Operation Manual

44
FOUTMELDINGEN:
Bij iedere nieuwe start voert de computer een sneltest op goede functione-
erbaarheid door. Indien dan toch eens niet alles in orde is, geeft de computer
drie verschillende foutmogelijkheden aan:
E 1 Dit symbool en een waarschuwingsgeluid verschijnen wanneer de
bedrading verkeerd aangesloten is.
Controleer al de kabelverbindingen, meer in het bijzonder aan de stekkers.
Na oplossing van de fout de toets „S“ 2 seconden lang ingedrukt houden
om het systeem terug op 000 te zetten.
E 2 Dit symbool verschijnt wanneer de meetwaarden niet correct zijn of
wanneer de IC beschadigd is.
E 3 Dit symbool verschijnt wanneer er in het programma 8 bij de meting
geen signalen van de handpuls ontvangen worden
POLSSLAGMETING:
1. Handpulsmeting:
In het linkse en rechtse stuurgedeelte is telkens een metalen contactplaat,
de voelers, voorzien. Verbind de kabel met de aansluiting 4 op de computer.
Gelieve erop te letten dat steeds beide handpalmen gelijktijdig met normale
kracht op de voelers liggen. Zodra er een polsslag volgt, knippert er een
hart naast het polsslagdisplay.
(De handpulsmeting dient slechts ter oriëntatie omdat het door beweging,
wrijving, zweet etc. tot afwijkingen van de effectieve polsslag kan komen.
Bij een klein aantal personen kan het tot foutieve functies van de handpuls-
meting komen.
Indien u moeilijkheden met de handpulsmeting ondervindt, raden wij het
gebruik van een cardioborstgordel aan.
Toets „START“ beslist indrukken, anders volgt er geen polsslagmeting.
Opstappen, Gebruiken & Afstappen
Transport van Apparaat:
Aan de voorzijde bevinden zich twee rollers. Om het apparaat te verplaatsen
kunt u de achterzijde van het apparaat optillen en sturen naar waar u wilt om
het te plaatsen of te stallen. (Opgemerkt: Indien de beveiligingsinrichting
niet gebruik de handvatten zachtjes links en rechts voor de goederenbe-
handeling.)
De Opstappen, Gebruiken en Afstappen
Opstappen:
a. Ga naast het apparaat staan, plaats de voetsteun dat het dichtst bij staat
in de laagste positie en houd de vaste stuur vast.
b. Plaats uw voet op de voetsteun, probeer uw gehele gewicht op deze voet
te brengen en zwaai tegelijkertijd het andere been over het apparaat heen
en plaats uw voet ook daar op de voetsteun.
c. U bevindt zich nu in de juiste houding om de training te beginnen.
Gebruik:
a. Houdt uw handen op de gewenste positie op het vaste stuur.
b. Beweeg het apparaat door met uw voeten op de voetsteunen uw gewicht
van links naar rechts te verplaatsen
c. Als u ook het bovenlichaam wilt trainen, kunt u uw handen in plaats van op
het vaste stuur, op de beweegbare handvaton aan de linker- en rechterkant.
d. Om de intensiteit van de training te verhogen, kunt u de pedaleersnelheid
verhogen, of de weerstand op het apparaat verhogen.
e. Houdt uw handen altijd ofwel op de vaste stuur, ofwel op het linker en
rechter handvat.
Afstappen:
a. Verminder de trapsnelheid tot het apparaat tot stilstand komt.
b. Houdt het vaste stuur stevig vast, zwaai één been over het apparaat
heen en plaats uw voet op de grond. Hierna kunt u ook met de andere
voet afstappen.
Dit trainingsapparaat is een stationair apparaat combineert fietsen, steppen
en lopen, zonder hierbij de gewrichten te overbelasten, waardoor het risico
op blessures lager is.
Oefeningen op dit apparaat bieden de mogelijkheid van een vloeiende, non-
impact workout die afhankelijk van de ingestelde weerstand lichter of zwaar-
der kan zijn. U zult de spieren van zowel uw boven- als uw onderlichaam
versterken en het uithoudingsvermogen en algehele conditie verbeteren.
FITNESSCIJFER / FUNCTIE „ONTSPANNINGSPOLSSLAG“
Uw ergometer biedt de mogelijkheid, een evaluatie van uw individuele fitness
in de vorm van een „fitnesscijfer“ door te voeren.
Het meetprincipe is gebaseerd op het feit dat bij gezonde, goed getrainde
personen de polsslagfrequentie binnen een bepaalde tijdspanne na de trai-
ning sneller daalt dan bij gezonde, minder goed getrainde personen. Voor
de vaststelling van de fitnesstoestand wordt er daarom op het verschil van
de polsslagfrequentie op het einde van de training (beginpolsslag) en een
minuut na het einde van de training (eindpolsslag) beroep gedaan.
Start deze functie pas wanneer u een tijdje getraind hebt. Voor het begin van
de functie „Ontspanningspolsslag“ moet u uw actuele polsslagfrequentie
laten weergeven doordat u uw handen op de handpulsvoelers legt of met
cardioborstgordel traint .
1. Druk de toets „Test“ in en leg daarna beide handen voor de polsslagme-
ting tegen de voelers.
2. De computer gaat over naar de modus „STOP“, in het midden van het
display wordt er een groot hartsymbool weergegeven en de automatische
meting „Ontspanningspolsslag“ wordt geïntroduceerd.
3. De tijd, die op het display begint, wordt 0:60 aan achteruit geteld
4. In het veld „Beoogde polsslag „ wordt de beginpolsslag in het begin van
de meting weergegeven. Daarbij wordt er op het gemiddelde van de vier
hoogste polsslagwaarden tijdens de laatste 20 seconden voor het indrukken
van de toets „Fitness“ beroep gedaan.
5. In het veld „Polsslag“ wordt de op het gegeven moment gemeten pols-
slagwaarde weergegeven.
6. Na verloop van een minuut is de tijd terug naar 0:00 gegaan en weerklinkt
er een signaalgeluid. De motor keert terug. In het veld „Polsslag“ wordt
de eindpolsslag op het tijdstip 0:00 aangegeven. U kunt nu uw handen
van de polsslagvoelers verwijderen. Na een aantal seconden verschijnt in
het midden van het display uw fitnesscijfer van F 1,0 - F 6,0 (systeem met
schoolcijfers).
7. Om verder te trainen, drukt u de START-toets S in.