Autovraagbaak· CITROEN CS Benzine- en dieselmodellen 2001-2003 Een handleiding voor onderhoud en reparatie van alle typen met 1.8 of 2.0 I·benzinemotor of 2.0 I·turbodieselmotor met handgeschakelde versnellingsbak of automatische transmissie.
Woord vooraf Deze Autovraagbaak bevat een beschrijving van de belangrijkste onderhoudswerkzaamheden en reparaties van de Citroen CS. De tekst veronderstt<,lt een redeJijke autoteclmische kennis. Wij beschrijven verscheidelle omvangrijke reparaties. Behalve kemlis vereisen deze reparaties ook veel speciale hulpgereedschappen. Gaat u van tevoren zorgvuldig na of u voldoende gereed~chap bezit om de betrokkell reparatie te kUlmen uitvoeren. Veelal zijn de speciale hulpgereedschappen in de handel te verkrijgen.
Inhoud Inhoud 1 1 4 5 7 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Algemeen Inleiding . Identificatie. Dashboard en instrumentenpaneel Adressen. 2 Benzinemotoren Inleiding . Klepspeling. Distributieriem vervangen Cilinderkoppakking vervangen EW7J4- en EW10J4-motor . EW10D-motor Nokkenassen uit- en inbouwen; klepstoters uit- en inbouwen EW7J4- en EW10J4-motor . EW10D-motor Motor uit- en inbouwen EW7J4- en EW10J4-motor .
Inhoud 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.3 5.3.1 5.3.2 ~.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.5 6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 7 7.1 7.2 7.3 Sagem S2000-motormanagementsysteem (1,8 L-benzinemotor (motorcode EW7J4)) . . . . . . . Inspuitventielen uit- en inbouwen. Brandstofsysteem. . . . . . . . Luchttoevoersysteem . . . . . . Inspuitsysteem . . . . . . . . . \' . . . . .
Inhoud 7.4 7.5 Magneti Marelli 48P-motormanagementsysteem (2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10J4)) . . . . . . . . . . . . . . . 120 Siemens Sirius 81-motormanagementsysteem (2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10D)) . 121 8 8.1 8.2 8.3 Koppeling Inleiding . Koppeling uit- en inbouwen Hydraulische koppelingsbediening · · · · 122 122 122 123 9 Handgeschakelde versnellingsbak Inleiding . Versnellingsbak aftappen en vullen Versnellingsbak uit- en inbouwen . Schakelmechanisme.
InhQud 13.3 13.6 13.7 13.8 13.9 13.10 Hydraulisch systeem drukloos ,.haken, aftappen, vullen en ontluchten/op druk brengen; v/oeistofniveau contra/eren . . 193 Veercilinder veer uit- en inbouwen . . . . . . . . . 196 Veercilinder achter uit- en inbouwen . . . . . . . . 198 Ge'integreerd hydro-e/ektrisch b/ok uit- en inbouwen . 200 Stugheidsregelaar vaar uit~en inbouwen . . . 201 Stugheidsregelaar achter uit- en inbouwen . . 203 Sensor wagenhoogte vear uit- en inbouwen . .
Inhoud 17.6.3 17.6.4 17.6.5 17.6.6 17.6.7 Airbag passagierszijde uit- en inbouwen. Zij-airbags uit- en inbouwen . . . . . . Window-airbags uit- en inbouwen . . . Airbagcomputer . . . . . . . . . . . Sensoren voor activeren zij-airbags uit- en inbouwen . 18 18.1 18.2 18.3 Periodiek onderhoud . . . . . . . . . 258 Algemeen............. . 258 Werkzaamheden na de eerste 2500 km . 258 Benzinemotoren: werkzaamheden om de 30.000 km; Dieselmotoren: werkzaamheden om de 20.000 km. , , , , .
Algemeen Citroen C5 benzine- en dieselmodellen 2001- 2003 Figuur 1.1: Citroen C5 1. Algemeen Dit werk is in feite een beknopt werkplaatshandboek. De importeur - Citroen Nederland BV te Amsterdam - is ons zeer behulpzaam geweest om de benodigde gegevens te verkrijgen, hetgeen wij bijzonder op prijs stellen. 1.
Algemeen De auto is leverbaar met vier verschillende benzinemotoren en drie dieselmotoren in een vijfdeurs-hatchbackuitvoering (Berline) en als stationcar (Break). De 1,8 en de (twee) 2,0 L-benzinemotoren in de Citroen C5 hebben vier cilinders in lijn, twee bovenliggende nokkenassen, vier kleppen per cilinder, een 5x gelagerde krukas en liggen dwars voorin. De 2.0 HPi heeft een verstelbare inlaatnokkenas. Het topmodel heeft een 2,9 L-V6-motor, die in deze uitgave niet wordt beschreven. De 2.
Algemeen De auto (met uitzondering van de 1.Si Break, de 2.0 HPi en de 2.0 HDi (90 pk)) is ook leverbaar met een elektronisch geregelde automatische transmissie. Deze heeft de typeaanduiding AL4. Alle C5-modellen zijn v66r uitgerust met onafhankelijke wielophanging, pseudo-MacPherson, hydractieve vering (veercilinders en veerbollen), draagarmen en stabilisatorstang.
Algemeen 1.2 Identificatie Het typeplaatje bevindt zich onder de achterbank. A B E A B C Figuur 1.
Algemeen 1.3 Dashboard en instrumentenpaneel Figuur 1.
Algemeen 4 5 1 2 3 Figuur 1.6: Instrumentenpaneel (afhankelijk van uitvoering of land) Bedieningsknop nulstelling dagteller 4 Weergave wagenhoogte Toerenteller 5 Display voor onderhoudsintervalinBedieningsknop sterkte dashboarddicator, olieniveau-indicator, kiloverlichting meterteller en dagteller 1 2 3 Figuur 1.
Algemeen A B A B Figuur 1.9: Multifunctioneel display (afhankelijk van uitvoering of land) de displayfuncties Bediening voor het gebruik van de displayfuncties 1 Mededelingengebied Bediening van de instellingen van 2 lijd of temperatuur Figuur 1.10: Multifunctioneel display Bediening voor het gebruik van de displayfuncties Bediening van de instellingen van de displayfuncties (afhankelijk van uitvoering of land) 1 Mededelingengebied 2 lijd 3 Temperatuur 1.4 Adressen Fabrikant: S.A.
Benzinemotoren 2. Benzinemotoren 2.1 Inleiding De 1,8 en de 2,0 L-benzinemotoren in de Citroen C5 hebben vier cilinders in lijn, twee bovenliggende nokkenassen, vier kleppen per cilinder, een vijfmaal gelagerde krukas en liggen dwars voorin. De EWl OD-motor (2.0 HPi) heeft een verstelbare inlaatnokkenas. TabeI2.
-------.....-----_ ...- - Benzinemotoren - [1] [2] 5 6 7 8 - Maak de massakabel van de accu los. Krikde auto aan de voorzijde op en plaats hem op bokken zodat de voorwielen vrij hang en. Verwijder het rechter voorwiel en de spatlap. Verwijder de aandrijfriem van de hulpaggregaten volgens de methode beschreven in paragraaf 2.8. Maak de brandstoftoevoerslang los van de distributieriemkap en leg de slang opzij. Verwijder de bouten van de krukaspoelie en verwijder de poelie.
Benzinemotoren --r-----14 8 [3] [4] [5] 7 8 9 - - - - Figuur 2.2: Distributieriem uitbouwen (EW10D-motor) 10 Spanrol Uitlaatnokkenasblokkeerpen 11 Spanrolbout Inlaatnokkenasblokkeerpen 12 Uitlaatnokkenasriemwiel Krukasblokkeerpen 13 Inlaatnokkenasriemwiel Krukasriemwielbout Krukasriemwiel 14 Distributieriem Koelvloeistofpompriemwiel 15 Geleiderol Breng de riem aan in de volgorde: geleiderol, inlaatnokkenasriemwiel, uitlaatnokkenasriemwiel, koelvloeistofpomp en spanrol.
Benzinemotoren Figuur 2.3: Distributieriem spannen - Blokkeer het inlaatnokkenasriemwiel met behulp van blokkeerpen 0189.A (EW10D-motor: 0189.L). Controleer dat nok (c) tegenover de uitsparing (f) staat. Is de stand van nok (c) niet correct, herhaal dan het spannen van de distributieriem. Breng de andere nokkenasblokkeerpen en de krukasblokkeerpen aan. Kan de krukasblokkeerpen worden aangebracht, ga dan verder met het inbouwen van de overige onderdelen zoals hieronder beschreven.
Benzinemotoren - Ga nu verder met inbouwen van de overige onderdelen zoals hierna beschreven. Breng de onderste en de bovenste distributieriemkap aan. Breng de krukaspoelie en de bevestigingsbouten aan en draai deze vast in twee fasen met het juiste aanhaalmoment. Klem de brandstoftoevoerslang op de distributieriemkap vast. Breng de aandrijfriem voor de hulpaggregaten aan volgens de methode beschreven in paragraaf 2.8. Zet de auto weer op zijn wielen. Sluit de massakabel op de accu aan. 2.
Benzinemotoren 2 Figuur 2.5: Klem van inlaatluchtleiding losmaken via opening (a) 1 Inlaatluchtleiding 2 Slang _ Maak de elektroklep van het actief-koolstoffilter en de absolute-druksensor los (6). _ Maak de draadbundels, aansluitingen en kabels op het gasklephuis los en leg ze opzij. Verwijder de kabelboomsteun (5). - 6 3 4 Figuur 2.6: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen Brandstoftoevoerleiding 5 Kabelboomsteun Inspuitventielen 6 Absolute-druksensor _ _ _ _ Maak de buis (10 in figuur 2.
13enzlnemotoren 12 G 7 8 - Figuur 2.7: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen Steunen 9 Moeren 11 Koelvloeistofleidingen 10 Buis 12 Luchtverdeelhuis Bouten Breng de cilinderkop met de takel omhoog. Verwijder de cilinderkop en de pakking. Reinig de pakkingvlakken. Inbouwen - Controleer of de centreerbussen aanwezig zijn. Controleer de vlakheid van de cilinderkop. Breng de blokkeerpennen Voor de nokkenasriemwielen aan. Breng de cilinderkoppakking aan.
Benzinemotoren - Smeer Molykote G Rapid Plus E3 op schroefdraad en onder de kop van de cilinderkopbouten. Breng de cilinderkopbouten aan en draai deze in de volgorde van figuur 2.9 vast. Figuur 2.9: Aanhaalvolgorde cilinderkopbouten. Losdraaien gebeurt van 10 naar 1. - - Verwijder de afsluitdoppen uit de inlaatpoorten. Sluit de stroomdraden, slangen en kabels op de cilinderkop aan en zet ze vast. Breng het luchtverdeelhuis, de bouten en moeren en de steunen aan (zie figuur 2.7).
I Benzinemotoren 9 9 Figuur 2.10: Aanhaalvolgorde kleppendekselbouten Speciaal gereedschap (Citroen) Hulpstuk voor vastdraaien onder een hoek. Nokkenasblokkeerpen uitlaatnokkenas. Nokkenasblokkeerpen inlaatnokkenas . Krukasblokkeerpen. . . . . . . . . Blokkeergereedschap inlaatnokkenas Klemband voor distributieriem Naafblokkeergereedschap . . . . . 4069-T 0189.A 0189.L 0189.B 0189.M 0189.K 6310-T Cilinderkop uitbouwen - Maak de accukabels los.
Benzinemotoren ______ ~===~r--====== =b Figuur 2.11: Slang aansluiten op ontluchtingsventiel om druk van het brandstofsysteem te nemen Figuur 2.12: Aangegeven onderdelen verwijderen of losmaken 5 Slang 6 Steunplaat 7 Dradenbundel 8 Hogedrukbrandstofpomp 2.13). Verwijder de bevestigingsbout van het uitlaatnokkenasriemwiel. Breng het blokkeergereedschap voor de inlaatnokkenas (0189.M) aan. Verwijder de plug (9). de bevestigingsbout van de nokkenasverstelling (VTC) en het achterste deksel (10).
Benzinemotoren - Verwijder het bobineblok en het kleppendeksel. Verwijder de bevestigingsbouten van het nokkenashuis, de lagerkappen (13 in figuur 2.14) en de elektroklep van de nokkenasverstelling (14). Verwijder het nokkenashuis. Verwijder de nokkenassen. Figuur 2.14: Bevestigingsbouten lagerkappen (13) en elektroklep nokkenasverstelling (14) verwijderen - Verwijder de bouten (15 in figuur 2.15). - Draai de bout (16 in figuur 2.16) los.
Benzinemotoren /I-~ ~\/6\ -~(j ~ l Figuur 2.16: Souten (16) volledig losdraaien - Hang de cilinderkop in een take!. Maak de cilinderkop los door deze met de hefbomen te kantelen. Breng de cilinderkop met de takel omhoog. Verwijder de cilinderkop en de pakking. Reinig de pakkingl(lakken. Inbouwen - Controleer of de centreerbussen aanwezig zijn. Controleer de vlakheid van de cilinderkop. Breng de cilinderkoppakking aan. Breng de cilinderkop met behulp van de takel op het cilinderblok aan.
7F Benzinemotoren b Figuur 2.17: Strook afdichtmiddel (E7) aanbrengen Figuur 2.18: Aanhaalvolgorde bevestigingsbouten nokkenashuis 2.5 Nokkenassen uit- en inbouwen; klepstoters uit- en inbouwen 2.5.1 EW7J4- en EW10J4-motor Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Nokkenashuizen: . . . fase 1. . . . . . . . fase 2. . . . . . . . Nokkenasriemwielen . Kleppendeksels: . fase 1 . . . fase 2. . . . . . . . Bobinehuis . . . . . Speciaal gereedschap (Citroen) Nokkenasblokkeerpennen . . . Krukasblokkeerpen. . . . . . .
Benzinemotoren Uitbouwen - Verwijder de motorafdekkap (sierkap). - Verwijder de afdekkap (sierkap) van de accu. - Maak de massakabel van de accu los. - Verwijder het rechtervoorwiel en de spatlap. - Verwijder de distributieriem volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3. - Controleer de distributieriem. Vertoont de riem barsten of oliesporen, vervang deze dan. Houd de nokkenasriemwielen tegen met behulp van blokkeergereedschap 6016-T.
Benzinemototen - Maak de nokkenas los van het centreerlager (distributiezijde) door op het tegenoverliggende uiteinde te drukken. Verwijder de nokkenaskeerringen en de nokkenassen Markeer de montageplaats van de klepstoters en verwijder de klepstoters. Gebruik een zuignap. Controleer de staat van de klepstoters en van de nokkenaslagers. Reinig de pakkingvlakken. Verwijder de olie uit de gaten voor de bevestigingsbouten van de nokkenaslagerkappen.
Benzin emotoren Figuur 2.22: Aanhaalvolgorde bevestigingsbouten nokkenashuizen en nokkenaslagerkappen Figuur 2.23: Nokkenaskeerring (13), conus 0189 02 [1bj en stempel 0891 01 [1al - 13 terwijl de bevestigingsbout met het voorgeschreven aanhaalmoment wordt aangehaald. Breng de distributieriem aan volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3. Breng het bobinehuis en de kleppendeksels aan. Oraai de bevestigingsbouten van de kleppendeksels vast in de volgorde van figuur 2.
Benzlnemotoren Figuur 2.24: Nokkenaskeerring (13) aanbrengen met behulp van conus [1 b] en stempel [1 a] - Breng het rechtervoorwiel en de spatplaat aan. Sluit de massakabel van de accu aan. 2.5.2 EW10D-motor Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Nokkenashuizen. . . . . Kleppendeksels . . . . . Hogedrukbrandstofpomp. . . . Uitlaatnokkenasriemwiel. . . . 9±1 9±1 5±1 75 ±7 Speciaal gereedschap (Citroen) Nokkenasblokkeerpen uitlaatnokkenas. Nokkenasblokkeerpen inlaatnokkenas . Krukasblokkeerpen. . . . . . . . .
Benzinemotoren Figuur 2.25: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen - wijder de plug (9 in figuur 2.13), de bevestigingsbout van de nokkenasverstelling (VTC), het inlaatnokkenasriemwiel, het uitlaatnokkenasriemwiel en het achterste deksel (10). Verwijder het bQbineblok en het kleppendeksel. Verwijder de bevestigingsbouten van het nokkenashuis, de lagerkappen (13 in figuur 2.14) en de elektroklep van de nokkenasverstelling (14). Verwijder het nokkenashuis. Verwijder de nokkenassen.
Benzinemotoren - Breng de nokkenaskeerring met behulp van de stempel aan de voorzijde van de nokkenas aan (zie figuur 2.27). Figuur 2.27: Nokkenaskeerring aanbrengen met behulp van conus [4b] en stempel [4a] - Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let op de juiste aanhaalmomenten. Afstelling inlaatnokkenasverstelling (VTC) Figuur 2.
Benzinemotoren Figuur 2.29: Afstelling nokkenasverstelling 2.6 Motor uit- en inbouwen 2.6.1 EW7J4- en EW10J4-motor Aanhaalmomenten in Nm (kgf.mj Ophanging aandrijfaggregaat. . zie figuur 2.34 Speciaal gereedschap (Citroenj Hefplateau . . . . . . . . . . 5702-T Uitbouwen - Maak de accukabels los. Draai de naafmoeren iets los. Breng de auto op een tweekolomshefbrug omhoog en verwijder de voorwielen en de spatlappen. Tap de koelvloeistof af en vang deze op in een schone bak.
Benzinemotoren - - 4 5 6 - Maak de slangen met de snelkoppelingen los van de kachelradiateur (4 in figuur 2.30). Maak de onderste en bovenste slangen van het waterafvoerhuis (5) los. Maak de stekerverbindingen los van de dynamo, de startmotor, de pingelsensor, de druksensor stuurbekrachtiging en de koelvloeistoftemperatuursensor. Maak de dradenbundel (6) los van de motor. Automatische transmissie: maak de modulaire stekerverbinding (7) los. Verwijder het schakelmechanisme.
Benzinemotoren 9 - Figuur 2.31: Aangegeven onderdelen losmaken Drukleiding stuurbekrachtiging 10 Bouten Figuur 2.32: Aangegeven onderdelen verwijderen of losdraaien 11 Bovenste reactiearm 12 Bouten 13 Bout Figuur 2.
