelaccumulator om de 1000 bedrijfsuren of 6 maanden vervangen.
31200356 158 Onderhoud Veiligheidsgordel - Inspecteren Veiligheidsgordel - Inspecteren Veiligheidsgordel - Vervangen Controleer de conditie van de veiligheidsgordel en van de bevestigingsonderdelen altijd voordat u de machine gebruikt. Vervang beschadigde of versleten onderdelen voordat u de machine bedient. Vervang de veiligheidsgordel binnen drie jaar na de installatiedatum of binnen vijf jaar na de productiedatum. Vervang de veiligheidsgordel op de eerstvolgende datum.
31200356 159 Onderhoud Stempel- en cilinderlagers - Smeren Stempel- en cilinderlagers Smeren 1. Parkeer de machine op vlakke grond. Schakel de parkeerrem in. Schuif de giek in en breng hem omlaag. Zet de motor uit. 2. Veeg het gebied rond de ventielsteel schoon. 3. Verwijder de stofdop van de ventielsteel. 4. Ga achter het loopvlak van de band staan en gebruik een Caterpillar 4S-6524 bandenspanningsmeter of 1P-0545 bandenspanningsmeter om de bandenspanning te meten.
31200356 160 Onderhoud Olie van transmissie en hydraulisch systeem - Verversen OPGELET Pas op dat vloeistoffen tijdens het uitvoeren van een inspectie, onderhoud, test, afstelling en reparatie van het product ingesloten blijven. Wees erop voorbereid om de vloeistof in geschikte containers op te vangen voordat u een huis opent of een component uit elkaar haalt die vloeistoffen bevat. 2. Breng grendel (4) omhoog. Draai de grendel naar links om de druk in het hydraulische systeem te ontlasten.
31200356 161 Onderhoud Transmissie en hydraulisch systeem - Oliefilter vervangen Referentie: Raadpleeg de Bedienings- en Onderhoudshandleiding, “Transmissie en hydraulisch systeem – Oliepeil controleren” voor meer informatie. Transmissie en hydraulisch systeem - Oliefilter vervangen Hete olie en hete componenten kunnen verwondingen veroorzaken. Laat hete olie of hete componenten niet in aanraking komen met de huid.
31200356 162 Onderhoud Transmissie en hydraulisch systeem - Oliepeil controleren 8. Draai het oliefilter vast volgens de instructies die op het filter zijn gedrukt. Gebruik deze tekens als leidraad voor het vastdraaien van het oliefilter. Opmerking: U hebt wellicht een Caterpillar bandsleutel of ander geschikt gereedschap nodig om het filter zo ver vast te draaien als nodig is voor de uiteindelijke installatie. Zorg dat het montagegereedschap het filter niet beschadigt.
31200356 163 Onderhoud Transmissie en hydraulisch systeem - Oliemonster nemen Transmissie en hydraulisch systeem - Oliemonster nemen Illustratie 254 g01081721 De brandstoftank en de houder zijn verwijderd zodat u de onderdelen beter kunt zien. 1. Maak slangklem (1) los en verwijder ontluchter (2). Illustratie 253 g00956578 2. Was de ontluchter in een schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel.
31200356 164 Onderhoud Aandraaimoment van wielmoeren - Controleren Aandraaimoment van wielmoeren - Controleren Controleer het aandraaimoment van de wielmoeren op nieuwe wielen en op gerepareerde wielen om de tien bedrijfsuren totdat het voorgeschreven aandraaimoment wordt gehandhaafd. Draai de wielmoeren vast met een aandraaimoment van 460 ± 60 N·m (340 ± 45 lb ft).
31200356 Uitrustingsstuk Inspecteren/vervangen Om onverwachte, dure reparaties en stilstandtijd tot een minimum te beperken moeten inspecties regelmatig worden uitgevoerd. De periode tussen de inspecties hangt van de ouderdom van het uitrustingsstuk en de bedrijfsomstandigheden af. Oudere uitrustingsstukken en uitrustingsstukken die in zware bedrijfsomstandigheden worden gebruikt, moeten vaker worden geïnspecteerd.
31200356 166 Onderhoud Uitrustingsstuk - Inspecteren/vervangen Illustratie 258 g01001950 1. Inspecteer de vorken zorgvuldig op scheurtjes. Let vooral op hiel (A) en montagesteunen (B). Zoek naar scheurtjes rond alle lassen. Inspecteer de buizen op vorken die op assen zijn gemonteerd. Vorken met scheurtjes dienen uit bedrijf te worden genomen. Illustratie 260 g01001968 4.
