Exterieur 2a 6 Sleutel - Afstandsbediening Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 6b 2b Verklaring 6a : verwijzing rubriek : verwijzing bladzijde Motorkap openen 2a 17 Schuifdeur Trek de handgreep naar u toe en schuif de deur naar achteren tot voorbij het zware punt. 2b 20 Wees oplettend bij alle werkzaamheden onder de motorkap.
Exterieur 2d 7 Achterdeuren Asymmetrisch (2/3 - 1/3). 2e 7b Met behulp van de vergrendeling kan de kleine achterdeur geopend blijven tijdens het rijden, terwijl de grote achterdeur gesloten blijft. 2c 4 7a Dankzij deze voorziening bedraagt de openingshoek van de achterdeuren circa 180°. 23 Reservewiel en bandenreparatieset Girafon De girafon is alleen mogelijk in combinatie met achterdeuren. 7a 142, 143 Achterklep en achterruit Parkeerhulp Trek aan de lus om de achterklep te sluiten.
8 Interieur COCKPIT 1. Schakelaar verlichting/ richtingaanwijzers. 2. Instrumentenpaneel met display. 3. Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers/boordcomputer. 4. Contact. 5. Bediening autoradio. 6. Bestuurdersairbag/claxon. 7. Hendel stuurwielverstelling. 8. Bediening snelheidsregelaar/begrenzer. 9. Bedieningspaneel parkeerhulp/koplampverstelling, ESP, Stop & Start 10. Hendel motorkapontgrendeling. 11. Schakelaars elektrisch verstelbare buitenspiegels.
9 Interieur MIDDENCONSOLE 1. Bedieningspaneel ruitbediening. 2. Bedieningspaneel alarmknipperlichten/centrale vergrendeling. 3. Aansteker. 4. Bediening verwarming/ventilatie. 5. Opbergvak. 6. Grip Control. 4 110 2 40 4 9.1 9. Selectiehendel elektronisch bediende versnellingsbak. 10. Oproep naar Urgence of Assistance. IN EEN OOGOPSLAG 7. Autoradio. 8. Display.
Interieur 10 COMFORT Stuurwiel Opbergvakken Hoogte-/diepteverstelling stuurwiel. Bestuurdersstoel 2 Het gereedschapsset bevindt zich onder de rechter voorstoel. 42 3 84 3 102 1. Verstelling in 2. Rugleuningverstelling. lengterichting. Autogordels 3. Hoogteverstelling 4. Hoogte- en zitgedeelte. hoekverstelling hoofdsteun. 3 65 Buitenspiegels Hoogteverstelling. Vastmaken. Handmatige verstelling. Elektrische verstelling.
Interieur 11 ZICHT Schakelaar ruitenwissers Verlichting uitgeschakeld. 2 1 I 0 Parkeerlichten. Grootlicht (blauw). Dimlicht (groen). AUTO, automatische inschakeling verlichting. Lampen vervangen Let er bij slechte of winterse weersomstandigheden op dat de koplampen niet worden bedekt door modder of sneeuw. hoge snelheid. normale snelheid. interval. uit. één keer wissen. 7 AUTO, duw de schakelaar één keer naar beneden.
Interieur 12 RIJDEN Hill Start Assist Snelheidsregelaar De snelheid van de auto moet hoger zijn dan 40 km/h en minimaal de 4e versnelling moet ingeschakeld zijn. 53 3 Autoradio Als u het rempedaal loslaat, hebt u ongeveer 2 seconden de tijd om weg te rijden, zonder dat de auto achteruitrolt of u de handrem hoeft te gebruiken. 2 9 47 Noodoproepknop Via deze on-board functie kunt u een noodoproep laten uitgaan naar de hulpverlenende instantie van CITROËN.
Interieur 13 INTERIEUR Voorzieningen vóór Modutop dak, parfumeur 82 Het multifunctionele dak verlengt de standaard dakconsole. De parfumeur werkt via de luchtroosters in de dakconsole. 3 Centrale console met opbergruimte Deze kan worden vastgeklikt tussen de 1e en 2e zitrij en biedt extra opbergruimte en 2 bekerhouders. 83 3 86, 88 Armsteun Verwijder de armsteun of de extra uitneembare console om de passagiersstoel neer te kunnen klappen in de tafelstand.