Benzinemotoren - Verplaats het aandrijfaggregaat zover mogelijk naar voren. Laat het aandrijfaggregaat langzaam zakken en controleer dat er voldoende ruimte is tussen aandrijfaggregaat en carrosserie. - Breng de auto verder omhoog. - Teken de plaats van het hefplateau af om het aanbrengen te vergemakkelijken. Inbouwen - Breng de auto omhoog en plaats het hefplateau overeenkomstig de markeringen op de vloer. Plaats de auto op een hoogte van 50 cm. Breng het hefplateau omhoog.
Benzinemotoren 1 2 3 Figuur 2.34: Aanhaalmomenten 45 ±5 Nm 4 50 ±5 Nm 61 ±6 Nm 5 50 ±5 Nm 50 ±5 Nm 6 50 ±5 Nm ophanging aandrijfaggregaat 7 45 ±5 Nm 10 45 ±5 Nm 8 65 ±6 Nm 11 45 ±5 Nm 9 27 ±3 Nm _ Breng de auto op een tweekolomshefbrug omhoog en verwijder de voorwielen en de spatlappen. _ Tap de koelvloeistof af en vang deze op in een schone bak. - Tap de versnellingsbakolie af. _ Verwijder de motorafdekkap, de afdekkap van de accu, de accu, de accusteun, het luchtfilterkanaal en het luchtfilter.
Benzinemotoren - - - - Maak de twee schakelkabels los. Maak de snelkoppeling van de brandstoftoevoerslang los en sluit hem af (zie figuur 2.6). Let op! Omwikkel de leiding met klikaansluiting met een doek om het wegspuiten van brandstof te voorkomen (de restdruk in de brandstofgalerij bedraagt circa 1 bar). Verwijder de radiateur. Maak de koppelingswerkcilinder los en leg deze opzij (laat de slangen aangesloten).
Benzinemotoren \l \ Figuur 2.36: Slangklem [5] aanbrengen en slang (5) losmaken Figuur 2.37: Aangegeven onderdelen verwijderen of losdraaien 9 Bovenste reactiearm 10 Bouten 11 Bout Figuur 2.
Benzinemotoren - Breng de auto verder omhoog. Teken de plaats van het hefplateau af om het aanbrengen te vergemakkelijken. Inbouwen - Breng de auto omhoog en plaats het hefplateau overeenkomstig de markeringen op de vloer. Plaats de auto op een hoogte van 50 cm. Breng het hefplateau omhoog. Controleer daarbij of er voldoende ruimte is tussen het aandrijfaggregaat en de carrosserie. Draai de bouten (12 in figuur 2.
Benzinemotoren 2.8 Aandrijfriem hulpaggregaten uit- en inbouwen en spannen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Bout spanrol . Bout geleiderol . . . . . . . . . - 20 ±2 (2,0 ±0,2) 35 ±3 (3,5 ±0,3) Breng de auto omhoog en plaats er bokken onder zodat de voorwielen vrijhangen. Verwijder het rechter voorwiel en de spatlap. Ontspan de riem, draai de spanrol met behulp van de bevestigingsbout linksom (de so ut heeft linkse schroefdraad) (zie figuur 2.39). Figuur 2.
Benzinemotoren Figuur 2.41: Aandrijfriem bij auto's met airconditioning 1 Spanrol 3 Aandrijfriem 4 Bovenste geleiderol 5 Onderste geleiderol - Breng de aandrijfriem aan. Let erop dat de riem goed in de groeven van de verschillende riemwielen ligt. Breng de spatlap en het rechter voorwiel aan. Zet de auto weer op zijn wielen.
Dieselmotor 3. Dieselmotor 3.1 Inleiding De 1,997 L-turbodieselmotor met directe inspuiting die in de Citroen C5 wordt ingebouwd, heeft de motorcode DW10TD (typecode RHY) of motorcode DW10ATED (typecode RHZ). Het is een dwarsgeplaatste viercilinder-lijnmotor met een vijfmaal gelagerde krukas die via een distributieriem met mechanische spaninrichting een bovenliggende nokkenas aandrijft, die twee kleppen per cilinder bedient. Tabel 3.
Dieselmotor - Verwijder de aandrijfriem van de hulpaggregaten volgens de methode beschreven in paragraaf 3.8. Verwijder de afsluitplaat van het koppelingshuis. Blokkeer het vliegwiel met blokkeergereedschap 0188.F (zie figuur 3.1) . 0t4 ..J.' ~~ ~ ~;c---~" [61 ~\j~\~~~\\1 U \ I I "__ -=1 - Figuur 3.1: Vliegwiel blokkeren met beugel 0188.
Dieselmotor Figuur 3.3: Brandstoftoevoer- en retourleiding (3 en 4) losmaken en verbindingsstang van reactiearm (5) en flens (2) verwijderen want bout (7) is een van de bevestigingsbouten van de koelvloeistofpomp die tevens zorgt voor afdichting. 11 Figuur 3.4: Aangegeven bouten en de distributieriemkappen verwijderen - Draai de motor in de normale draairichting rond. Draai het nokkenasriemwiel met de hand in de afstelstand.
Dieselmotor Figuur 3.5: Vliegwielblokkeerpen 0188.x [3] aangebracht 22 20 19 Figuur 3.6: Distributieriem verwijderen [5J Blokkeerpen 0188.M 18 Koelvloeistofpomp 19 Bout 20 Spanrol 21 Bouten 22 Distributieriem 23 Geleiderol 18 - - Draai het nokkenasriemwiel rechtsom totdat de bouten zich aan de uiteinden van de sleufgaten bevinden. Breng de distributieriem aan op het krukasriemwiel en houd de riem tegen met riemklemband 0188.K. Breng de distributieriem verder aan in de volgorde: geleiderol (23).
Dieselmotor Figuur 3.7: Distributieriem spannen - - Draai de bouten (21) vast met 20 Nm. Verwijder de speciale gereedschappen. Draai de krukas acht omwentelingen in normale draairichting rond. Breng de vliegwielblokkeerpen weer aan. Draai de bouten (21) los. Breng de nokkenasblokkeerpen weer aan. Draai de bout (19) los om de spanrol vrij te maken. Breng de riemspanningsmeter aan. Draai de spanrol (20) linksom met behulp van de spanningshefboom 0188.
Dieselmotor - - Breng de flens (2 in figuur 3.3) en de verbindingsstang van de reactiearm (5) aan. Verwijder de garagekrik. Sluit de brandstoftoevoer- en de brandstofretourleidingen aan. Breng de krukaspoelie aan. Smeer de bout van de krukaspoelie met Loctite Frenetanche. Breng het vliegwielblokkeergereedschap 0188.F aan. Breng de bout en de ring aan en draai de bout vast met 40 ±4 Nm +51° ±5°. Verwijder het vliegwielblokkeergereedschap. Breng de afsluitplaat van het koppelingshuis aan.
Dieselmotor Figuur 3.8: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen Figuur 3.9: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen _ Verwijder de distributieriem volgens de methode beschreven in paragraaf 3.3. _ Verwijder de verstuivers volgens de methode beschreven in paragraaf 6.9. - Verwijger de centrale hogedrukinspuitleiding. _ Verwijder de turbocompressor volgens de methode beschreven in paragraaf 6.10. - Hang de motor in een takel. - Verwijder de rechter motorsteun.
Dieselmotor Figuur 3.10: Bouten losdraaien - Breng de motorsteun rechts weer aan. Verwijder het kleppendeksel. , Draai de cilinderkopbouten los in de omgekeerde aanhaalvolgorde (zie figuur 3.13). - Maak de cilinderkop los door deze met de hefbomen (149-T) te kantelen. - Breng de cilinderkop met de werkplaatskraan omhoog. - Verwijder de cilinderkop en de pakking. Onderde/en reinigen en contro/eren - Reinig de pakkingvlakken met een geschikt oplosmiddel. Gebruik geen scherp of schurend gereedschap.
Dieselmotor Inbouwen - Controleer of de paspennen voor de cilinderkop in het blok aanwezig zijn. - Kies de dikte van de te monteren koppakking aan de hand van de mate waarin de zuigers boven het cilinderblok uitsteken. Raadpleeg figuur 3.12 en tabel 3.2. Figuur 3.12: Koppakkingidentificatie aan de hand van inkepingen bij A Tabel 3.
Dieselmotor Figuur 3.13: Aanhaalvolgorde cilinderkopbouten - Verwijder het nokkenasriemwiel. Stel de luchtspleet van de nokkenassensor af op 1,2 mm. Draai de bout (14) vast. Figuur 3.14: Aangegeven onderdelen aanbrengen en nokkenassensor afstellen - Breng het nokkenasriemwiel aan. Blokkeer het riemwiel met blokkeergereedschap 6016-T en haal de bouten aan met 20 Nm. Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vul het koelsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf 4.2. 3.
Dieselmotor - Maak de massakabel aan de accu los. Maak de stekerverbinding (6 in figuur 3.8) los. Verwijder het luchtfilterhuis (7) met de luchthoeveelheidsmeter en de inlaatluchtleiding (5). Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken. Verwijder de isolatieplaat onder de motor, het rechtervoorwiel en de spatlap. Verwijder de aandrijfriem voor de hulpaggregaten volgens de methode beschreven in paragraaf 3.8. Verwijder de distributieriem volgens de methode beschreven in paragraaf 3.3.
Dieselmotor Figuur 3.16: Aanhaalvolgorde nokkenaslagerkapbouten - - Breng het kleppendeksel aan, voorzien van de bijbehorende pakking, aan en haal de bouten met 10 ±1 Nm aan. Breng de onderdrukpomp aan, voorzien van een nieuw filter en een nieuwe keerring. Breng de nokkenassensor (15 in figuur 3.14) en de bout (14) aan. Let opt Afstellen is bij een nieuwe sensor niet nodig. Duw de nokkenassensor volledig tegen het uiteinde van de sleuf. Breng de naaf en het nokkenasriemwiel aan.
Dieselmotor Uitbouwen Letop! De motorwordt met de versnellingsbak naar beneden toe uitgebouwd. Raadpleeg figuur 3.17 (DW10TD-motor) of 3.18 (DW10ATED-motor) voor de verschillende motor- en versnellingsbakophangingen en de bijbehorende aanhaalmomenten. Figuur 3.
Dieselmotor 18 22 ~ 20 Figuur 3.18: Motor/versnellingsbakophangingen en aanhaalmomenten (DW10ATED-motor) 22 50 ±5 Nm 1345±5Nm 16 27 ±3 Nm 1945±5Nm 23 50 ±5 Nm 20 61 ±6 Nm 17 45 ±5 Nm 1450±5Nm 18 21 ±2 Nm 21 45±5 Nm 1550±5Nm - Verwijder de motorafdekkap en de afdekkap van de accu (sierkappen). Maak de massakabel van de accu los. Tap het koelsysteem af, zie paragraaf 4.2. Tap de versnellingsbak af. Maak de steker van de luchthoeveelheidsmeter los. Verwijder het deksel van de computerkast.
Dieselmotor - Verwijder de voorwielen en de spatlappen. Bouw de aandrijfassen uit volgens de methode beschreven in paragraaf 11.2. Verwijder de inlaatluchtleiding (7 in figuur 3.19) en de onderste reactiestang (6). Figuur 3.19: Aangegeven onderdelen verwijderen - Maak de slangen (9 en 10 in figuur 3.20) los van de kachelradiateur. Verwijder de uitlaatpijp en de katalysator. Verwijder de drie bevestigingen van de steun (11) van het schakelmechanisme.
Dieselmotor [5 Figuur 3.21: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen - Maak de dradenbundel van de motor op de BSI (23) los en maak de massadraad (24) los. Maak de koppelingswerkcilinder los en leg deze opzij. Maak de slang en (19 en 20) los (afhankelijk van uitvoering). Maak de onderdrukleidingen (21) en de stekerverbindingen van de elektrokleppen los. Markeer de stekerverbindingen en de leidingen. Figuur 3.
Dieselmotor Figuur 3.23: Stekerverbinding (25) en verbindingen (26 en 28) losmaken - Plaats de auto op een hoogte van 50 cm. Plaats het hefplateau via de voorzijde onder de auto, centreer het plateau onder het aandrijfaggregaat en breng het plateau iets omhoog. Verwijder de bovenste reactiearm (31 in figuur 3.24) en de drie bouten (32). Verwijder de moer (29) en de rechter motorsteun (30). Figuur 3.24: Aangegeven onderdelen verwijderen of losdraaien - - Verwijder de drie bouten (33 in figuur 3.25).
Dieselmotor Figuur 3.25: Bouten (33) verwijderen - - - - - Breng het hefplateau omhoog. Controleer daarbij of er voldoende ruimte is tussen het aandrijfaggregaat, het subframe en de carrosserie. Draai de bouten (33 in figuur 3.25) vast met 45 ±5 Nm, breng de bovenste motorsteun rechts aan, draai de bouten (32 in figuur 3.24) vast met 61 ±6 Nm, draai de moer (29) vast met45 ±5 Nm en breng de bovenste reactiearm aan. Airconditioning: monteer de bevestigingen (26 en 28 in figuur 3.
Dieselmotor - Sluit de massakabel aan op de accu. Controleer de werking van de verwarming/ventilatie. Maak een proefrit en lees de storingsgeheugens uit. 3.7 Smeersysteem Aanhaalmomenten in Nm (kgf.mJ Oliepomp . . . Oliecarter. . . Olie-aftapplug. . . . . . . . 13 ±1 (1,3 ±O,1) 16 (1,6) 34 (3,4) O/iepamp uit- en inbauwen - - - - Krik de auto aan de voorzijde op en plaats deze op bokken. Verwijder de isolatieplaat onder de motor. Tap de motorolie af.
Dieselmotor - Verwijder het oliefilter van het motorblok. Breng aansluiting 4202-T op de plaats van het oliefilter aan (ziefiguur 3.26). Sluit de manometer uit gereedschapsset 4103-T met de slang op de aansluiting aan. Figuur 3.26: Oliedruk meten met manometer 4103-T [1], bijbehorende slang [2] en aansluiting 4202-T [3] :, -) - Start de motor en meet de oliedrukken bij 1000 1/min en bij 4000 1/min. De oliedruk dient bij 1000 1/min 2 bar te bedragen en bij 4000 1/min 4 bar.
Dieselmotor Figuur 3.27: Aandrijfriem uitbouwen (auto's zonder airconditioning) - Verwijder het gereedschap. Controleer dat de aandrijfriem goed in de groeven van de verschillende riemwielen valt. Breng de spatlap, het rechter voorwiel en de isolatieplaat onder de motor aan. Aandrijfriem uit- en inbouwen (nieuwe aandrijfriem) - Verwijder het rechter voorwiel, de isolatieplaat onder de motor en de spatlap. Maak de koelvloeistofslang los en leg deze opzij. Breng de spanrol (2 in figuur 3.
Dieselmotor 3.8.2 Auto~ met airconditioning Aandrijfriem uit- en inbouwen (gebruikte aandrijfriem) - Verwijder het rechtervoorwiel, de isolatieplaat onder de motor en de spatlap. - Markeer de draairichting van de riem indien deze opnieuw gebruikt wordt. - Breng de spanrol (7 in figuur 3.28) op spanning door er met behulp van hefboom 0188.2 bij (c) tegen de wijzers van de klok in tegen te drukken. Figuur 3.
Dieselmotor - Draai de bout (6) handvast. Verwijder de aandrijfriem. Controleer of de rollen (5) en (7) soepel draaien (zonder speling en zonder zware punten). Breng de nieuwe aandrijfriem aan en let er daarbij op dat de riem goed in de groeven van de verschillende riemwielen valt. Draai de spanrol. (5) met behulp van afstelvierkant 0188.J2 rechtsom om de paspen 0188.01 uit de opening bij (d) te kunnen verwijderen. Houd de spanrol (5) tegen met behulp van afstelvierkant 0188.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie 4. Koelsysteem, verwarming en ventilatie 4.1 Inleiding Alle C5-versies zijn standaard uitgevoerd met een gesloten koelsysteem met een door de motorregeleenheid bediende elektrisehe ventilateur met een snelheid (aireo: drie snelheden). De koelvloeistofpomp wordt in alle versies aangedreven door de distributieriem. Zie hoofdstuk 21 voor de teehnisehe gegeyens. 4.2 Koelsysteem aftappen, vullen en ontluehten 4.2.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie 2 t 10 Figuur 4.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie 1 2 3 4 5 6 Figuur 4.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie IT\, Figuur 4.3: Ontluchtingsschroef (1) openen Figuur 4.4: Ontluchtingsschroeven (2 en 3) 4 Figuur 4.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie -\fI, Figuur 4.6: Aftapplug van radiateur - - Oraai de ontluchtingsschroeven dicht op het moment dat de koelvloeistof er schoon en zonder luchtbellen uit stroomt. Breng de radiateurdop aan op het moment dat de koelvloeistof er schoon en zonder luchtbellen uit stroomt. Start de motor en laat deze met een toerental van ±1500 l/min draaien, tot de elektrische ventilateur driemaal in werking is getreden (in- en uitschakelen).
Koelsysteem, verwarming en ventilatie t -; 9 1 2 3 4 5 - Figuur 4.7: Koelsysteem dieselmotor -Expansiereservoir 6 Aftapplug motorblok Kachelradiateur 7 Waterafvoerhuis Watertoevoerhuis 8 Extra verwarming Warmtewisselaar (koelvloeistofl 9 Radiateur 10 Water/olie-warmtewisselaar uitlaatgassen) Ontluchtingsschroeven Zet de motor uit en wacht tot deze is afgekoeld. Vul het expansiereservoir bij tot het MAX-merkteken en breng de dop op het reservoir aan.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie Figuur 4.8: Aftapplug in motorblok 4.3 Koelvloeistofpomp uit- en inbouwen De koelvloeistofpomp wordt in alle versies aangedreven door de distributieriem. Voor het vervangen van de pomp moet dan ook eerst de distributieriem worden verwijderd (zie paragraaf 2.3 of 3.3). Vervolgens kan de koelvloeistofpomp worden uitgebouwd. Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Breng de koelvloeistofpomp met een nieuwe pakking aan.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie - Verplaats de lip van de aanjager (a in figuur4.10). Draai de aanjager linksom om de bevestigingsnokken los te maken. Neem de aanjager van zijn plaats. Maak de stekerverbinding (5) los. Maak de dradenbundel bij (b) los. Verwijder de aanjager door de tussenas van de stuurkolom opzij te drukken. Figuur 4.10: Aanjager uitbouwen - Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 4.4.