31200356 167 Onderhoud Uitrustingsstuk - Inspecteren/vervangen De lengte van de vork kan ook door slijtage worden verminderd, vooral op taps toelopende vorken. Neem de vorken uit bedrijf wanneer de lengte van het blad niet meer toereikend is voor de voorgenomen lasten. 5. Gebruik de andere kant van het mes als deze kant nog niet afgesleten is. 6. Installeer een nieuw mes als beide kanten versleten zijn. 7. Breng de bouten aan. Draai de bouten tot het opgegeven aandraaimoment aan.
168 Naslagwerken Referentiemateriaal Naslagwerken 31200356
31200356 Door goedgekeurde uitrustingsstukken Het gebruik van niet goedgekeurde uitrustingsstukken op verreikers kan ernstige of dodelijke ongelukken tot gevolg hebben. Voordat u een uitrustingsstuk op deze machine installeert, moet u zich ervan verzekeren dat het door Caterpillar is goedgekeurd en dat een Caterpillar hefvermogentabel voor het gebruik ervan in de cabine aanwezig is.
31200356 170 Naslagwerken Referentiemateriaal Tabel 9 TH580B Door Caterpillar goedgekeurde uitrustingsstukken Onderdeelnummer Uitrustingsstuk 215-4350 Vorkenbordset 222-6210 Vorkenborduitvoering (sideshift) 174-7731 Vorkenbordset (breed) 231-3229 Draaiend vorkenbord 227-5748 Draaiend vorkenbord (breed) 252-1457 Palletvorkenset (1220 mm lang) 252-1458 Palletvorkenset (1525 mm lang) 252-1460 Blokvorkenset (1220 mm lang) 252-1459 Palletvorkenset (uitgeschoven schacht) 186-5838 Materiaal
31200356 171 Index Index A Aandraaimoment van wielmoeren - Controleren.. 164 Aandrijfasspiebaan - Smeren .............................. 136 Aanvullende berichten ........................................... 20 Accu - Recyclen.................................................... 115 Accu of accukabel - Inspecteren/vervangen......... 116 Accuschakelaar (indien aanwezig) ........................ 64 Achteruitrij-alarm ................................................... 88 Achteruitrij-alarm - Testen............
31200356 172 Index L G Giek en frame - Inspecteren ................................ 123 Giekcilindervergrendeling ...................................... 65 Installatie- en verwijderingsprocedures.............. 65 Giekketting - Inspecteren/smeren......................... 117 Giekkopsegment - Smeren.................................. 120 Giekuitschuifcilinder - Ontluchten ........................ 120 H Hefvermogens .......................................................
31200356 Preventie van brand en explosie ........................... Brandblusapparaat............................................. Ether .................................................................. Leidingen, buizen en slangen ............................ Preventie van brandwonden.................................. Accu’s ................................................................ Koelvloeistof....................................................... Olie...........................................
31200356 174 Index Vóór het bedrijf ................................................ 32, 45 Vóór het starten van de motor ............................... 31 Voorfilterelement van motorluchtfilter Reinigen/vervangen........................................... 138 Voorfilterelementen van luchtfilter inspecteren..................................................... 139 Voorfilterelementen van luchtfilter reinigen ...... 139 Voorfilterelement van motorluchtfilter Vervangen.......................................
JLG Industries, Inc. EIGENDOMSOVERDRACHT Aan: De eigenaar van JLG-, Gradall-, Lull- en SkyTrak-producten: Als u momenteel de eigenaar bent, maar NIET de oorspronkelijke koper van het product dat in deze handleiding wordt beschreven, willen we graag weten wie u bent. JLG Industries, Inc. vindt het bijzonder belangrijk om over up-to-date gegevens te beschikken over de huidige eigenaren van JLG-producten, om hen veiligheidspublicaties te kunnen toezenden.
Product- en dealerinformatie Opmerking: Voor de plaatsen van het productidentificatieplaatje dient u het hoofdstuk “Informatie over productidentificatie” in de Bedienings- en Onderhoudshandleiding te raadplegen.
Vervaardigd door JLG onder vergunning van Caterpillar