Interieur 14 VOORZIENINGEN ACHTERIN Achterstoelen, 5 zitplaatsen 3 Bagagescherm, 5 zitplaatsen 70 3 Galerij laadruimte 94 3 100 Maximale belasting Dakconsole: 5 kg. Modutop dak: - opbergvakken middelste gedeelte: 6 kg, - bagageruimte: 10 kg, - dakdragers in lengte- of breedterichting: 35 kg. Dwarsdragers: 75 kg. Galerij laadruimte: 10 kg per stang.
Interieur 15 KINDEREN IN DE AUTO 5 Spiegel naar achterpassagiers 126 Antiklemvoorziening 3 Kinderzitjes 103 Uitschakelen airbag 3 104 5 120 IN EEN OOGOPSLAG Kinderbeveiliging schuifdeur 5 119 1
Interieur 16 VENTILATIE Tips voor het instellen van de handbediende airconditioning Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie A/C Warm Verwarming 3 - 59 Koud Ontdooien Ontwasemen 3 63 Bij de automatische airconditioning is het raadzaam de stand AUTO te gebruiken, ongeacht de gewenste werking.
17 Toegang tot de auto Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor worden gestart. AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Druk op deze knop om uw auto te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers. Centrale vergrendeling Druk op deze knop om uw auto te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers.
Toegang tot de auto 18 Uitklappen/inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Druk om de sleutel in te klappen op deze verchroomde knop en duw de sleutel in de houder. Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme beschadigd raken. Gebruiksvoorschrift Houd de afstandsbediening vrij van vet, stof en vocht. Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger, ...), kan storingen veroorzaken.
Toegang tot de auto Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor de elektronische startblokkering. Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. De sleutelbaard moet volledig worden uitgeklapt om een goede communicatie van de startblokkering mogelijk te maken.
20 Toegang tot de auto VOORPORTIEREN Van buitenaf Van binnenuit Gebruik de afstandsbediening om de auto te vergrendelen/ontgrendelen. Steek de sleutelbaard in het slot van het bestuurdersportier als de afstandsbediening niet werkt. Gebruik de portiergreep om het desbetreffende portier te ontgrendelen en te openen. SCHUIFDEUREN Van buitenaf Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren en schuif de schuifdeur tot voorbij het zware punt naar achteren om de deur open te houden.
21 Toegang tot de auto Van binnenuit Gebruiksvoorschrift Ontgrendel de schuifdeur met deze handgreep en schuif de deur naar achteren open tot het zware punt. Open de schuifdeur tot voorbij het zware punt om hem open te houden. Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan. Houd als de auto op een helling staat de schuifdeur vast bij het open- en dichtschuiven.
22 Toegang tot de auto ACHTERKLEP (volgens uitvoering) Van buitenaf Van binnenuit Ruit van de achterklep De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met de afstandsbediening. Druk om de achterklep te openen op de knop onder de sierlijst en trek de klep open. U kunt gebruik maken van een lus om de geopende achterklep te sluiten. Trek de achterklep omlaag tot aan het evenwichtspunt en duw de achterklep vervolgens volledig dicht.
23 Toegang tot de auto De twee achterdeuren zijn asymmetrisch (2/3 - 1/3), met de kleine deur rechts. Ze zijn voorzien van een centraal slot. Van buitenaf Trek om de achterdeuren te openen de handgreep naar u toe. Trek aan de hendel om de rechterdeur te openen. Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de rechterdeur en vervolgens de linkerdeur. Bij uitvoeringen met achterklep is de achterbumper versterkt en kan deze als opstap worden gebruikt.
24 Toegang tot de auto Openen tot ongeveer 180° Van binnenuit De deurvangers maken het mogelijk de achterdeuren tot een hoek van ongeveer 90° tot ongeveer 180° te openen. Trek als de deur is geopend aan de gele hendel. Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug. Trek de handgreep naar u toe om de linkerdeur te openen.