Koelsysteem, verwarming &n ventllatilJ - Bouw het dashboard uit, zle paragraaf 17.1. Verwijder de bouten (6 in figuur 4.12) en bout (7). Maak de stekerverbindingen (9) los. Verwijderde luchtverwarming (8) en leg deze opzij. Verwijder de bout (5). Figuur 4.12: Aangegeven onderdelen losmaken of verwijderen - Maak de koelvloeistofleidingen (10 in figuur 4.13) los van de kachelradiator (11 ). Maak de kachelradiator los uit de klemmen en trek hem weg. Verwijder de kachelradiator. Figuur 4.
Koelsysteem, verwarming en ventilatie - Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.2.1, 4.2.2 of 4.2.3. Tap bij versies met airconditioning het aircocircuit af met behulp van een geschikt aftap- en vulstation. Bouw het dashboard uit volgens de methode beschreven in paragraaf 17.1. Knijp de slangen (a in figuur4.14) dichtmet behulpvan de klemmen 4153-T. Maak de toevoerleiding van de airconditioning los bij (b). Verwijder de bout (4).
Koelsysteem, verwarming en ventilatie 4.4.4 Pol/enfilter uit- en inbouwen - Verwijder de bekleding (1 in figuur 4.16) onder het dashboard aan bestuurderszijde. - Verwijder de kap (2). Figuur 4.16: 8ekleding (1) en kap (2) verwijderen - Maak het pollenfilter (3 in figuur 4.17) los bij (a) en verwijder het. Figuur 4.17: Pollenfilter (3) verwijderen - Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5. Brandstofsysteem benzinemotoren 5.1 Inleiding De Citroen C5-benzinemotoren zijn uitgerust met een motormanagementsysteem met multipoint-inspuiting en een geregelde driewegkatalysator met twee lambdasondes. Bij de 1,8 L-benzinemotor (motorcode EW7J4 (6FZ)) wordt een Sagem S2000systeem toegepast, bij de 2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10J4 (RFR)) een Magneti Marelli 48P-systeem en bij de 2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10D (RLZ)) een Siemens Sirius 81-systeem.
Brandstofsysteem benzinemotoren - Laat bij stilstaande auto de motor nooit langer dan 15 minuten draaien met versneld stationair toerental. Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.2. 1 Inspuitventielen uit- en inbouwen Uitbouwen LetoplOmwikkel de slang met klikaansluiting (1 in figuur 5.2) bij het losmaken met een doek om het wegspuiten van brandstof te voorkomen. De restdruk in de brandstofgalerij bedraagt circa 1 bar. - Maak de massakabel van de accu los. - Maak de slang (1 in figuur 5.2) 105 en sluit deze af. - Maak de stekers (3) 105. - Verwijder de bouten (4). - Verwijder de brandstofgalerij met de inspuitventielen (2). Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 7 Figuur 5.3: Inspuitventielen uitbouwen - Breng de brandstofgalerij (2) met de inspuitventielen aan en draai de bouten (4) vast met 10 ±1 Nm. Sluit de stekers (3 in figuur 5.2) op de inspuitventielen aan. Sluit de slang (1) aan. Sluit de massakabel aan op de accu. 5.2.2 Brandstofsysteem Zie figuur 5.4 voor een schematisch overzicht van het brandstofsysteem. : De brandstofdrukregelaar (figuur 5.5) is ge'integreerd in de brandstofpompl tankvlotter.
Brandstofsysteem benzinemotoren 1 Figuur 5.5: Brandstofdrukregelaar (1) 5.2.3 Luchttoevoersysteem Zie figuur 5.6 voor een schematisch overzicht van het luchttoevoersysteem. De stappenmotor stationair toerental wordt direct door de elektronische regeleenheid aangestuurd. Aansluitingen van de stekers: trap A en D: primaire wikkeling; trap B en C: secundaire wikkeling. Weerstand wikkeling: 53 ohm. De verwarmingsweerstand van het gasklephuis voorkomt het bevriezen van het gasklephuis.
Brandstofsysteem benzinemotoren 1 2 3 4 5 6 Figuur 5.6: Luchttoevoersysteem Druksensor inlaatlucht 7 Temperatuursensor inlaatlucht Carterventilatiesysteem 8 Gasklepsensor Verwarmingsweerstand gasklep9 Luchtverdeelhuis 10 Inspuitventielen huis St(lppenmotor stationair toerental 11 Brandstofgalerij Luchtfilterhuis 12 Recirculatie van brandstofdampen Gasklephuis (koolstoffilter) derkop tegenover de impulsrand aangedreven door de nokkenas. De koelvloeistoftemperatuursensoris een NTC-weerstand.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.2.5 Stekeraansluitingen elektronische regeleenheid Zie figuur 5.7 voor de stekeraansluitingen van de elektronische regeleenheid. a b c I I I I H•••••• A A•••••••••• M A•••••• H Figuur 5.7: Stekeraansluitingen elektronische regeleenheid a Steker ClM2 G4 Niet gebruikt b Steker ClC H1 Massa c Steker ClM1 H2 Uitgang: bediening inspuitventiel Steker ClM2: nr. 1 (massa) Nummer van de Aansluiting H3 Uitgang: bediening inspuitventiel aansluiting nr.
Brandstofsysteem benzinemotoren a r--- ~ c b 1 I I 2111 ........~ 3····.··· 2 •••••••• W············ ······.·.··.3 111···········ii4,'1\ _TT I '4 III 'rT'1 j,ll _C:::':J H •••••• A A •••••••••• M Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.2.6 Reset-procedure, automatische aanpassing van het mengsel en geheugen wissen Reset-procedure - Zet het contact af en vervolgens weer aan. Wacht 3 seconden alvorens de motor te starten (zonder gasgeven). Automatische aanpassing van het mengsel - Laat de motor warmdraaien. Rijd minimaal 15 minuten met de auto in alle toerentallen, vooral: van 2500 tot 3500 1/min; stationair toerental; vollast (gedurende 2 second en).
Brandstofsysteem benzinemotoren - update elektronische regeleenheid; luchtinspuiting in uitlaat; aansturing relais luchtpomp. 5.3 Magneti Marelli 48P-motormanagementsysteem (2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10J4)) Voorzorgsmaatregelen - Laat de motor niet draaien als de accukabels niet zijn vastgezet. Maak de accukabels niet los als de motor draait. Maak de accukabels los als de accu moet worden opgeladen. Gebruik om de motor te starten nooit een spanningsbron van meer dan 12 volt.
Brandstofsysteem benzinemotoren 30 -------- - ---6-1 r~2°l--_-u-)l' 12 13 14 - 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.3.2 Brandstofsysteem Zie figuur 5.9 voor een schematisch overzicht van het brandstofsysteem. De brandstofdrukregelaar (figuur 5.10) is ge'integreerd in de brandstofpompl tankvlotter. De brandstofdruk in de brandstofgalerij wordt geregeld door de brandstofdrukregelaar. Druk in de brandstofgalerij: 3,5 bar. A B 9 2 3 4 5 6 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.3.4 Inspuitsysteem Zie ook figuur 5.8 v~~r een schematisch overzicht van het inspuitsysteem. Zie verder paragraaf 5.2.4. 5.3.5 Stekeraansluitingen elektronische regeleenheid Zie paragraaf 5.2.5. 5.3.6 Reset-procedure, automatische aanpassing van het mengsel en geheugen wissen Zie paragraaf 5.2.6. 5.3.7 Storingsdiagnose Zie paragraaf 5.2.7.
Brandstofsysteem benzinemotoren De inspuitdruk kan de volgende waarden bereiken: - 100 bar bij hoge toerentallen; - 70 bar bij stationair toerental; - 30 bar in overgangsfasen. Voorzorgsmaatregelen - Laat de motor niet draaien als de accukabels niet zijn vastgezet. Maak de accukabels niet los als de motor draait. Maak de accukabels los als de accu moet worden opgeladen. Gebruik om de motor te starten nooit een spanningsbron van meer dan 12 volt.
Brandstofsysteem benzinemotoren 40 34 .30 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren 5.4. 1 inspuitventieien uit- en inbouwen Speciaa/ gereedschap (Citroenj Slang voor aansluiting brandstofdruk . Lekzoeker Ardrox 9D1 Brent Lekzoeker Loctite 9984-A8 4192-T Uitbouwen Letop! Gmwikkel de slang met klikaansluiting (1 in figuur 5.2) bij het losmaken met een doek om het wegspuiten van brandstof te voorkomen. De restdruk in de brandstofgalerij bedraagt circa 5 bar. Let opt Gp de inspuitventielen staat een spanning van 77 volt.
- - - - - - -_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ,,<1;;''';:' Brandstofsysteem benzinemotoren Figuur 5.13: Aangegeven onderdelen losmaken en verwijderen 9 Figuur 5.14: Brandstoftoevoerslang (8) losmaken en moeren (9), leiding (11) en geluidsisolatie (10) verwijde- ren 8 11 10 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren Figuur 5.16: Inspuitventielen verwijderen Inbouwen - Let opt Vervang de O-ringen (15 in figuur 5.17) met behulp van een borgveertang. Breng de nieuwe O-ringen aan in de groefvan de inspuitventiel en. Let opt Als de O-ring op het inspuitventiel is aangebracht, moet het inspuitventiel snel op zijn plaats worden aangebracht. Figuur 5.17: O-ring vervangen - Vervang de afdichtingen (15) en (16), de klemmen (13) en de hogedrukleiding (18), zie figuur 5.18.
Brandstofsysteem benzinemotoren Figuur 5.18: Afdichtingen (15) en (16), klemmen (13) en hogedrukleiding (18) vervangen 5.4.2 Brandstofsysteem Zie figuur 5.19 voor een schematisch overzicht van het brandstofsysteem. 1 2 3 4 5 6 7 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren De brandstofdrukregelaar (figuur 5.20) is ge'integreerd in de brandstofpompl tankvlotter. De brandstofdruk in het lagedrukbrandstofsysteem wordt geregeld door de brandstofdrukregelaar. Druk in het systeem: 5 bar. Figuur 5.20: Brandstofdrukregelaar (13) en brandstoffilter (12) ) De brandstofdruksensormeet de druk van de brandstof in de brandstofgalerij. Deze sensor geeft een spanning die evenredig is aan de druk van de brandstof in de brandstofgalerij.
Brandstofsysteem benzinemotoren 1 2 3 4 5 6 Figuur 5.22: Luchttoevoersysteem VTC-elektroklep 7 Elektrisch bediende gasklep Onderdruksensor remsysteem 8 Luchtverdeelhuis Onderdrukleiding remsysteem 9 MAP-sensor (absolute-druksensor) a Naar carterventilatie Nokkenas voor de inlaatkleppen Faseversteller inlaatnokkenas (VTC) b Naar brandstofdampafvoer EGR-klep sluiting 2: massa; aansluiting 3: signaal. Een drukvan 1 bar geeft een uitgangsspanning van 4,5 volt.
Brandstofsysteem benzinemotoren bar geeft een uitgangsspanning van 4,5 volt. De sensor is in de onderdrukleiding van de rembekrachtiger aangebracht. 5.4.4 Inspuitsysteem Zie ook figuur 5.1 voor een schematisch overzicht van het inspuitsysteem. Het dubbelrelais wordt rechtstreeks bediend door de elektronische regeleenheid. Het eerste relais zorgt voor de voeding van de elektronische regeleenheid en de voorste lambdasonde.
Brandstofsysteem benzinemotoren k I / H A A M A H Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren k I / H ' . . ) A A M Figuur 5.23 (vervolg): Stekeraansluitingen Steker CME I Steker CMI k Steker CMI: G1 Nummer van de Aansluiting G2 aansluiting A1 Begin: positiesensor EGR-klep G3 A2 Begin: druk in inlaatspruitstuk (+) G4 A3 Begin: onderdruksensor remsysH1 teem H2 A4 5-volts-voeding onderdruksensor H3 rembekrachtiger B1 Niet gebruikt H4 B2 Begin: gasklepsensor nr. 1 B3 5-volts-voeding nokkenaspositieJ1 sensor B4 Begin: gasklepsensor nr.
Brandstofsysteem benzinemotoren k I / H A A M Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren - Ga rijden met geringe belasting. Schakel in alle schakelstanden. Laat het gaspedaal een paar keer los (van 3500 tot 1500 1/min). Zet het contact af. Wacht 1 minuut alvorens opnieuw te starten (7 minuten bij nakoeling). Einde procedure. Geheugen wissen Het geheugen kan worden gewist door de accupolen gedurende 10 seconden los te nemen of door de steker van de elektronische regeleenheid gedurende 10 seconden te verwijderen. 5.4.
Brandstofsysteem benzinemotoren - inspuitventielen; bobines; voeding sensors nr. 1 voeding sensors nr. 2 5.5 Brandstoftank uit- en inbouwen Speciaal gereedschap (Citroen) Vul- en aftapstation voor brandstoftanks - VAC-150 Sreng de zitting van de achterbank omhoog. Til het tapijt op. Verwijder de afsluitplug. Maak de stekerverbindingen (4, 5 en 1 in figuur 5.24) los. Maak de aansluitingen (2 en 3) los (bij de 2,0 L-benzinemotor met motorcode EW10D een aansluiting). 2 3 Figuur 5.
Brandstofsysteem benzinemotoren Figuur 5.25: Klem (6) losmaken en vuldop (7) verwijderen Figuur 5.26: Bout (8) verwijderen - Maak de dradenbundel van de klep van de brandstoftank los en leg deze opzij. Laat de brandstoftank zakken door de vulpijp via de linkerzijde los te maken en verwijder de brandstoftank (18). Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vul de brandstoftank. Controleer de werking van de brandstofmeter.
Brandstofsysteem benzinemotoren Figuur 5 "27"" Brandstoftank UI"tbouwen CITRO~N CS - 99
Brandstofsysteem diesel motor 6. Brandstofsysteem dieselmotor 6.1 Inleiding De 2.0 HDi-motor van de Citroen C5 is voorzien van een elektronisch geregelde directe dieselinspuiting van Bosch (type EDC 15C2) met common-rail, uitlaatgasrecirculatie en een turbocompressor. Er wordt gebruik gemaakt van een hogedrukinspuitpomp van Bosch (type CP1 met drie plunjers). die wordt aangedreven door de distributieriem.
Brandstofsysteem dieselmotor 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Figuur 6.
Brandstofsysteem dieselmotor 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Figuur 6.
Brandstofsysteem dieselmotor 6.3 Controles aan brandstofsysteem Speciaa/ gereedschap (Citroen) Handbediende onderdrukpomp. . . . . . . . . . Slang 10 mm voor meten lage druk . . . . . . . . Slang 8 mm voor meten lage druk . . . . . . . . Manometer voor controle turbodruk (uit set 4073-T) Verlengstuk voor manometer. Mof voor controle turbodruk Aansluitmof. . . . . . . . . . . . . . Facom DA 16 4215-T 4218-T 4073-TA 4251-T 4185-T 4219-T 6.3.
Brandstofsysteem dieselmotor Elektroklep turbodrukregeling (motorcode DW10 ATED) - Sluit de onderdrukpomp 4530-TG aan tussen de elektroklep (2) en de klep van de turbodrukregeling (3). - De druk moet bij 780 1/min 0,6 bar en bij 4000 1/min 0,25 bar bedragen. Drukregelklep - Sluit de onderdrukpomp 4530-TG aan op de klep van de turbodrukregeling (3). - Zet een onderdruk van 0,5 bar op de klep om de stift (a) te bedienen. De stift (a) moet 12 ±2 mm verplaatsen. 6.3.
Brandstofsysteem diesel motor - - Bedraagt de toevoerdruk meer dan 4 bar en bedraagt de retourdruk minder dan 0,8 bar, controleer dan de lagedrukregelaar in het filter (geblokkeerd in gesloten stand) en vervang deze eventueel. Bedraagt de toevoerdruk meer dan 4 bar en bedraagt de retourdruk meer dan 0,8 bar, controleer dan het brandstofretourcircuit (afklemmen).
Brandstofsysteem dieselmotor DW10ATED-motor - Verwijder de bevestiging van de kraag (3 in figuur 6.6). - Breng de mof4185-T met de aansluitmof4219-T tussen de leiding (1) en het kanaal (2) aan. Figuur 6.6: Turbodruk controleren (DW10ATED-motor) - Plaats de manometer in het interieur van de auto. Sluit de manometer met behulp van een voldoende lange slang (a) op mof 4185-T aan. DW10TD- en DW10ATED-motor - Start de motor. Schakel de eerste versnelling in.
Brandstofsysteem diesel motor Figuur 6.7: Leidingen (2) en (3) losmaken [1] Afsluitpluggen 0188-T [6] Afsluitpluggen 5705-T - Sluit de openingen met behulp van pluggen uit set 0188.T af. Plaats een dop (22 mm) bij (c in figuur 6.8). Druk op het deksel (4) en draai tegelijkertijd het deksel een kwartslag. Figuur 6.8: Deksel van brandstoffilter losmaken - Verwijder het deksel (4 in figuur 6.9), de gegolfde ring (5), het filterelement (6) en de pakking (7). Verwijder het brandstoffilter.
Brandstofsysteem dieselmotor Figuur 6.9: Brandstoffilter verwijderen 6.5 Brandstofsysteem ontluchten Speciaal gereedschap (Citroen) Aansluiting voor ontluchten brandstoffilter - 4244.T Verwijder de afdekking onder de motor. Verwijder de motorafdekkap (sierkap). Draai de bout (10 in figuur 6.10) los. Sluit de 10 mm-aansluiting van het speciaal gereedschap (4244-T) aan op de plaats van leiding (3 in figuur 6.7) bij (e).
Brandstofsysteem diesel motor - Verwijder het speciaal gereedschap. Sluit de leidingen aan. Zet het contact twee maal aan en uit. Draai de bout (10) vast. Start de motor en controleer of er geen lekkages zijn. Breng de afdekking onder de motor en de afdekkap van de motor aan. 6.6 HDi-inspuitpomp uit- en inbouwen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Inspuitpomp. . . . . . . . . . . . Achterste bevestiging inspuitpomp . Inspuitpompriemwiel . . . . . Hogedrukleiding. . . . . . . .
