Operation Manual

CID088/03012013
10 / 52
3.2 Bedienen van de betaalautomaat
Om de betaalautomaat te bedienen maakt u gebruik van het toetsenbord en het touchscreen scherm. Op
het touchscreen scherm worden, afhankelijk van welke handelingen u uitvoert, symbolen en menuopties
getoond. U gebruikt deze door het gewenste symbool of de gewenste menuoptie aan te raken. In
paragraaf 3.3 vindt u meer informatie over de opbouw van de touchscreen schermen.
Toetsenbord betaalautomaat
1 Numerieke toetsen De numerieke toetsen kunt u gebruiken om gegevens in te
voeren, bijvoorbeeld een transactiebedrag. Onder de
numerieke toetsen zijn tevens letters en leestekens
geprogrammeerd (zie subparagraaf 3.2.1).
De kaarthouder kan de numerieke toetsen gebruiken om een
pincode in te voeren.
2 <*> toets Onder deze toets zijn leestekens geprogrammeerd. Raadpleeg
subparagraaf 3.2.1 voor meer informatie over het invoeren van
leestekens.
3 <#> toets Onder deze toets zijn leestekens geprogrammeerd. Raadpleeg
subparagraaf 3.2.1 voor meer informatie over het invoeren van
leestekens.
4 <STOP> toets Druk op de rode <STOP> toets om een handeling af te breken.
Als u een transactie uitvoert, kunt u deze afbreken door te
drukken op <STOP>.
5 <CORR> toets Druk op de gele <CORR> toets om ingevoerde cijfers, letters
of leestekens te corrigeren. U kunt deze toets tevens
gebruiken om instellingen van uw betaalautomaat te wijzigen.
6 <OK> toets Druk op de groene <OK> toets om ingevoerde gegevens of
een handeling te bevestigen. Een kaarthouder kan
bijvoorbeeld een transactiebedrag en de ingevoerde pincode
accorderen
Ten behoeve van blinden en slechtzienden zijn een aantal toetsen voorzien van een teken in reliëf.
Toets Reliëf teken
<5> Een punt (.)
<STOP> toets Een kruis (X)
<CORR> toets Een staand streepje (|)
<OK> toets Een cirkel (O)
1
2
3
4
5
6