Brandstofsysteem diesel motor Figuur 6.11: Aangegeven onderdelen verwijderen ( Figuur 6.12: Inspuitpompriemwiel verwijderen. Gebruik beugel 6028-T [5] en blokkeergereedschap 6016.T [4]. - Laat het middel opdrogen. Start de motor. Controleer of er geen lekkages zijn. Breng het motortoerental op 4000 1/min. Controleer of er geen lekkages zijn. Maak een proefrit. Controleer of er geen lekkages zijn. Vervang eventueel defecte onderdelen. Breng de sierkap over de motor aan. 6.
Brandstofsysteem diesel motor Uitbouwen - Maak de massakabel van de accu los. Verwijder de motorafdekkap (sierkap). Maak de carterventilatieslang (1 in figuur 6.13) los en leg deze opzij. Maak de leidingen (3) en (4) los, sluit ze af met pluggen en leg ze opzij. Sluit de leidingen op het brandstoffilter af met pluggen. Neem de bedrading van de brandstofdruksensor (2) los en verwijder de sensor. Figuur 6.
Brandstofsysteem dieselmotor 6.8 Brandstofgalerij en hogedrukleidingen uit· en inbouwen Aanhaalmoment in Nm (kgf.mj Bouten common-railleiding. . . . . . . . . . . . . . . ., 23 ±2,5 (2,3 ±0,25) Wartelmoeren hogedrukleidingen tussen pomp en common-railleiding. 25 ±2,5 (2,5 ±0,25) Wartelmoeren tussen common-railleiding en verstuivers . 25 ±2,5 (2,5 ±0,25) Speciaal gereedschap (Citroenj Momentsleutel (uit set 4220.T) . Open ringsleutel (uit set 4220.T). Open ringsleutel (uit set 4220.T).
Brandstofsysteem diesel motor Figuur 6.15: Aangegeven aansluitingen losmaken - Verwijder de hogedrukleidingen. Sluit de openingen van de leidingen en verstuivers met pluggen af. Maak de brandstofdruksensor (14 in figuur 6.16) los. Maak de brandstoftemperatuursensor (13) los. Verwijder de bouten (11) en de common-railleiding (12). Figuur 6.16: Aangegeven onderdelen verwijderen Inbouwen - Vervang de hogedrukleidingen. Breng de common-railleiding (12 in figuur 6.
Brandstofsysteem dieselmotor - - Sluit de verstuiverleidingen als volgt aan: Sluit de verstuiverleidingen van de verstuivers (2) en (4) aan; draai de aansluitingen op de verstuivers en op de common-railleiding met de hand geheel vast; sluit de verstuiverleidingen van de verstuivers (1) en (3) aan; draai de aansluitingen op de verstuivers en op de common-railleiding met de hand geheel vast. Oraai de bouten (11) vast met 23 ±2 Nm.
Brandstofsysteem diesel motor Figuur 6.17: Aangegeven onderdelen verwijderen of losmaken - - Verwijder de hogedrukinspuitleidingen. Sluit de openingen van de verstuivers en de common-railleiding af met pluggen. Verwijder de moeren (11 in figuur 6.18), de schotels (10) en de beugels (9). Verwijder de verstuivers (5), de keerringen (7). de afdichtringen (6) en de aanslagen (8).
Brandstofsysteem diesel motor - - Breng nieuwe moeren (11) aan en draai deze handvast.
Brandstofsysteem diesel motor - Maak de turbocompressor (2) los van het uitlaatspruitstuk (3). 3 Figuur 6.19: Turbocompressor uitbouwen - Smeer de tapeinden van de turbocompressor in met Loctite Frenetanch. Breng de turbocompressor aan. Richt, als dit moeilijk gaa!. de klem van de slang van het watertoevoerhuis zo ver mogelijk naar beneden. Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Controleer daarbij of zich geen vuildeeltjes in de luchtkanalen bevinden.
Brandstofsysteem dieselmotor Figuur 6.20: Ringmoer (4) losdraaien met behulp van hulpstuk C.1607 [2J Figuur 6.21: Pomp met tankvlotter aanbrengen - dat de pijl op de ringmoer tegenover de markering op de pompitankvlotter staat. Verwijder eventueel gemorste brandstof. Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Sluit de massakabel aan op de accu. Controleer de werking van de brandstofmeter.
Ontsteking 7. Ontsteking 7.1 Inleiding De ontstekingssystemen van de Citroen C5-benzinemodellen zijn doortoepassing van geavanceerde motormanagementsystemen, die ook de brandstofinspuiting regelen, volledig elektronisch. De systemen van de 1,8 en 2,0 L-benzinemotoren (motorcodes EW7J4 en EW10J4) zijn uitgerust met statische stroomverdeling (zonder verdeler) met twee dubbele bobines (voor cilinderpaar 1 en 4 en cilinderpaar 2 en 3). de 2,0 L-HPi-benzinemotor (motorcode EW10D) heeft een bobine per cilinder.
Ontsteking 7.3 Sagem S2000-motormanagementsysteem (1,8 L-benzinemotor (motorcode EW7J4)) Zie figuur 7.1 voor een schematisch overzicht van de ontsteking. 1 2 Figuur 7.1: Ontsteking 8agem 82000 Elektronische regeleenheid 3 Bobinehuis Toerentalsensor 4 Bougies 7.4 Magneti Marelli 48P-motormanagementsysteem (2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10J4)) Zie figuur 7.2 voor een schematisch overzicht van de ontsteking. 2 3 Figuur 7.
Ontsteking 7.5 Siemens Sirius 81-motormanagementsysteem (2,0 L-benzinemotor (motorcode EW10D)) Zie figuur 7.3 voor een schematisch overzicht van de ontsteking. 1 2 3 Figuur 7.
Koppeling 8. Koppeling 8.1 Inleiding De Citroen C5 heeft een hydraulisch bediende enkelvoudige drogeplaatkoppeling met diafragmaveer. De hier beschreven typen, met uitzondering van de 2,0 L-turbodieselmotor met motorcode DW10ATED, hebben een 'druk'-koppeling, de turbodieselmotor met motorcode DW10ATED heett een 'trek'-koppeling ofwe I een getrokken koppeling. 8.2 Koppeling uit- en inbouwen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Drukgroepbouten . . . . . . .
Koppeling Inbouwen - Breng de koppelingsplaat en de drukgroep aan met behulp van centreerstempel. Breng de drukgroepbouten aan en haal deze kruiselings en gelijkmatig met het voorgeschreven aanhaalmoment aan. Vervang (op de versnellingsbak) de geleidebus van het druklager en het koppelingsdruklager. Breng het koppelingsdruklager als volgt op de geleidebus aan: plaats het druklager in de uiteinden van de york en druk het lager met de york op de geleidebus in de richting van de pijl in figuur 8.2.
Koppeling Figuur 8.3: Koppelingswerkcilinder uitbouwen (BE4-versnellingsbak) Koppelingshoofdcilinder - Maak de leiding los van het subframe en de versnellingsbak. - Maak de leiding los van de koppelingshoofdcilinder. Verwijder de leiding. - Maak de toevoerleiding naar de koppelingshoofdcilinder los. - Verwijder de koppelingshoofdcilinder door deze rechtsom te draaien. Inbouwen Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Koppeling Controle - Plaats een blokje van 35 mm tussen de vloer en het koppelingspedaal. - Alle versnellingen moeten zonder kraken kunnen worden ingeschakeld. Ontlucht zonodig het systeem nogmaals als dit niet het geval is. Cnl10EN CS ....
Handgeschakelde versnellingsbak 9. Handgeschakelde versnellingsbak 9.1 Inleiding De Citroen C5 is uitgerust met een handgeschakelde vijfversnellingsbak type BE4 (alle hier beschreven typen met uitzondering van de 2,0 L-turbodieselmotor met motorcode DW1 OATED) oftype ML5T (2,0 L-turbodieselmotor met motorcode DW10ATED). Figuur 9.1: Versnellingsbakidentificatie BE4 a Gravering b Identificatiesticker Figuur 9.2: Versnellingsbakidentificatie ML5T a Gravering b Identificatiesticker 9.
Handgeschakelde versnellingsbak - Tap de olie af via de aftapplug (1 in figuur 9.3 of 9.4). Vul de juiste hoeveelheid olie bij via de vul/niveauplug (2 in figuur 9.3 of 9.4). Figuur 9.3: Versnellingsbak aftappen en vullen (BE4-versnellingsbak) Aftapplug 2 Vul/niveauplug 3 Ontluchtingsbout Figuur 9.4: Versneliingsbak aftappen en vullen (ML5T-versnellingsbak) 1 Aftapplug 2 Vul/niveauplug 9.3 Versnellingsbak uit- en inbouwen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.mJ Bevestigingsbouten motor/versnellingsbak Naafmoer .
Handgeschakelde versnellingsbak Uitbouwen Let opt De versnellingsbak wordt via de onderzijde van de auto uit- en ingebouwd. - Plaats de auto op een tweekolomshefbrug. - Maak de massakabel van de accu los. - Verwijder de voorwielen, de spatlappen en de bescherming onder de motor. - Verwijder de afdekking van de computer(s) (1 in figuur 9.5). Maak de computer(s) los en verwijder deze. - Maak de dradenbundels los. - Verwijder de luchtuitlaatleiding van de warmtewisselaar (2).
Handgeschakelde versnellingsbak 8 9 10 Figuur 9.6: Aangegeven onderdelen verwijderen Figuur 9.7: Bevevstigingsbouten van steun (13) losdraaien Inbouwen - Vervang de differentieelkeerringen met behulp van de stempels (7114-TW en 7114-TX). Breng vet aan in de tussenruimten tussen de lippen van de keerringen. - Let op/ De spiebanen van de ingaande as mogen niet worden ingevet. - Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. - Vul de versnellingsbak met olie. 9.
Handgeschakelde versnellingsbak 1 Figuur 9.8: Schakelmechanisme BE4-versnellingsbak [1] Gereedschap voor aanbrengen van 3 Bedieningskabel voor het schakelen versnellingshendel (8605-T) Kogelverbinding voor het schake4 Bedieningskabel voor het selectelen ren Bedieningshefboom van de ver5 Grendelpal van de selectiekabel 2 snellingsbak 6 Kogelverbinding voor het selecteren Figuur 9.
Handgeschakelde versnellingsbak Afstelmethode: - zet de versnellingshendel in de neutraalstand met behulp van geschikt gereedschap; - zet de versnellingsbak in de neutraalstand; - bevestig de kogelverbindingen op de hefboom van de versnellingsbak; - vergrendel de uiteinden van de kabels met het vergrendelgereedschap voor de kogelverbindingen. Uitbouwen - Verwijder de middenconsole. Verwijder de kunststof afsluiting bij (a in figuur 9.10).
Handgeschakelde versnellingsbak t:!::J-., J A Figuur 9.13: Bedieningskabel voor het selecteren (ML5T-versnellingsbak) 750 ±3 mm B 1012 ±7,5 mm A Figuur 9.14: Bedieningskabel voor het schakelen (ML5T-versnellingsbak) 771 ±3 mm B 1094 ±7,5 mm Stelstuk bedieningskabel voor het schakelen - Druk op de gele vergrendeling (in de richting van de pijl in figuur 9.15) om het stelstuk te ontgrendelen. Figuur 9.
Handgeschakelde versnellingsbak Figuur 9.16: Stelstuk bedieningskabel voor het selecteren ontgrendelen - e Controleer of in alle versnellingen kan worden geschakeld zonder zwaar punt. Controleer of de verplaatsing van de versnellingshendel naar voren en naar achteren en naar links en naar rechts hetzelfde is. Herhaal de afstelling wanneer dit niet het geval is. Inbouwen Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 9.5 Versnellingsbak uit elkaar nemen en in elkaar zetten 9.5.
Handgeschakelde versnellingsbak - Druk de schakelhefboom in de richting van het achterdeksel en schakel zo de 3e-versnelling in. Tik met een drevel de borgpen uit de schakelvork van de 5e-versnelling (zie figuur 9.17). - 5 Figuur 9.17: Borgpen schakelyork 5e-versnelling verwijderen 5 Borgpen 6 Moer 7 Borgveer - - Verwijder de schakelvork en de synchronisator van de 5e-versnelling. Let op de borgkogel die in de schakelvork zit.
Handgeschakelde versnellingsbak 13 14 13 Figuur 9.18: Aangegeven bouten verwijderen 13 Borgbouten lager uitgaande as 14 Borgbout opsluitplaat schakelvorkas 15 Bout van as van omkeertandwiel 16 Versnellingsbakhuisbouten Figuur 9.19: Schakelvorkas van 1e/2e- en 3e/4e-versnelling draaien en eruit trekken Figuur 9.
Handgeschakelde versnellingsbak Figuur 9.21: Schakelhefboom (6) naar beneden trekken en in de richting van de pijl kantelen. Grendelpal (7) omhoog trekken. Verwijder de tandwielen en de schakelvork van de 1 e/2e-versnelling als een geheel (zie figuur 9.22). - Figuur 9.22: Tandwielen en schakelvork 1e/2e-versnelling naar boven toe verwijderen - Demonteer de geleidebus van het druklager (drie bouten) en verwijder deze. Demonteer het differentieeldeksel en neem het differentieel eruit.
Handgeschakelde versnellingsbak Figuur 9.23: Ingaande as in onderdelen Drukbus Aandrijftandwiel 4e-versnelling 4 Schakeltandwiel en naaf 5 Aandrijftandwiel 3e-versnelling 2 3 - Neem het naaldlager van de as. Ondersteun het lager. bijvoorbeeld door de bekken van een bankschroef. en tik de as met een kunststof of koperen hamer uit het lager. In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Gebruik passende stempels bij het samenpersen.
Handgeschakelde versnellingsbak Differentieellagers afstellen - Monteer het differentieel en tik het zoveel mogelijk naar de kant, waar het lager tegen een aanslag komt te liggen. - Monteer het deksel en zet het vast. - Meet de uitsteekhoogte van het differentieelstaartstuk (X in figuur 9.25). x Figuur 9.25: Differentieelstaartstuk meten - - Plaats de gebruikte stelring op de buitenste lagerloopring en monteer het differentieelstaartstuk zonder de O-ring.
Handgeschakelde versnellingsbak Versnellingsbak in elkaar zetten - In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. De assen kunnen ook samen met de schakelvorken en -assen ingebouwd worden. Gebruik nieuwe moeren voor de in- en uitgaande assen en borg deze met een centerpunt. 9.5.2 ML5T-versnellingsbak Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Aftapplug . . . . . . . . . Vullniveauplug . . . . . . . . Achteruitrijlampschakelaar. . . . Geleidehuls druklager . . . . . .
Handgeschakelde versnellingsbak 1 2 Figuur 9.28: Bouten (1) en borgring (2) verwijderen - Draai de bouten van het versneliingsbakhuis aan het koppelingshuis los en verwijder ze. Verwijder het versneliingsbakhuis van het koppelingshuis. Bewaar het magnetische plaatje. Verwijder de oliegoot (1 in figuur 9.29), de as van de achteruit-versnelling (2) en het tandwiel (3). Figuur 9.29: Oliegoot (1), de as van de achteruit-versnelling (2) en het tandwiel (3) - - Verwijder de pen (4 in figuur 9.
Handgeschakelde versnellingsbak Figuur 9.30: Pen (4) en schakelhefboom (5) verwijderen Figuur 9.31: Plunjer (6), veer (7) en bouten (8) verwijderen 8 7 6 Figuur 9.
Handgeschakelde versnellingsbak - Verwijder de bouten (1 in figuur 9.33). Verwijder de bouten (3) en de opsluitplaat (2) van het lager. Verwijder het deksel (4). 2 1 - Verwijder de differentieelkeerring aan de zijde van het snelheidsmeterwormwiel. Verwijder het differentieel. Verwijder de buitenste lagerloopringen. Verwijder het snelheidsmeterwormwiel. Verwijder de differentieellagers met behulp van een drukplaat (speciaal gereedschap 0332 D) en een trekker (speciaal gereedschap Facom U53+T2).
Handgeschakelde versnellingsbak Differentieellagers afstellen Speciaal gereedschap (Citroen) Afstelgereedschap differentieellagers . Pen voor steun klokmicrometer . Klokmicrometer. . . . . . . . . . . 0327 AA 0327 AC 1504 - Meet de axiale speling van de differentieeltandwielen met behulp van twee schroevendraaiers (figuur 9.35 of 9.36) en speciaal gereedschap (afstelgereedschap 0327 AA, pen voor steun klokmicrometer 0327 AC en klokmicrometer 1504).
Automatische transmissie 10. Automatische transmissie 10.1 Inleiding De Citroen C5 (met uitzondering van de 1.8i Break, de 2.0 HPi en de 2.0 HDi (90 pk)) is ook leverbaar met een elektronisch geregelde automatische transmissie. Deze heeft de typeaanduiding AL4. Het schakelprogramma en de schakelkwaliteitworden geregeld door een elektronische regeleenheid. Het reviseren van automatische transmissies is specialistenwerk en wordt daarom niet beschreven. Figuur 10.
Automatische transmissh:l Figuur 10.2: Aftapplug (1) automatische transmissie - Bij alle werkzaamheden waarbij minstens 0,5 liter vloeistof moet worden bijgevuld, moet de vloeistofkwaliteitsmeter worden gereset. I Figuur 10.3: Vulplug (2) automatische transmissie Contra/eren Voor het controleren van het vloeistofniveau dient de vloeistof een temperatuur van 58-68 QC te hebben. - Zet de auto op een vierkolomshefbrug. - Verwijder de vulplug (2 in figuur 10.3) en vul 0,5 liter vloeistof bij.
Autothatlsche tran~i11lssie Een te hoog vloeistofpeil kan tot een abnormale stijging van de vloeistoftemperatuur en vloeistoflekkage leiden, een te laag vloeistofpeil kan ernstige beschadiging van de transmissie tot gevolg hebben. 10.3 Automatische transmissie uit- en inbouwen Aanhaalmomenten in Nm (kgfm) Bevestigingsbouten transmissie aan motor . . . . . . Bevestigingsmoeren koppelomvormer aan aandrijfplaat fase 1. . . . . . . . . . . . . fase 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Automatische transmissie - Krik de auto op zodat de wielen van de grond komen. Verwijder de bescherming onder de motor, de voorwielen en de spatlap linksvoor. Bouw de aandrijfassen uit. Verwijder de massakabel (14 in figuur 10.5), de steun (15) en de bevestigingen van de de leidingen (16) en (17) op het subframe. Verwijder de warmtewisselaar (18). Breng een plug aan in de achterzijde van de transmissie en in de warmtewisselaar. Figuur 10.
Automatische transmissie Figuur 10.7: Bouten (23) en bij (a) verwijderen - Verwijder de drie bevestigingsbouten van de steun (24 in figuur 10.8). Figuur 10.8: Bouten (24) verwijderen - Verwijder de bevestigingsbouten (25) van de transmissie aan de motor. Figuur 10.
Automatische transmissie - Maak de transmissie los van de motor. Verwijder de transmissie. Let opt De koppelomvormer moet aan de transmissie bevestigd blijven. Monteer een haak voor de koppelomvormer (speciaal gereedschap 0338-S) met behulp van een van de bevestigingsbouten van de transmissie aan de motor. Verwijder de transmissie. Inbouwen - Smeer de centreerbus (26 in figuur 10.10) in met vet. - Controleer voor het inbouwen van de automatische transmissie of de centreerbussen (27 in figuur 10.
Automatlllche tran$mlSlle let deze vast met 65 ±15 Nm. VelWijder de take!. Breng de auto omhoog. Verwijder de stift [6]. Breng drle nieuwe bevestlgingsbouten (23) aan en zet deze vast met: fase 1: 10 Nm; fa se 2: 30±5 Nm. Verwijder de pluggen en bouw de warmtewisselaar In. Zet deze vast met 50 ±10 Nm. Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Controleer het vloeistofniveau van de automatische transmissie. Controleer het koelvloeistofniveau. - 10.
Automatische transmissie Figuur 10.13: Schakelbediening uitbouwen Gebruikte schakelbediening - Ontgrendel het onderdeel (17). Laat het onderdeel (16) los. Bevestig de kogel (3). Druk het onderdeel (16) volledig in zonder dat de kabel verbuigt. Laat het onderdeel (16) los. Borg de afstelling met behulp van het onderdeel (17). Controleer alle standen van de bediening van de transmissie. Figuur 10.
Automatische transmissie 10.5 Warmtewlsselaar uit- en inbouwen Aanhaalmoment in Nm (kgf.m) Bout warmtewisselaar. . . . . . . . . . - 50±1 (5,0±0,1) Maak de massakabel van de accu los. Zet de auto op een hefbrug. Verwijder de afdekplaat van de accu. Verwijder het luchtfilterhuis. Verwijder het Iinker voorwiel. Breng slangklemmen aan op de ingaande en uitgaande slang van de warmtewisselaar. Verwijder de ingaande en de uitgaande slang van de warmtewisselaar. Verwijder de bout (5 in figuur 10.
Automatische transmissie Figuur 10.16: Hydraulisch regelorgaan uitbouwen Elektrokleppen van het hydraulisch regelorgaan Let op! Het is niet noodzakelijk het hydraulisch regelorgaan te verwijderen om de schakelkleppen te verwijderen. - Houd bij het verwijderen van klep (11) de hydraulische schuif, die wordt bediend door de klep, op zijn plaats, zodat hij niet valt. - Vervang de keerringen van de kleppen. - Zet de bevestigingsbouten van de kleppen vast met 10 ±1 Nm. !---l---12 4 5 6 Figuur 10.
Automatische transmissie Inbouwen - Controleer voor het inbouwen of de nieuwe keerringen (13 in figuur 10.18) aanwezig zijn. 13 Figuur 10.18: Controleren of keerringen (13) aanwezig zijn Breng het hydraulisch regelorgaan op zijn plaats. Sluit de elektrokleppen (5 en 6 in figuur 10.16) aan. Let erop dat de handbedieningsschuif (4) aangrijpt in de nok (a) van de getande sector (14). - Figuur 10.
Automatische transmissie A B A Figuur 10.20: Aanhaalvolgorde bevestigingsbouten hydraulisch regelorgaan Benzinemotor B Dieselmotor - Breng de kogel (b) van de plaat (15) in inkeping 2 van de tandsector (14). Verwijder de bout (18). Figuur 10.21: Inwendige bediening afstellen - - Breng speciaal gereedschap (0338.M2) aan tegen het brede deel van de strip (15) bij de bout (18) (figuur 10.22). Blokkeer het geheel met behulp van de kartelknop van speciaal gereedschap (0338.M1).
Automatische transmissie Figuur 10.22: Afstellen met behulp van speciaal gereedschap 10.7 Storingzoeken TabeI10.1: Diagnose stellen Klacht Controleren Vloeistof ruikt verbrand Defecte koppeling.
Automatische transmissie Klacht Controleren Knarsend geluid van tandwielen van vloeistofpomp Controleer vloeistofniveau van transmissie Geen communicatie mogelijk met diagnosegereedschap Raadpleeg brochure Citroen Verminderde schakelkwaliteit lock-up geopend Raadpleeg brochure Citroen Knipperen verklikkerlampen Sport en Sneeuw, weergeven laatst ingeschakelde versnelling Mechanische storing van automatische transmissie, controleer niveau en staat van vloeistof Knipperen verklikkerlampen Sport en S
Automatische transmissie 3 6 7 8 Figuur 10.24: Oorsprong van eventuele vloeistoflekkages (vervolg) O-ring van elektroklep van regeling 9 Pakking van vulplug vloeistofopbrengst 10 Keerring van selectiehefboom 11 Tussenafdichting dradenbundel in Keerring van deksel hydraulisch regelorgaan hydraulisch regelorgaan Pakking van carter 12 Pakking van deksel O-ring van sensor rijsnelheid 13 O-ring van as van tandsector Figuur 10.
Automatische transmissie Figuur 10.
Automatische transmissie 6----17 ~ Figuur 10.
Aandrijfassen 11. Aandrijfassen 11.1 Inleiding De C5 is in alle versies uitgerust met aandrijfassen van verschillende lengte, die aan weerszijden van een homokinetische koppeling zijn voorzien. De aandrijfas aan rechterzijde is met het differentieel verbonden via een tussenas die met een kogellager in een houder aan het cilinderblok is bevestigd. De koppelingen zijn aan wielzijde van het kogeltype en aan differentieelzijde van het tripodetype.
Aandrijfassen - Trek de aandrijfas uit de wielnaaf. Linker aandrijfas: Verwijder de aandrijfas. Rechter aandrijfas 1e mogelijkheid: Draai voor het verwijderen van de rechteraandrijfas de moeren (3 in figuur 11.2) van hettussenaslager los en draai vervolgens de bouten een kwartslag zodat het lager van zijn plaats komt. Verwijder de aandrijfas. Figuur 11.2: Tussenaslager losmaken (1e mogelijkheid) - Rechter aandrijfas 2e mogelijkheid: Het lager komt automatisch vrij door de bouten (4 in figuur 11.
Aandrijfassen Figuur 11.4: Differentieelkeerringen vervangen met behulp van de montagestempels [3] en [4] - - [4] Breng het lager in de lagerhouder aan. Schuif de spiebanen in het differentieel. Breng de aandrijfas in de naaf aan. Rechter aandrijfas 1e mogelijkheid: Plaats de excentrische boutkoppen tegen de buitenste lagerloopring. Zet de moeren (3) vast met 20 ±2 Nm. Rechter aandrijfas 2e mogelijkheid: Draai de bouten (4) een kwartslag (a) zodat deze tegen de buitenste lagerloopring komt.
Aandrijfassen Figuur 11.5: Plaats aandrijfhoes bij (a) markeren Figuur 11.6: Breng een klem (6) over de borgveer aan - - Verwijder de klem (6 in figuur 11.6). Breng 160 gram vet gelijkmatig verdeeld in de aandrijfashoes aan. Breng de aandrijfashoes op de koppeling aan. Neem daarbij de juiste positie van de aandrijfashoes in acht (bij het demonteren aangebrachte markering of positiegroef). Breng nieuwe krimpringen aan. Neopreen aandrijfashoes aan differentieelzijde - Neem maat A (zie figuur 11.7) op.
Aandrijfassen - Verwijder de aandrijfashoeskrimpringen. Verwijder het tripodehuis (9 in figuur 11.8), de veer (10) en de spie (11) in verticale richting. Let op dat de rollen en naalden hierbij niet vallen. 9 10--1 t 11-------' Figuur 11.8: Aangegeven onderdelen verwijderen 9 Tripodehuis 10 Veer 11 Spie - Gebruik indien nodig de beschermhulzen 4101-J (zie figuur 11.9) en verwijder lOveel mogelijk vet uit de aandrijfaskoppeling, lOnder oplosmiddel te gebruiken. Figuur 11.
Aandrljfassen - Breng de spie, de veet en het huis op de aandrijfas aan (zie figuut 11.8) en breng de aandrijfashoes op het huis aan. Breng de aandrljfashoes aan overeenkomstig maat A In figuur 11.7. Breng nieuwe krimpringen aan. Lager rechter aandrijfas vervangen - Verwijder met behulp van trekker 2405-T/4108-T achtereenvolgens de bus (15 infiguur 11.10) en het lager (14). [2] 14 - 15 Figuur 11.
Wielophanging en vering 12. Wielophanging en vering 12.1 Inleiding Alle C5-modellen zijn v66r uitgerust met onafhankelijke wielophanging, pseudo-MacPherson, hydractieve vering (veercilinders en veerbollen), draagarmen en stabilisatorstang. Achter heeft de C5 onafhankelijke wielophanging met getrokken draagarmen, meesturende achteras door middel van flexibele ophangpunten, hydractieve vering (veercilinders en veerbollen) en stabilisatorstang. Het hydractieve veersysteem wordt in hoofdstuk 13 beschreven.
Wialophanging an varing 1 2 3 4 Figuur 12.
Wielophanging en vering Figuur 12.2: Wieldraagarm en stabilisatorstang aan subframe 10 Voorste bevestiging van wieldraag12 Bevestiging stabilisatorstang aan arm subframe 11 Achterste bevestiging van wieldraagarm - behulp van een geschikte trekker (speciaal gereedschap 6323-T, zie ook figuur11.1). Verwijder de moer van de spoorstangkogel en maak de spoorstangkogel los met behulp van een geschikte trekker (speciaal gereedschap 1892-T). Maak de remklauw los volgens de methode beschreven in paragraaf 15.2.
Wielophanging en vering Let opt Om beschadiging van het lager te voorkomen, mag de auto niet worden verplaatst wanneer de aandrijfassen uitgebouwd of losgemaakt zijn. Voorwiel/ager vervangen - Verwijder aan de achterzijde de borgring van het voorwiellager. - Klem de fusee in een bankschroef en breng stempel 9501-T.02 aan. - Breng de gereedschappen [7] (9501-T04) en [6] (9501-T.D5) en bout [2] (9501-T.A) aan zoals aangegeven in figuur 12.
Wielophanging en vering Figuur 12.6: Lager verwijderen [3] Drukstuk voor lagertrekker 9501T.B [4] Moer 9501-T'o1 schoon zijn en mogen geen sporen van slijtage of beschadiging vertonen. Breng het vlak (a in figuur 12.7) aan de zijde van de aandrijfas aan. a Figuur 12.7: Vlak (a) aan aandrijfaszijde - Breng het nieuwe lager met behulp van drukstuk (9501-T.D3) in een hydraulische pers aan tot het stuit. Breng een nieuwe borgring aan. Breng de naaf met behulp van moer (9501-T.
Wielophanging en vering Figuur 12.8: Met nok (b) in uitsparing (c) is de juiste stand van de veercilinder ten opzichte van de fusee bepaald. De verdikking (a) dient als aanslag. 12.2.2 Fuseekoge/ vervangen Speciaal gereedschap (Citroenj Naafblokkeergereedschap Kogeltrekker. . . . . . Sleutel voor fuseekogel Slagmoersleutel. . . . 6310-T 6323-T 7103-T Dynapact Facom - Draai de wielbouten enkele slagen los. Krik de voorzijde van de auto op en zet hem op bokken. Verwijder het wiel.
Wielophanging en vering - Breng het speciaal gereedschap [3J (7103-T) aan met behulp van de moer (1 in figuur 12.10). Draai de fuseekogellos met behulp van een slagmoersleutel (Dynapact Facom) en verwijder de fuseekogel. Figuur 12.10: Fuseekogel verwijderen met behulp van speciaal gereedschap [3J en moer (1) - Draai de nieuwe kogel met de hand aan. Breng het speciaal gereedschap [3J aan met behulp van de moer (1 in figuur 12.10). Let erop dat de rubber stofhoes van de kogel niet wordt beschadigd.
Wielophanglng ell verlllg - Plaats de hoogtebediening in de hoogste stand. Breng het wiel aan. Zet de auto op de wielen en draai de wielbouten vast met 90 ±10 Nm. 12.2.3 Wieldraagarm uit- en inbouwen Speciaal gereedschap (Citroifm) Kogeltrekker. . . . . . . . . . 6323-T Uitbouwen - Draai de wielbouten enkele slagen los. Krik de voorzijde van de auto op en zet hem op bokken. Verwijder het voorwiel. Plaats de hoogtebediening in de laagste stand.
Wielophanging en vering A Figuur 12.13: Wieldraagarm aanbrengen 12.2.4 Stabilisatorstang uit- en inbouwen Uitbouwen - Draai de wielbouten enkele slagen los. Krik de voorzijde van de auto op en zet hem op bokken. Verwijder de wielen. Plaats de hoogtebediening in de hoogste stand. Maak in het interieur van de auto de klemverbinding van de stuuraskoppeling los. Markeer de plaats van de klem op de stabilisatorstang. Draai de bout los en verwijder de klem.
Wielophanging en vering c::: Figuur 12.15: Moer (5) verwijderen / Figuur 12.16: Moer (6) verwijderen Figuur 12.
Wielophanging en vering Inbouwen - Breng de rubberlagers op de stabilisatorstang aan. Breng de stabilisatorstang via de achterzijde van het subframe aan. Breng de moeren (4 in figuur 12.14) aan (zonder ze vast te draaien). Breng het subframe op z'n plaats. Breng de beugels (12 in figuur 12.17) aan. Draai de bouten (11) vast met 140 ±14 Nm, de bouten (10) met 100 ±10 Nm en de moeren (13) met 9 ± 1 Nm. Monteer de steun van de uitlaat (9). Draai de moeren (8) vast met 9 ±1 Nm en de moeren (7) met 11 ±1 Nm.
Wielophanging en vering Uitbouwen - Draai de wielbouten enkele slag en los. Krik de voorzijde van de auto op en zet hem op bokken. Verwijder de wielen. Plaats de hoogtebediening in de laagste stand. Verwijder aan beide zijden de moer van de fuseekogel en maak de fuseekogellos met behulp van een geschikte trekker (speciaal gereedschap 6323T), zie ook figuur 11.1. Maak aan beide zijden de verbindingsstang los van de stabilisatorstang. Verwijder de bout (3 in figuur 12.20) en leg de reactiestang (4) opzij.
Wielophanging en vering - Maak de stekerverbindingen (12 en 13 in figuur 12.22) los. Maak de dradenbundel los bij (a). Figuur 12.22: Stekerverbindingen (12) en (13) losmaken en dradenbundel losmaken bij (a) - Verwijder de moeren (14 in figuur 12.23). Ondersteun de stuurinrichting bij de uitlaatpijp. Verwijder de bouten (15 en 16). Verwijder de beugels (17). Figuur 12.23: Moeren (14), bouten (15 en 16) en beugels (17) verwijderen - - Verwijder de bout (18 in figuur 12.24). Leg de hoogtesensor opzij.
Wielophanging en vering Figuur 12.24: Bouten (18) en (19) verwijderen. Hydraulische regelaar (20) vastmaken aan de geleider van de handremkabel. o o JJ----'1L----~\ Figuur 12.25: Moeren (21) verwijderen en stabilisatorstang (22) verwijderen Inbouwen - Controleer de staat van de voorste en achterste silentblocs van het subframe (figuur 12.26). Vervang de Nylstop-moeren. Plaats het subframe op enkele centimeters van de carroserie. Breng de stabilisatorstang aan. Breng de moeren (21 in figuur 12.
Wielophanging en vering Figuur 12,26: Silentblocs subframe controleren - - Sluit de stekerverbindingen (12 en 13 in figuur 12,22) aan, Maakde dradenbundel vast op het subframe. Monteer de steun van de uitlaat (9 in figuur 12,17). Breng de moeren (8) aan en zet deze vast met 9 ±1 Nm, Breng de moeren (7) aan en zet deze vast met 11 ±1,5 Nm. Breng de slang en aan op de steun. Breng de moeren (5 in figuur 12,15)' (6 in figuur 12.16) en (7 in figuur 12.21) aan, Monteer de bout (8 in figuur 12.21 ).
Wielophanging en vering '" 1 2 Figuur 12.27: Achterwielophanging in doorsnede Bevestiging van stabilisatorstang 3 Achterste bevestiging subframe Achterste silentbloc op carrosserie 4 Voorste bevestiging subframe 5 5 6 Figuur 12.28: Achterwielophanging in doorsnede 7 Wielbouten Bevestiging as van draagarm Astapmoer 12.3.1 Achterwiellager vervangen Speciaal gereedschap (Citroen) Dop . . . . Drukring . Drukplaat . Trekker . .
Wielophanging en vering Uitbouwen Let op!De naaf en het lager vormen een geheel en kunnen dus niet afzonderlijk vervangen worden. - Plaats de auto aan de achterzijde op bokken. - Verwijder het wiel. - Verwijder de drie bouten (1 in figuur 12.29), het schermschot (2) en de bout (3). Verwijder de wielsensor (4) van het ABS. Figuur 12.29: Bouten (1), schermschot (2). bout (3) en wielsensor van ABS (4) verwijderen - Verwijder de remklauw en de remschijf. Verwijder de naafdop en de astapmoer.
Wielophanglng en vElting Figuur 12.31: Naaf (7) aanbrengen met behulp van dop [1] en de drukring [2] - Smeer de bevestigingsbout van de wielsensor in met Loctite Frenetanch en zet de bout vast met 8 ±1 Nm. Zet de bouten en moeren vast met de juiste aanhaalmomenten. 12.3.2 Draagarm uit- en inbouwen Uitbouwen - Plaats de auto aan de achterzijde op bokken. Verwijder het wiel. Verwijder de bout en de wielsensor van het ABS. Maak de remleiding los bij de remklauw. Maak de remleiding los uit de klemmen.
Wielophanging en vering - Breng de as (4) aan. Breng de moer (5) (nieuwe Nylstop-moer) aan en draai deze vast met 149 ±13 Nm. Bouw de stabilisatorstang in. Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de bevestigingsbout van de wielsensor in met Loctite Frenetanch en zet de bout vast met 8 ±1 Nm. Ontlucht het remsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf 15.6. Breng het wiel aan. Zet de auto op de wielen en draai de wielbouten vast met 90 ±10 Nm. 12.3.
Wielophanging en vering - Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Draai de bouten (2) vast met 130 ±13 Nm. Zet de klem (1) vast met 6 Nm. Controleer de wagenhoogte en stel deze zonodig af, zie paragraaf 12.4. 12.3.4 Complete achterwielophanging uit- en inbouwen Uitbouwen - Plaats de auto aan de achterzijde op bokken. - Bouw het achterste uitlaatgedeelte uit. - Maak de stekerverbinding (1 in figuur 12.35) los. Figuur 12.
Wielophanging en vering Figuur 12.37: Leiding loskoppelen bij (a) - Verwijder de bouten (9 en 10 in figuur 12.38). Verwijder de complete achteras. Figuur 12.38: Bouten (9) en (10) verwijderen Inbouwen - Breng de achterwielophanging in dezelfde stand als voor het uitbouwen onder de carrosserie. - Breng de bouten (9 en 10 in figuur 12.38) aan en zet deze vast met 115 ± 11 Nm. - Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Wielophanging en vering 12.4 Wagenhoogte controleren en afstellen A/gemeen De wagenhoogte veer wordt gecontroleerd tussen de vloer en het subframe achter de voorste bevestiging van de wieldraagarm (figuur 12.39). De wagenhoogte achter wordt gecontroleerd tussen de vloer en punt (a in figuur 12.40). Wagenhoogte contro/eren - Controleer de bandenspanning. Zet de auto op een vierkolomshefbrug. Plaats de hoogtebediening in de normale stand. Laat de hand rem los, blokkeer de wielen en start de motor.
Wielophanging en vering Figuur 12.40: Wagenhoogte achter meten - Herhaal deze handeling tot de berekende waarde (H1 C) is bereikt (±10 mm). Zetdebout(1)vastmet6Nm. ) Figuur 12.41: Wagenhoogte v66r afstellen ~~_./ / ''''''''I· ~_ :....-:--- Wagenhoogte achter afstellen Draai de bout (3 in figuur 12.42) op de klem (4) een slag los. Draai de bout met de hand vast. Draai de klem (4) naar de voorzijde van de auto voor een toename van de hoogte.
Wielophanging en verlng Figuur 12.42: Wagenhoogte achter afstellen TabeI12.1: Wielstanden Wielstanden voor Sporing* o tot -3 mm Wielvlucht (camber)*'" Fuseelangshelling (caster)** Fuseedwarshelling (KPI)*" 0° tot -27' 0° ±30' 3°03' ±30' 12°56' ±30' Wielstanden achter Sporing** 4±1 mm 41' ±13' 5,4±1,3 mm _1° ±20' Break Wielvlucht (camber)** '*Afstelbaar aan beide spoorstangen. *'*Niet afstelbaar. 12.6 Wielen en banden De bandenspanning staat vermeld op de sticker bij het bestuurdersportier.
Hydraulisch systeem 13. Hydraulisch systeem 13.1 Inleiding Alle C5-modellen zijn uitgerust met het geavanceerde hydractief hydraulisch veersysteem. Er zijn twee typen: 3 en 3+. De 1,8 L-benzinemotor en de 2,0 L-dieselmotoren zijn uitgevoerd met het hydractief3-systeem en de 2,0 L-benzinemotoren met het hydractief 3+-systeem.
Hydraulisch &ysteElm ~~------------------26 22 ~23 ~33 30 ~~. ,~.-. 32 I ce9'f)Y I .. __ .. _.-- .. _-_ .... _-----_ .... ---):;:.:...-j.
Hydraulisch systeem - - achterste stugheidsregelaar. Voer bij draaiende motor geen handelingen uit aan het hydraulisch circuit. Blijf altijd uit de buurt van eventueel uitstromende vloeistof. Als de vloeistof (LDS) in contact komt met de huid, moet de huid met water en zeep worden gewassen. Als de vloeistof (LDS) in contact komt met de ogen, moeten deze overvloedig worden gespoeld, waarna een specialist moet worden geraadpleegd.
Hydraulisch systeem Figuur 13.3: Plaats van de ontlastschroef achter (hydractieve vering 3) 2 Ontlastschroef - Hydractieve vering 3+: Vering v66r: Draai de ontlastschroef (3 in figuur 13.4) een slag los. Wacht tot de druk in het hydraulisch circuit volledig is verdwenen. Figuur 13.4: Plaats van de ontlastschroef v66r (hydractieve vering 3+) 3 Ontlastsch roef - Hydractieve vering 3+: Vering achter: Draai de ontlastschroef (4 in figuur 13.5) een slag los.
Hydraulisch systeem Figuur 13.5: Plaats van de ontlastschroef achter (hydractieve vering 3+) 4 Ontlastschroef Figuur 13.6: Vloeistof aftappen VuJlen - Sluit de slang (2) en de klemband (2) aan - Breng het rechter voorwiel en de spatlap aan. - Zet de auto op de wielen. - Vul het reservoir tot het merkteken MAX. Ontluchten/op druk brengen - Bouw een druk van 0,5 bar op in het vloeistofreservoir LDS (met behulp van speciaal gereedschap Facom 920). Start de motor.
Hydraull.eh svsteem V/oeistofniveau contro/eren Plaats de hoogtebediening in de laagste stand. Indien het vloeistofniveau zich onder het merkteken (a in figuur 13.7) bevindt, moet 1 liter LDS worden toegevoegd. - Figuur 13.7: Minimum vloeistofniveau (a) 13.4 Veercilinder v66r uit- en inbouwen Zie paragraaf 13.2 Voorschriften en paragraaf 13.3 om het hydraulisch systeem drukloos te maken. Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Veercilindermoer . . . . . . . . Bovenste veercilinderbevestiging .
Hydraulisch systeem Figuur 13.8: Veercilinder met veerbol uitbouwen Figuur 13.9: Veercilinder zonder veerbol uitbouwen - Veercilinder zonder veerbol: Controleer de aanwezigheid van de aanslag (8 in figuur 13.10). Smeer de spie bij (a) en het raakvlak van de keerring. Breng de veercilinder aan. Draai de moer (7 in figuur 13.9) vast met 70 ±7 Nm (insmeren met Loctite Frenetanch). Breng de hoes (6) op de plaats. Vervang de Nylstop-moer.
Hydraulisch systeem a Figuur 13,10: Aanslag (8) moet aanwezig zijn, Spie bij (a) en raakvlak keerring smeren, figuur 12.3). Druk de fusee zodanig op de veercilinder, dat de nok (b in figuur 12.S) aangrijpt in uitsparing (c). De verdikking (a) dient als aanslag. Zet de bout vast met 54 ±5 Nm. - Bevestig de verbindingsstang van de stabilisatorstang aan de veercilinder. Draai de bout vast met 64 ±6 Nm. - Sluit de retourleiding aan. - Breng het wiel aan.
Hydraulisch systeem 2 Figuur 13.11: Aansluiting (2) losmaken en klemveer (3) verwijderen Figuur 13.12: Veercilinder veerbol uitbouwen - - - Sluit de lekleiding (4) aan. Breng de veercilinder op zijn plaats. Let opt Breng bij het aanbrengen van de veercilinder de ontluchtingsslang (5)-op zijn plaats zonder deze dicht te klemmen. Breng de bevestigingsplaat (7) en de bout (6) aan. Draai de bout (6) vast met 16 ±3 Nm. Plaats de klemveer van de stang. Sluit de leiding (2) aan.
Hydraullsch systeem 13.6 Ge'integreerd hydro-elektrisch blok uit- en inbouwen Zie paragraaf 13.2 Voorschriften en paragraaf 13.3 om het hydraulisch systeem drukloos te maken. - Zet de auto op een hefbrug. - Maak de massakabel van de accu los. - Verwijder de spatlap linksvoor. - Verwijder de moeren (1 in figuur 13.13). Plaats een slangklem op de slang (2) en maak de slang los. 1 2 Figuur 13.13: Moeren (1) en slang (2) losmaken - Tap het vloeistofreservoir LDS af, zie paragraaf 13.3. Verwijder de sierkap.
Hydraulisch systeem Figuur 13.15: Slangen (4) en (5) en stekerverbindingen (6, 7 en 8) losmaken Figuur 13.16: Hogedrukleidingen (9 en 10) losmaken en ge'integreerd hydro-elektrisch blok (11) verwijderen - 11 Breng het reservoir onder een druk van 0,5 bar. - let het contact aan. - Wacht tot het ge'integreerd hydro-elektrisch blok stopt. Controleer het vloeistofniveau LDS. 13.7 Stugheidsregelaar veer uit- en inbouwen lie paragraaf 13.2 Voorschriften en paragraaf 13.
Hydraulisch systeem Figuur 13.17: Dradenbundellosmaken bij (a), moeren (1), moeren (2), steun (3) en veerbol (4) verwijderen - Maak de leidingen (8 en 9) los en leg deze opzij zonder ze te vervormen. Maak de leiding (10) los en leg deze opzij zonder hem te vervormen. Verwijder de bouten (11). Verplaats de stugheidsregelaar naar rechts. Maak de leiding (12) los en leg deze opzij zonder hem te vervormen. Verwijder de stugheidsregelaar. 6 7-----T'l"T 12 Figuur 13.
Hydraulisch systeem 13.8 Stugheidsregelaar achter uit- en inbouwen Zie paragraaf 13.2 Voorschriften en paragraaf 13.3 om het hydraulisch systeem drukloos te maken. - Zet de auto op een hefbrug. - Maak de stekerverbinding (1 en 2 in figuur 13.19) los. - Maak de dradenbundellos bij (a en b in figuur 13.19). Leg de dradenbundels opzij. - Maak de verbindingsstang (3) en (c) los. Figuur 13.19: Dradenbundellosmaken bij (a en b), moeren (1).
Hydraullsch systeem - Controleer het circuit op lekkage. Controleer de wagenhoogte, zie paragraaf 12.4. 13.9 Sensor wagenhoogte v66r uit- en inbouwen Zie paragraaf 13.2 Voorschriften. - Maak de massakabel van de accu 105. - Zet de auto op een hefbrug. - Neem de stekerverbinding (1 in figuur 13.21) los. - Maak de stang (2) los bij (a). - Blokkeer de sensor wagenhoogte bij (b) met behulp van een pen met een diameter van 4 mm. - Verwijder de bout (3). - Verwijder de sensor wagenhoogte (4). Figuur 13.
Hydraulisch systeem Figuur 13.
Stuurinrichting 14. Stuurinrichting 14.1 Inleiding De Citroen C5 heeft een stuurinrichting van het tandheugel-en-rondseltype. Alle versies zijn standaard voorzien van stuurbekrachtiging en een in lengte en hoogte verstelbaar stuurwiel. De hier beschreven motoren hebben een variabele, toerentalafhankelijke stuurbekrachtiging. De vloeistof dient voor het stuurbekrachtigingscircuit en het veercircuit. Zie paragraaf 13.
Stuurinrichting - - - Draai aan beide zijden de spoorstangkogelmoer los en maak de spoorstangkogellos met behulp van kogelbouttrekker 1892-T. Verwijder de bouten van het hitteschild en leg het hitteschild opzij. Auto's met hydractieve vering 3+: Verwijder de moer (zie 5 in figuur 12.15). Maak de slang los van de steun. Verwijder de moer (zie 6 in figuur 12.16). Maak de slang los van de steun. Verwijder de bout (zie 8 in figuur 12.21). Maak de leidingen los van de steun.
Stuurinrichting - Verwijder de moeren (18 in figuur 14.4), tapeinden (19) en kartelringen (20). Verwijder het stuurhuis via de linker wielkuip. Figuur 14.4: Moeren (18), tapeinden (19) en kartelringen (20) verwijderen Inbouwen - Vervang systematisch alle Nylstop-moeren. Vervang de O-ringen van de leidingen. Breng het stuurhuis aan en zet de tandheugel in de middenstand. Draai de bout (16) vast met 20 ±3 Nm. Breng het subframe aan op de carrosserie.
Stuurinrichting - Verwijder de centrale bout (1) en verwijder het stuurwiel. Figuur 14.5: Stuurwiel uitbouwen Inbouwen Controleer of de accu is losgekoppeld. Plaats de wielen in de rechtuitstand. Breng het stuurwiel aan. Let erop dat het gedeelte zonder groef van het stuurwiel in lijn komt met het gedeelte zonder groef van de stuurkolom. Controleer of het stuurwiel in de rechtuitstand staat. Breng de centrale bout aan en draai deze met 20 ±3 Nm vast. Sluit de stekerverbinding aan.
Stuurinrichting Figuur 14.7: Stekerverbindingen (6) en (7) losmaken - Demonteer de digitale module van de transponder (8 in figuur 14.8). Doorboor de bout (9). Figuur 14.8: Digitale module van transponder (8) demonteren en bout (9) doorboren - Zet de contactsleutel in de stand (a in figuur 14.9). Verwijder het contactslot (10) door tegen de nok bij (b) te drukken. Figuur 14.9: Contactslot verwijderen Inbouwen - Breng het contactslot op de plaats en controleer of de nok (b) vergrendelt.
Stuurinrichting - Breng een nieuwe bout (9) aan. Monteerde digitale transpondermodule (8). Draai de bout (9) vast tot de boutkop afbreekt. Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Sluit de massakabel van de accu aan. 14.5 Stuurkolom uit- en inbouwen Figuur 14.10: Stuurkolom 4 Bevestiging stuuraskoppeling (23 Stuurwielbout (20 ±3 Nm) 2,3 Bevestiging stuurkolom op steun ±2 Nm) (23 ±4 Nm) Uitbouwen - Maak de massakabel van de accu los. Bouw het stuurwiel uit, zie paragraaf 14.3.
Stuurinrichting Figuur 14.11: Complete sleepcontact met bedieningen onder het stuurwiel verwijderen Figuur 14.12: Stuurkolom uitbouwen - Bouw het contactslot in, zie paragraaf 14.4. Breng de bekleding onder het dashboard aan en de kap (6). Bouw het stuurwiel in, zie paragraaf 14.3. Sluit de bedrading van het contactslot aan. Sluit de bedrading van de bedieningen onder het stuurwiel aan. Breng de bovenste en onderste stuurkolomkap aan en draai de bevestigingsbouten vast.
Stuurinrichting Figuur 14.13: Punt van driehoek (c) van het sleepcontact moet in lijn liggen met de punt van de wijzer (b) 14.6 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen 14~". 12 Bout (22 ±3 Nm) Figuur 14.14: Stuurbekrachtigingspomp 13 Bout (22 ±3 Nm) 14 Bout (22 ±3 Nm) Uitbouwen - Verwijder de aandrijfriem voor de hulpaggregaten volgens de methode beschreven in paragraaf 2.8 (benzinemotoren) of 3.8 (dieselmotoren). - Tap het hydraulisch circuit af volgens de methode beschreven in paragraaf 13.3.
Stuurinrichting - Breng de leiding aan. Breng de bevestigingsbouten van de stuurbekrachtigingspomp aan en draai deze vast met 22 ±3 Nm. - Breng de aandrijfriem voor de hulpaggregaten aan en span deze volgens de methode beschreven in paragraaf 2.8 (benzinemotoren) of 3.8 (dieselmotoren). - Vul en ontlucht het hydraulisch circuit volgens de methode beschreven in paragraaf 13.3.
Remmen 15. Remmen 15.1 Inleiding De C5 is in alle versies voorzien van een diagonaal gescheiden remsysteem met geventileerde schijfremmen v66r en massieve schijfremmen achter. Alle versies zijn voorzien van een rembekrachtiger. De hand rem werkt door middel van kabels op de voorwielen. ABS/ASR (lTTtype MK 60) is standaard aanwezig op alle versies. Da !Ilb ffi 3 4 \Jfy~ a b 1 2 3 4 5 11 5 4 3 ~~() Figuur 15.
Remmen 15.2 Voorwielremmen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Bout remklauw op steun . . . . Bouten remklauwsteun op fusee Kruiskopschroeven remschijf . Wielbouten . . . . . . . . . . 31 ± 1 (3,1 ±0,1) 120 ±18 (12 ±1,8) 10±1 (1,0±0,1) 90 ±10 (9,0 ±1) 15.2.1 Remblokken vervangen Speciaal gereedschap (Citroen) Gereedschap voor terugdrukken zuiger (rechterzijde) . Gereedschap voor terugdrukken zuiger (Iinkerzijde). . 8603 T.D 8603 T.
Remmen Figuur 15.3: Zuiger in remcilinder terugdraaien. Pijl (a) geeft draairichting van zuiger aan. [1bj Gereedschap voor terugdrukken zuiger (rechterzijde) 8603 T.D Gereedschap voor terugdrukken zuiger (linkerzijde) 8603 T.G - Kantel de remklauw op de steun en draai de bout (3), waarop borgmiddel Loctite Frenetanch is aangebracht, vast met 31 ±1 Nm. Sluit de bedrading van de controlelamp remblokslijtage aan. Sluit de handremkabel aan op de remklauw. Breng het wiel en de wielbouten aan.
Remmen Figuur 15.4: Remklauw uitbouwen - Breng de wielen en de wielbouten aan. Laat de auto op zijn wielen zakken en draai de wielbouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast. 15.2.3 Remschijf controleren en uit- en inbouwen Let op! Vervang altijd de remschijven voor het linker- en het rechterwiel gelijktijdig. Remschijfdikte contra/eren - Verwijder het wiel. - Controleer de dikte van de remschijf op verschillende plaatsen met een micrometer van 0/50 mm (zie figuur 15.5).
Remmen Figuur 15.6: Slingering remschijf controleren met behulp van meetklok [2J op magnetische steun [1J Uit- en inbouwen - Verwijder de remblokken volgens de methode beschreven in paragraaf 15.2.1. - Maak de remslang bij de aansluiting op de remleiding los en dicht de slang af. - Verwijder de bevestigingsbouten van de remklauwsteun (3 in figuur 15.4). Verwijder de remklauw (2) en hang deze opzij. Laat de remslang aangesloten.
Remmen Figuur 15.7: Moer (1) en plaat (2) verwijderen .,,~ - - Figuur 15.8: Pen (3) en veer (4) verwijderen Maak de omtrek van de zuigers, de remklauw en de remschijf goed schoon. Breng enkele druppels remvloeistof aan op de zuigers van de remklauw. Breng de oude remblokken en de pen (3) aan. Oefen druk uit bij (a in figuur 15.8) om de zuigers van de remklauw volledig op de plaats te drukken. Verwijder de pen (3) en de remblokken. Reinig de plaats van de remblokken.
Remmen 15.3.2 Remk/auw uit- en inbouwen Uitbouwen - Draai de wielbouten iets 105. Krik de auto aan de achterzijde op en plaats hem op bokken. Verwijder de achterwielen. Verwijder de remblokken zoals beschreven in paragraaf 15.3.1. Breng de pen (3 in figuur 15.9) aan. Draai de moer (4) zodanig vast dat de twee halve klauwen goed tegen elkaar worden geklemd. Maak de toevoerleiding (1) 105 en dicht de leiding af. Verwijder de bouten (2) en verwijder de remklauw. Figuur 15.
Remmen Figuur 15.10: Dikte remschijf controleren Remschijfslingering controleren - Verwijder de bouten (1 in figuur 15.11) en de geleideplaat (2). / - - Figuur 15.11: Bouten (1) en geleideplaat (2) verwijderen Breng een magnetische steun met de meetklok aan op de draagarm, lOals aangegeven in figuur 15.12. Draai de remschijf een complete omwenteling rond en controleer de slingering van de remschijf. De slingering van de remschijf moet minder dan 0,05 mm bedragen. Figuur 15.
Remmen Uit- en inbouwen - Verwijder de remblokken volgens de methode beschreven in paragraaf 15.3.1. Breng de pen (3 in figuur 15.9) aan. Draai de moer (4) zodanig vast dat de twee halve klauwen goed tegen elkaar worden geklemd. Verwijder de bouten (2) en verwijder de remklauw. Hang deze opzij. Laat de remleiding aangesloten. Verwijder de remschijf door de kruiskopschroeven los te draaien (gebruik eventueel een slagschroevendraaier) en tik de remschijf met een kunststofhamer los van de wielnaaf.
Remmen - Verwijder de handremkabel (1 in figuur 15.15). Figuur 15.15: Handremkabel (1) verwijderen - Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. 5tel de hand rem af. Handrem afstel/en - Krik de auto aan de voorzijde op en plaats hem op bokken. Verwijder de achterste asbak uit de middenconsole. Controleer of de kabels correct onder de auto liggen. Trek de handrem tien maal helemaal aan. Trek de handremhendel aan tot het vijfde tandje. Draai de stelmoer van de handrem (1 in figuur 15.
Remmen - Controleer, met de handrem los, of de wielen met de hand kunnen worden gedraaid. Is dat niet mogelijk, herhaal dan de afstelling. Zet de auto weer op zijn wielen. Breng de achterste asbak aan. - 15.5 Hoofdremcilinder en rembekrachtiger uit- en inbouwen 15.5.1 Hoofdremcilinder uit- en inbouwen Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Bevestigingsmoeren h'oofdremcilinder Wartelmoeren remleidingen . . . . . - 20 ±5 (2,0 ±0,5) 15 ±3 (1,5 ±0,3) Maak de massakabel van de accu los.
Remmen Figuur 15.18: Elektronische regeleenheid (3). zekeringen/relaishouder (2) en bak (1) verwijderen derdrukslang (11) van de rembekrachtiger en de remleidingen (10) los. Sluit de openingen af met pluggen. Maak de stekerverbinding (6) los. Maak de slang (5) los van de onderdrukdoos. Maak de onderdrukdoos los en leg deze terzijde. Verwijder de bouten (7). Maak de slang (8) los. Figuur 15.
Remmen Figuur 15.20: Onderdelen verwijderen in voetruimte bestuurderszijde 15.6 Remsysteem aftappen, vullen en ontluchten Aftappen en vullen - Maak het remvloeistofreservoir zo ver mogelijk leeg met behulp van een knijpfles. Trek de stekerverbinding los van het waarschuwingslampje voor het remvloeistofniveau. Trek het remvloeistofreservoir los van de toevoerleidingen en trek het naar boven. Maak het'remvloeistofreservoir leeg en reinig het. Breng het remvloeistofreservoir aan.
Remmen - Ontlucht de wielremcilinders in de volgorde: linksvoor, rechtsvoor, linksachter en rechtsachter. - Voer de volgende werkzaamheden aan elke ontluchtingsnippel uit: - Druk het rempedaal in. - Schuif een transparante slang op de ontluchtingsnippel en steek het andere uiteinde van de slang in een schone opvangbak. - Draai de ontluchtingsnippel open en wacht tot vloeistof zonder luchtbellen naar buiten stroomt. - Sluit de ontluchtingsnippel. - Herhaal indien nodig deze handelingen.
Remmen - Verwijder de bouten (13 en 16 in figuur 5.27) en de bout (19). Leg het hitteschild (17) opzij. Laat de tank een stukje zakken en maak de dradenbundel van de wielsensor bovenop de tank los. Maak de dradenbundel op de draagarm los. Maak de stekerverbinding los van de wielsensor. Verwijder de bout (4 in figuur 15.22) en verwijder de wielsensor (5). Figuur 15.22: Wielsensor achter vervangen - - Aanbrengen gebeurt in omgekeerde volgorde van verwijderen.
Remmen Figuur 15.23: Onderdelen losmaken en verwijderen Figuur 15.24: Hydraulisch blok uitbouwen - Vul en ontlucht het remsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf 15.6. Maak een proefrit. Lees de storingscodes uit.
Elektrische installatie 16. Elektrische installatie 16.1 Elektrische schema's TT TT CU-HR ~OUGl[S ill ~:~] m U liLT ;::-+@)+UZf_KA., R S AB C 0 E (!JllO [~:~ ill TT TT CU-HR EIJUGtES 61 liLT lE'K~,,61~:;: ... - - - - - ... ----Alt----- .,c----,,----A tu.u ":..'- - - - - * 4 H - - - - - CU_AT A1 v tU-A/":'"---;;---:-+-1 1-7----- cu_u "",,-,~:, "~" 3 BP " x u:.K•. I_~*-0-+67 M J" l----n·u,-l SCHfMAMOTQRREGELlNG6FZSAGEH 18'. BENZINEHQTOA • 1I1t1.p.l!fm.j.II.
Elektrische installatie . C,",'.!;,~-<© :: Ca ~L3 ~ :L1 CD I ~ r6~l 6 loll • El 1 ~L__ C~l~lKl K4 61 [E . - I '5E-T-2 C'~::: [J l ~_!,. _ E~ CJ~:El J3 :: I§ SE-GP : ::: , ," 't) "' " '±!t' L~ ,,J , \& 3 4 ,.', ~ C'~:;:" M-K ZEKAI ",---~=i' " I SE-KT • SCHEMA MOTOBREGEL!NGRlZ D3 GJ PSE '1_ iD :::~':-J J 7H2111'~J 1 ',,",~, 6 114 " , [E SE'GP: a .: S-lf~~\ - - - - - - Z E - x....l ~,~'_Zf'K~" ~",,:.
Elektrische installatie S(HEMA MOTORREGElING RHV BOSCH AT DIESEl MOIOREN SCHEMA MOTORREGElING 8HZ OW1ClTD 18HY BOSCH MT DIESEL MOTOREN •)01 A B ( 0 E ALGEMEEN $Io,,,, •.,,,lulI109 AII ..n bl) ",...
Elektri se he .
Elektrische installatie Lettercodes voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Citroen CS vanaf 2001 A Achter Anti-blokkeersysteem Airconditioning AlC 3-F, 16-F, 25-E AFK Afsluitklep. . . . . . AJ Aanjager AT Automatische transmissie BK · . . . . . . . . . . . . .. 28-C Brandstofklep . . . . . 3-X, 35-N, 43-N, 52-J, 61-K Brandstofpomp . . . . BP · . . . . . . . . . 34-S, 39-R, 48-M BTP Brandstof temperatuur . 8-N, 11-N, 26-K, 30-W, 39-P, 48-K, 57-8 Cilinder . . . .
Elektrische installatie Draadkleuren voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Citroen C5 vanaf 2001 1 Groen Zwart 6 2 N.B. Wit 7 Geel 3 4 5 Oranje Rood Paars / violet / Iila 8 9 A Bruin Blauw Grijs 12 is dan zwart/wit 64 is dan groen/rood enz. 16.2 Multiplexsysteem De multiplextechnologie zorgt voor de verspreiding van digitale informatie tussen de verschillende elektrische systemen via een transmissiebus, uitgevoerd met twee draden.
Elektrische installatie Netwerk VAN COMFORT Het VAN-netwerk verbindt de elektronische regeleenheden van de uitrustingen in het interieur zoals het multifunctioneel display, het instrumentenpaneel, de autoradio en de klimaatregeling. Ook hier verzendt elke elektronische regeleenheid continu informatie naar de elektronische regeleenheden waarvoor de informatie bestemd is.
Elektrische installatie Netwerk VAN CARROSSERIE 1 en 2 Het VAN-netwerk CARROSSERIE 1 verbindt het systeem voor aansturing van de airbags, de BSI en lOrgt voor aansturing van de voeding van elektrische system en van de auto, lOals de koplampen. Het VAN-netwerk CARROSSERIE 1 stuurt de handelingen van de bestuurder naar de BSI, via de elektronica van de schakelmoduul onder het stuurwiel. Het VAN-netwerk CARROSSERIE 2 verbindt de uitrustingen van de portieren enz. (modulatoren van portieren, schuifdak).
Elektrische installatie 16.3 Intelligente service centrale De intelligente service centrale (BSI) (figuur 16.
Elektrische installatie ~C1=::r:J I~~~~~ .~ 0~0~~~1 1,~ 0~~ 11 101~00 1 2 .. 4 5 6 13 14 15 7 8 9 11 12 17 18 19 20 21 22 23 24 25 Figuur 16.6: Zekeringenhouders onder het dashboard en verdeling van de zekeringen (zie ook tabel 16.1) Tabel 16.
Elektrische installatie 16 5A 17 18 10 A 10 A 19 20 21 22 23 24 - 25 26 - C Bo'venste zekeringenhouder: 10A 10A 15 A 15A 40A G29 t/m G35: 30 A G36 G37 30 A 30 A G38 30 A G39 G40 30 A Stuurkolommodule, airbagmodule, zekeringenkast onder motorkap Remlicht rechts Sensor stuurhoek, contact keuzehendel automaat, diagnosesteker Autoradio, navigatiesysteem Stadslicht linksvoor en linksachter Voeding elektronische regeleenheden (ABS, motor, vering) airconditioning, autotelefoon, parkeerhulp, instrum
Elektrische installatie TabeI16.2: Zekeringenverdeling in zekeringenhouder in de motorruimte 1 2 3 4 10 A 15 A 10A 10A 5 9 10 11 12 13 14 15 10 A 15 A 20 A 20 A 15 A 15 A 10 A 10A 15A 10 A 30A 16 17 18 30 A 30 A 40A 6 7 8 Achteruitrijlicht Brandstofpomp Elektronische regeleenheden (ABS, vering).
Carrosserie 17. Carrosserie 17.1 Dashboard uit- en inbouwen - Zet de voorwielen in de rechtuitstand. Koppel de accukabels los. Verwijder de complete ruitenwisserarmen, het luchtrooster en het ruitenwissermechanisme. Verwijder de bouten (1 in figuur 17.1). Figuur 17.1: Bauten (1) verwijderen - Bouw de middenconsole uit, zie paragraaf 17.2. Bouw het stuurwiel uit, zie paragraaf 14.3. Verwijder aan beide zijden de bout (3 in figuur 17.2) en de afdekplaat (2). Figuur 17.
Carrosserie Figuur 17.3: Moer (6), bouten (7) en (8) en verbinding (5) verwijderen. Zijafwerking (4) verwijderen. Figuur 17.4: Stekerverbinding (10) losmaken en bouten (9) verwijderen - - Verwijder de bouten (3) en de bout (7) in figuur 14.12. Maak de stuurkolom aan de bovenzijde 105 en hang de stuurkolom op. Verwijder de bouten (25 in figuur 17.5), de radio (26), de bedieningstoetsen (24) en (27) en de bouten (29). Trek het middelste frontpaneel (28) 105 en verwijder dit.
Carrosserie Figuur 17.5: Middelste frontpaneel uitbouwen Figuur 17.6: Bevestigingsbouten (30) verwijderen Figuur 17.
Carrosserie Figuur 17.8: Stekerverbinding (34) en bouten (35) losmaken 7 \ 1 2 3 4 5 8 Figuur 17.9: Dashboard uitgebouwd Linker ventilatierooster 6 Tweeter rechtsvoor Tweeter linksvoor 7 Rechter ventilatierooster Instrumentenpaneel (losmaken bij 8 Dashboardkastje (a)) 9 Knop alarmverlichting 10 Opbergvak Bekleding van de boordcomputer Scherm van de boordcomputer 11 Bekerhouder 17.2 Middenconsole uit- en inbouwen - Maak de massakabel van de accu los.
Carrosserie Figuur 17.10: Onderdelen losmaken of verwijderen \. ) ( Figuur 17.11: Moeren (7) verwijderen en middenconsole (6) verwijderen 17.3 Voorportier uit elkaar nemen en in elkaar zetten - Maak de massakabel van de accu los. Verwijder de sierplaat (7 in figuur 17.12) van de binnenhandgreep. Verwijder de omlijsting van de portierhandgreep (5). Verwijder de toets van de ruitbediening (6). Verwijder het hoekstuk (8) aan de binnenzijde. Verwijder de bouten (2), (3) en (4).
Carrosserie Figuur 17.12: Bekledingspaneel uitbouwen Figuur 17.13: Onderdelen losmaken of verwijderen - - Verwijderde binnenhandgreep (18), de klemmen (22) en de buffer in het interieur. Verwijder de bouten (27), (33) en (37) in figuur 17.15. Verwijder de inbraakbeveiliging (34). Verwijder de moeren (31) en verwijder de klauw (32). Verwijder de verbindingsstang (35) tussen het slot en de binnenhandgreep. Maak de stekerverbinding (30) los. Verwijder de bouten (29) en het slot (28).
Carrosserie \FigUUr 17.14: Ruitbediening Uitb~uwen Hguur 17.
Carrosserie Figuur 17.16: Onderdelen verwijderen (l/ 45 46 51 32 45 Klem Borgveer Figuur 17.17: Onderdelen van het slot 46 Standaard cilinderslot 48 Kogels met dubbele combi49 Veer natie 50 Slothefboom 47 Draaipunt 51 Verbindingsprofiel 17.4 Glas van buitenspiegel vervangen - Trek de klem (1 in figuur 17.18) los met behulp van een kleine schroevendraaier. Neem de stekerverbinding (3) los. Verwijder het glas (2). Controleer of de klem (1 in figuur 17.19) in de steun zit.
Carrosserie Figuur 17.18: Glas van buitenspiegel verwijderen \ Figuur 17.19: Glas van buitenspiegel aanbrengen 17.5 Ruitenwissermechanisme uit- en inbouwen Maak de massakabel van de accu los. Verwijder de complete ruitenwisserarmen. Verwijder het luchtrooster. Verwijder de bouten (3) en (6) in figuur 17.20, de linker sluitplaat van de luchtinlaat (1) en de bouten (2), (4) en (5). Maak de stekerverbinding (7) los. Verwijder het ruitenwissermechanisme. Verwijder de moer (10 in figuur 17.22). de bouten (9).
Carrosserie 4 1 Figuur 17.20: Onderdelen verwijderen 7 8 Figuur 17.21: Ruitenwissermechanisme verwijderen Figuur 17.22: Ruitenwissermotor verwijderen - twee voorairbags, een aan bestuurderszijde in het stuurwiel en een aan passagierszijde onder het dashboard; twee zij-airbags; twee window-airbags; twee airbagsensoren, aan de zijkanten van de auto v~~r de activering van de zij-airbags en de window-airbags; veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners en krachtbegrenzing.
Carrosserie 17.6.1 Voorzorgsmaatregelen bij uit- en inbouwen van airbags - Zet voor het uitbouwen het contact aan en controleer de werking van het airbagcontrolelampje in het dashboard (het lampje moet gaan branden en vervolgens na enkele seconden doven) Verwijder de contactsleutel uit het contactslot. Maak de massakabel van de accu los. Wacht minimaal 2 minuten (wacht 10 minuten indien het controlelampje niet zoals aangegeven functioneert.
Carrosserie Figuur 17.24: Airbag bestuurderszijde uit- en inbouwen 17.6.3 Airbag passagierszijde uit- en inbouwen - Houd bij uit- en inbouwen van de airbag de voorzorgsmaatregelen beschreven in paragraaf 17.6.1 in acht. - Voor het uitbouwen van de passagiersairbag moet het dashboardkastje worden uitgebouwd. Open de klep van het dashboardkastje en verwijder de aangegeven bouten (20 in figuur 17.25).
Carrosserie Figuur 17.26: Zij-airbag Figuur 17.27: 8ekleding aan achterzijde rugleuning losmaken 13 Dubbele bekleding met opbergtas 16 Frame van rugleuning 14 8ekledingsprofiel 17 Zij-airbag 15 8ekleding rugleuning - Controleer de werking van het airbagcontrolelampje door het contact in te schakelen en na te gaan of het controlelampje minimaal 6 second en blijft branden. 17.6.
Carrosserie Figuur 17.28: Window-airbag I', 17.6.6 Airbagcomputer De airbagcomputer bevindt zich onder de middenconsole. - Houd bij uit- en inbouwen van de airbagcomputer de voorzorgsmaatregelen beschreven in paragraaf 17.6.1 in acht. / Figuur 17.29: Airbagcomputer (2) met stekerverbinding (1) - Controleer de werking van het airbagcontrolelampje door het contact in te schakelen en na te gaan of het controlelampje minimaal 6 seconden blijft branden. 17.6.
Carrosserie Figuur 17.
Periodiek onderhoud 18. Periodiek onderhoud 18.1 Algemeen Normaal onderhoud moet bij alle benzineversies van de Citroen C5 elke 30.000 km plaatsvinden en bij alle dieselversies elke 20.000 km. Bij een gering aantal kilometers per jaar moeten de werkzaamheden elke twee jaar worden uitgevoerd. Bij gebruik onder bijlOnder zware omstandigheden is het noodzakelijk de onderhoudsintervallen te verkorten tot 20.000 km/jaarlijks (benzinemotoren) resp. 15.000 km/jaarlijks (dieselmotoren).
Periodiek onderhoud - Controleer bij versies met benzine/LPG visueel de ligging van de LPGleidingen en controleer of de aansluitingen niet lekken. Controleer bij LPG-versies de verdamper/drukregelaar en stel deze af. Maak een proefrit. 18.4 Werkzaamheden om de 60.000 km - Voer de werkzaamheden beschreven in paragraaf 18.3 uit. Controleer de staat van de remklauwen, remschijven en remleidingen. Controleer de afdichting van de schokdempers.
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) 19. Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Let opJ Alfabetische volgorde. 19.1 Benzinemotoren (motorcodes EW7J4 (6FZ), EW10J4 (RFN) en EW10D (RLZ)) Bobinehuis (EW7J4- en EW10J4-motor) . . . . 11 ±1 (1,1 ±0,1) Cilinderkopbouten (in volgorde van figuur 2.9): fase 1 . 15 ±1 (1,5 ±0,1) 50±1 (5±0,1) fase 2 . -360° ±2° (omwenteling losdraaien) fase 3. . . . . . . . . fase 4. . . . . . . . . 20 ±2 (2,0 ±0,2) fase 5. . . . . . . . . Drijfstanglagerkappen: fase 1 . 10±1 (1,0±0,1) fase 2. . . .
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Nokkenasriemwiel: fase 1: 30 ±5 Nm; fase 2: 85 ±5 Nm Uitlaatnokkenasriemwiel: fase 1: 30 ±5 Nm; fase 2: 85 ±5 Nm Inlaatnokkenasriemwiel: fase 1: 30 ±5 Nm; fase 2: 55 ±5 Nm 19.2 Dieselmotoren (motorcodes DW10TD (RHY) en DW10ATED (RHZ)) Achterste bevestiging inspuitpomp .. . 22,5 ±2 (2,25 ±0,2) ....... . Brandstofdruksensor. . . . . 45 ±5 (4,5 ±0,5) Cilinderkopbouten (in volgorde van figuur 3.13): fase 1. 20 ±2 (2,0 ±0,2) fase 2 . 60 ±6 (6,0 ±0,6) 0 fase 3 . . . . . . .
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Moer uitgaande as. . . . . . . . Moer van as van schakeltandwiel . Ontluchtingsbout . . . . . . . . Steun van schakelas en selectieas. Steun van snelheidsmeteraandrijving . Vork achteruitversnelling. . . . 65 ±5 (6,5 ±0,5) 50 (5,0) 17 ±2 (1,7 ±0,2) 15 (1,5) 20 (2,0) 20 (2,0) ML5T-versneilingsbak Achterste versnellingsbakdeksel Achteruitrijlampschakelaar. . . Aftapplug. ..... .... Bout van selectie-overbrenging . Differentieelhuisbouten (M10) . Differentieelhuisbouten (MS) . .
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m) Hydraulisch systeem Bovenste veercilinderbevestiging . Veerbol achter. . . . Veercilindermoer . . . . . . . . Veercilinder aan fusee . . . . . . Verbindingsstang van stabilisatorstang aan veercilinder 43 ±6 (4,3 27 ±5 (2.7 70 ±7 (7,0 54 ±5 (5,4 64 ±6 (6,4 Stuurin rich ting Aansluiting hydraulische leidingen Contramoeren spoorstangen . Kogelgewricht van tandheugel Rondselhuis op stuurhuis. Spoorstangko·gelmoer . . Stuurbekrachtigingspomp Stuurhuis op subframe. Stuurwielbout.
Revisiematen 20. Revisiematen Voor zover niet anders vermeld, worden alle revisiematen in millimeters gegeven. 20.11,8 en 2,0 l-benzinemotoren (motorcodes EW7J4 (6FZ), EW1 OJ4 (RFN) en EW10D (RlZ)) Cilinderkop* Hoogte EW7J4- en EW10J4-motor EW10D-motor reparatiemaat EW7J4- en EW1OJ4-motor EW10D-motor Afwijking van pasvlak Max.
Revisiematen Binnendiameter EW7J4-motor EW10J4-motor EW10D-motor Hoogte standaard EW7J4- en EW10J4-motor EW10D-motor Klepzittinghoek Uitlaatkleppen Buitendiameter standaard EW7J4- en EW10J4-motor EW10D-motor reparatiemaat EW7J4- en EW10J4-motor EW10D-motor Binnendiameter EW7J4-motor EW10J4-motor EW10D-motor Hoogte standaard EW7J4- en EW10J4-motor EW10D-motor Klepzittinghoek Kleppen Inlaatkleppen Steeldiameter Schoteldiameter EW7J4-motor EW10J4-motoJ EW10D-motor Lengte EW7J4-motor EW10J4-motor EW10D-motor K
Revisiematen Draaddiameter EW7J4- en EW10D-motor EW10J4-motor Hoogte onbelast EW7J4-motor EW10D-motor Motorblok Hoogte reparatiemaat Cilinderdiameter nominaal EW7J4-motor EW10J4- en EW10D-motor reparatiemaat EW7J4-motor EW10J4-motor Afwijking van pasvlak bovenzijde (cilinderkopzijde) onderzijde (carterpanzijde) Krukas Axiale speling Hoofdlagertapdiameter standaard repa ratiemaat Drijfstanglagertapdiameter standaard reparatiemaat Breedte hoofdlagertap Hoofdlagerschaaldikte bovenste hoofdlagerschaal standaard
Revisiematen reparatiemaat klasse H klasse I klasse J klasse K klasse L Drijfstanglagerschaaldikte bovenste drijfstanglagerschaal standaard reparatiemaat onderste drijfstanglagerschaal standaard klasse A klasse B klasse C reparatiemaat klasse A klasse B klasse C Dikte drukringen Drijfstangen Hartafstand EW7J4-motor EW10J4- en EW10D-motor Diameter big-end Diameter small-end EW7J4-motor EW10J4- en EW10D-motor Max.
Revisiematen overmaat Hoogte van onderste pakkingvlak tot verbreding van boring klepsteelgeleider Bovenste diameter klepzetelboring inlaatkleppen standaard overmaat Onderste diameter klepzetelboring inlaatkleppen standaard overmaat Hoogte klepzetelboring standaard overmaat Bov·enste diameter klepzetelboring uitlaatkleppen standaard overmaat Onderste diameter klepzetelboring uitlaatkleppen standaard overmaat Hoogte klepzetelboring standaard overmaat Dikte koppakking bij zuigeruitsteek (zie figuur 3.
Revisiematen Hoogte standaard overmaat Klepzittinghoek Uitlaatkleppen Buitendiameter standaard overmaat Binnendiameter Buitendiameter van draagvlak Hoogte standaard overmaat Afstand onderzijde draagvlak tot onderzijde klepzil1ing Klepzittinghoek 7,9-8,0 8,1-8,2 60° 35,412-35,437 35,912-35,937 28,9-29,1 29,4-29,6 8,1-8,2 8,3-8,4 0,7-0,9 45 ±1° Kleppen Inlaatkleppen Lengte standaard minimaal Steeldiameter Schoteldiameter Hoek draagvlak Max.
Revisiematen Krukas AxiaJe speJing HoofdJagertapdiameter standaard ondermaat Breedte hoofdJagertappen nr. 1 nr.2 nr. 3 en 4 nr.
Technische gegevens 21. Technische gegevens 21.11,8 en 2,0 l-benzinemotoren (motorcodes EW7J4 (6FZ), EW1 OJ4 (RFN) en EW10D (RlZ)) Motor Motorcode Type Emissiecode' Cilinderinhoud (L) Boring (mm) Slag (mm) Compressieve'rhouding (:1) Maximumvermogen (kW (pk)) bij (1/min) Maximumkoppel (Nm) bij (1/min) Fiscaal vermogen Belgie (pk) Smeersysteem Type motorolie Viscositeit Inhoud incl.
Technische gegevens Koelvloeistoftemperatuursensor weerstand (ohm) bij 20 QC 6250 bij 80 QC 600 Inlaatl uchttemperatu u rsensor weerstand (ohm) bij 20 QC 6250 bij 80 QC 600 Uitlaatgastem pe ratu u rsensor bij 25 QC bij 800 QC Toerentalsensor weerstand (ohm) 425-525 Inhoud brandstoftank (L) 66 6250 600 6100 620 6250 600 2500 310 220 740 425-525 66 500 66 Magneti Marelli MM 48P2 vliegwielzijde Sagem BBC2.2ND.E Sagem RFN52HZ Bosch FR8ME 1,0 Siemens Sirius 81 *Niet afstelbaar.
Technische gegevens Ventilatoreontaet aan (OC) eerste trap/tweede trap met aireo eerste trap/tweede trap/derde trap Thermostaat opent bij (OC) met aireo Brandstofsysteem Merk en type motormanagementsysteem Merk en type inspuitpomp Brandstof Inspuitvolgorde Eerste cilinder aan Inhoud brandstoftank (L) 97/105 97/105 97/101/105 97/1011105 83 89 83 89 Boseh EDC 15C2 Boseh CP1 diesel 1-3-4-2 vliegwielzijde 68 Boseh EDC 15C2 Boseh CP1 diesel 1-3-4-2 vliegwielzijde 68 21.
Technische gegevens Remmen achter Remsehijf diameter (mm) dikte (mm) minimum dikte (mm) maximum slingering (mm) Remblokken minimum voeringdikte (mm) Diameter remcilinder (mm) 3 32 Diameter hoofdremcilinder (mm) Handrem vast bij Remvloeistof 22,2 5 klikken Citroen massief 276 14 12 0,05 Elektrische installatie Accu 1,8 L-benzinemotor met aireo 2,0 L-benzinemotor optie AUDIO met aireo 2,0 L-HPi-benzinemotor optie AUDIO met aireo 2,0 L-dieselmotor (90 pk) 2,0 L-dieselmotor (110 pk) Dynamo 1,8 L-benzinemo
Storingen aan benzinemotoren Auto's die regelmatig worden onderhouden, zijn over het algemeen weinig storingsgevoelig. Mocht er toch een storing optreden, controleer dan de volgende punten (voor zover van toepassing) voordat men de storingslijst raadpleegt.
Storing Mogelijke oorzaak Remedie 4. Motor is 'verzopen' (heeft 4. Motor doorstarten met te veel benzine gehad) het gaspedaal geheel ingetrapt tot de auto aanslaat B. Motor start, maar loopt niet Storing Mogelijke oorzaak Remedie Koude motor slaat af bij stationair draaien 1. Choke niet goed afgesteld 1. Controleer de werking van de choke en stel deze zo nodig af 2. Controleer de afstelling en regel opnieuw af 2.
Storing Mogelijke oorzaak Remedie 3. Bij motoren met een con- 3. Reinig de carburateur en 4. Luchtfilter verstopt controleer de loop van de zuiger. Vul de demper met de juiste hoeveelheid en soortolie 4. Vervang het luchtfilter 1. Motor krijgt te veel ben- 1. Controleer de vlotternaald zine 2. De klepspeling is te groot 3. Water in de carburateur en het vlotterniveau 2. Stel de klepspeling af 3. Maak de vlotterkamer en de sproeiers schoon 4.
Storing Motor blijft na het afzetten van het contact doorlopen Mogelijke oorzaak Remedie 4. Bougies worden te heet (verkeerde bougies) 5. Overmatige koolaanslag in de verbrandingsruimten 4. Vervang de bougies door de juiste 5. Ontkool de cilinderkop 1. De motor wordt te heet 1. Controleer het koelsys- 2. Bougies worden te heet (verkeerde bougies) 3. Overmatige koolaanslag in de verbrandingsruimten Motor komt niet op temperatuur 1.
Storingen aan dieselmotoren Auto's die regelmatig worden onderhouden, zijn over het algemeen weinig storingsgevoelig. Mocht er toch een storing optreden, controleer dan de volgende punten (voor zover van toe passing)' voordat men de storingslijst raadpleegt.
Storinglijst voor dieselmotoren Storing Mogelijke oorzaak Onderdeel dat storing veroorzaaktJremedie Motor levert niet zijn volle vermogen 1. Onvoldoende lucht- 1. Luchtfilter verontreinigd toevoer 2. Onvoldoende brandstoftoevoer 2. Brandstoffilter verstopt, 3. Verstuivers defect 4. Foutieve klepspeling of 3. 4.
Storing Controlelampje van gloeibougies brandt niet Mogelijke oorzaa k Onderdeel dat storing veroorzaak11remedie 3, Cilinderkoppakking doorgesleten 4, Klepzetelring los of versleten 5, Lek in onderdruksysteem 3, Pakking vernieuwen 4, Klepzetelring vernieuwen 1, Accu ontladen 1, Accu en laadsysteem con- 2, Controlelampje doorgebrand 3, Slecht contact: onderbroken contact 4, Draden los of slecht massacontact 5, Relais defect 5, Systeem afdichten troleren 2, Vernieuwen 3, Herstellen 4, Bedrading cont
Storing Mogelijke oorzaak Onderdeel dat storing veroorzaaktlremedie Motor slaat niet aan bij vorst 1. Brandstofpomp werkt niet 1. Repareren of vernieuwen 2. Startmotor draait niet Bevroren brandstof 1. Ontladen accu, losse of gecorrodeerde kabelaansluitingen Starttoerental te laag Brandstofsysteem aftappen, doorspoelen, opnieuw vullen en ontluchten 1. Accu en laadsysteem con- 2. Motor vastgelopen troleren Kabelaansluitingen schoonmaken, invetten en vas1Zetten 2. Reviseren 1.
Verplichte personenautokeuring In Belgie, zowel als in Nederland is het verplicht om auto's vanaf een bepaalde leeftijd (vier jaar in Belgie, drie jaar (in 1994) in Nederland) ter keuring aan te bieden. In Belgie heet deze keuring 'Automobielinspektie' terwijl men deze in Nederland 'APK 11' noemt. Bij deze keuring worden naast de hierna genoemde veiligheidspunten ook de papieren en identificatienummers (chassisnummers en dergelijke) gecontroleerd.
9 Remmen Er moet voldoende remwerking zijn en de auto mag niet scheeftrekken bij het remmen. Remvoeringen, remblokjes, remtrommels en remschijven dienen in goede staat te verkeren. 10 Wiellagers Voor- en achterwiellagers mogen geEln overmatige en/of hoorbare speling vertonen. 11 Stuurinrichting Er mogen geen 'zware' punten in het stuurhuis zitten. Het stuurhuis moet goed bevestigd zitten en mag geen overmatige speling vertonen.
Achteruitrijlichten: mogen alleen in werking zijn als de achteruitversnelling ingeschakeld is. Reflectoren (achter): glas moet heel zijn en van goedgekeurd type zijn. 18 Brandstoftank en leidingen Tank en leidingen behoren in goede staat te verkeren en mogen geen lekkage vertonen. De tank en de leidingen dienen goed bevestigd te zijn. 19 LPG-installatie Op het kentekenbewijs dient onder brandstof een G te staan in plaats van een B. Alle onderdelen dienen goed te functioneren.
28 Roest aan de carrosserie Algemene eisen a. Dragende delen mogen niet zover zijn doorgeroest dat de stijfheid van de carrosserie hierdoor gevaar loopt. b. Spatborden en andere delen aan de buitenzijde van de carrosserie mogen niet zover zijn doorgeroest dat zij los kunnen raken. c. Spatborden en andere delen aan de buitenzijde van de carrosserie mogen niet zover zijn doorgeroest dat er hierdoor scherpe randen ontstaan die gevaar op kunnen leveren voor de overige verkeersdeelnemers. d.
Onderhoud en milieu Het milieu staat steeds meer in de belangsteliing. En terecht: een schoon milieu is in ieders belang. En is 66k ieders verantwoordelijkheid. Bij elke onderhoudsbeurt en bij praktisch iedere reparatie aan een auto ontstaan milieuschadelijke afvalstoffen. Veel van deze afvalstoffen zijn ook in geringe hoeveelheden schadelijk voor het milieu.
Tip 4 Meng geen verschillende vloeistoffen. Houd ze gescheiden. Afgewerkte olie Hoewel olie min of meer een natuurproduct is, kan olie bij morsen of lozen in de b dem of in het riool milieuschade opleveren. Olie wordt maar langzaam afgebroke gemorste olie verstoort het bodemleven of kan het grondwater en drinkwater verVl len, lozing van olie in het riool geeft ernstige storingen bij de zuiveringsinstallati Bovendien zijn olievlekken op straat en op een parkeerterrein gewoon een viI gezicht.
Tip 9 boen, ,uitie. 'ies de en. anhe- 'er- Vang gebruikte koelvloeistof op, houd deze apart en lever deze in bij het afvalstoffendepot. Ook in ruitensproeiervloeistof zitten vaak ch em ische m iddelen die m ilieuproblemen veroorzaken. Dit is niet nodig. Een zeer goed werkende en milieuvriendelijke ruitensproeiervloeistof is water, gemengd met spiritus (5:1) en een dopje afwasmiddel. Bovendien veel goedkoper. Tip 10 Gebruik als ruitensproeiervloeistof water, gemengd met spiritus en zeepsop.
Tip 14 Verfresten en resten antiroestmiddel, plamuur en dergelijke bevatten schadelijke zware metalen. Lever ze daarom in bij het afvalstoffendepot in uw gemeente. Dit geldt oOK voor uw lege spuitbussen en resten polyester. Asbest In remblokken, remvoeringen en koppelingsplaten zit vaak asbest verwerkt. Bij auto's vanaf het bouwjaar 1989 is het gebruik van asbest verboden. Bij werkzaamheden aan asbesthoudende onderdelen komt asbeststof vrij.
jke Dit Bij he- in- het :often dit an- )st- uw het llijof ilig Bet te Ite.