25 Toegang tot de auto GIRAFON - laat het zwarte hendeltje zakken om de girafon te vergrendelen. Door de girafon te vergrendelen, wordt deze goed op het rubber geplaatst waardoor een juiste afdichting, zonder bijgeluiden, is gegarandeerd. Steunstang U heeft de beschikking over een steunstang voor het vervoer van lange stukken na het openen van de girafon. Klap de steunstang neer door de hendel omhoog te zetten. Breng het uiteinde van de stang naar de achterdeursponning.
Toegang tot de auto 26 Anti-overvalsysteem Vergrendeling tijdens het rijden Dit systeem vergrendelt alle portieren zodra sneller wordt gereden dan ongeveer 10 km/h. U kunt dat horen aan het kenmerkende geluid van de centrale vergrendeling. Op het middenpaneel van het dashboard gaat het lampje van de schakelaar branden. Als vervolgens een van de portieren wordt geopend, worden alle portieren weer ontgrendeld.
COCKPIT Displays De informatie die op het instrumentenpaneel wordt weergegeven hangt af van de uitrusting van de auto. INSTRUMENTENPANEEL Klokken 1. Kilometer-/mijlenteller. 2. Display. 3. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter. 4. Toerenteller. 5. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator. 6. Dimmer dashboardverlichting. Displays - Snelheidsbegrenzer/-regelaar. Afgelegde afstand in km/mijl. Onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter, kilometer-/ mijlenteller. Water in brandstoffilter.
28 Cockpit Instrumentenpaneel zonder display TIJD INSTELLEN Middenconsole zonder display - - Met de knop aan de linkerzijde kan het klokje worden ingesteld door de handelingen in onderstaande volgorde uit te voeren: linksom draaien: de minuten knipperen, rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), linksom draaien: de uren knipperen, Middenconsole met display - rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een
Cockpit Verklikkerlampje STOP Handrem / Remvloeistofniveau / REF Motoroliedruk en motorolietemperatuur status signaleert Oplossing - actie brandt, in combinatie met een ander verklikkerlampje en een melding op het scherm. ernstige storingen met betrekking tot de functies "Remvloeistofniveau", "Motoroliedruk en -temperatuur", "Koelvloeistoftemperatuur", "Elektronische remdrukregelaar", "Stuurbekrachtiging". Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat uw auto controleren door het CITROËNnetwerk.
30 Cockpit Verklikkerlampje Koelvloeistoftemperatuur en -niveau status signaleert Oplossing - actie brandt en wijzer in het rode gebied. een abnormale verhoging van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau. knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg het CITROËN-netwerk. blijft kort branden. kleine storingen of waarschuwingen. blijft branden. ernstige storingen.
Cockpit status signaleert Oplossing - actie Airbag vóór / zij-airbag knippert of blijft branden. een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het CITROËN-netwerk. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags". Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde brandt. de airbag is handmatig uitgeschakeld en er is een kinderzitje geplaatst met de rug in de rijrichting. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen aan boord". brandt en wijzer in het rode gebied.
32 Cockpit Verklikkerlampje ABS status signaleert Oplossing - actie Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat uw auto controleren door het CITROËN-netwerk. Geopend portier brandt in combinatie met melding op het display. een niet goed gesloten portier. Controleer of alle portieren goed zijn gesloten. ABS blijft branden. een storing in het antiblokkeersysteem.
Cockpit status signaleert Oplossing - actie brandt. een storing in het roetfilter (niveau dieseladditief, kans op verstopping,...). Laat het filter controleren bij het CITROËNnetwerk. Rubriek 6, onderdeel "Niveaus". 33 Verklikkerlampje Dimlicht / verlichting overdag een handmatig geselecteerde Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand of het automatisch inschakelen van de verlichting. stand. brandt.
34 Cockpit Pictogram op het display status signaleert Oplossing - actie Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is geselecteerd Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars" . Voorgloeien dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de dieselmotor noodzakelijk is (koude omstandigheden).
Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - 1: de brandstoftank is volledig gevuld (ongeveer 60 liter). - 0: de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank aanwezig is. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich vóór het rode gebied: normale werking.
36 Cockpit EMISSIEREGELING Te lage bandenspanning Sensor(en) niet gedetecteerd EOBD (European On Board Diagnosis) is een Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van: - CO (koolmonoxide), - HC (koolwaterstoffen), - NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot wordt gecontroleerd door de lambdasondes voor en achter de katalysator.
De onderhoudsindicator informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, afhankelijk van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden het sleutelsymbool branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Cockpit 38 Op 0 zetten Het CITROËN-netwerk zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: - zet het contact af, - druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
39 Versnellingsbak en stuurwiel VERSNELLINGSBAK Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed op de vloer bevestigd is, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken.
Versnellingsbak en stuurwiel 40 Elektronisch bediende 6-versnellingsbak Starten van de motor - Om de motor te kunnen starten moet de selectiehendel zich in stand N bevinden. - Trap het rempedaal krachtig in. - Bedien de startmotor. - Plaats bij een draaiende motor de selectiehendel in stand R, A of M. - Laat het rempedaal los en geef gas. Als de selectiehendel niet in stand N staat en/of het rempedaal niet is ingetrapt, kan de motor niet wordne gestart. Herhaal de hierboven beschreven procedure.
Versnellingsbak en stuurwiel Geautomatiseerde stand Inschakelen van de geautomatiseerde stand Plaats de selectiehendel in stand A. De versnellingsbak werkt nu in de geautomatiseerde stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak selecteert zelf de versnelling die het best past bij de volgende factoren: - rijstijl, - wegdek, - optimaal brandstofverbruik. Handbediende stand Inschakelen van de handbediende stand - Plaats de selectiehendel in stand M.
Versnellingsbak en stuurwiel 42 Accelereren Om optimaal te accelereren (bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft u slechts het gaspedaal voorbij de weerstand in te trappen. Stilstaande auto met draaiende motor Als de auto langere tijd met draaiende motor stilstaat, schakelt de versnellingsbak automatisch neutraalstand N in. Afzetten van de motor Voordat u de motor afzet, moet u de selectiehenald in de stand N zetten: In alle gevallen moet echter altijd de handrem worden bediend.
Versnellingsbak en stuurwiel 42 Accelereren Om optimaal te accelereren (bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft u slechts het gaspedaal voorbij de weerstand in te trappen. Stilstaande auto met draaiende motor Als de auto langere tijd met draaiende motor stilstaat, schakelt de versnellingsbak automatisch neutraalstand N in. Afzetten van de motor Voordat u de motor afzet, moet u de selectiehenald in de stand N zetten: In alle gevallen moet echter altijd de handrem worden bediend.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start 44 Motor in START-stand zetten Het controlelampje "ECO" gaat uit en de motor wordt gestart: - bij een handgeschakelde versnellingsbak, trapt u het koppelingspedaal helemaal in, bij een elektronisch bediende 6-versnellingsbak: met de selectiehendel in stand A of M, wanneer u het rempedaal loslaat. of met de selectiehendel in stand N en het rempedaal los, wanneer u de selectiehendel in stand A of M zet, of wanneer u de achteruitversnelling inschakelt.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan opnieuw actief; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er verschijnt een melding op het instrumentenpaneel. Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet. Storingen Onderhoud Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF" eerst knipperen en brandt vervolgens permanent. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Starten en stoppen Gebruiksvoorschrift: starten Verklikkerlampje geopend portier Controleer als dit lampje brandt of de portieren, achterdeuren, schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten! Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor Als de motor voldoende op temperatuur is, gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit en kunt u de motor direct starten. Wacht bij koud weer tot dit lampje uitgaat en zet vervolgens de startmotor in werking (stand "Starten") tot de motor aanslaat.
HILL HOLDER Werking Deze aan het ESP gekoppelde functie vereenvoudigt het wegrijden op een helling en wordt geactiveerd onder de volgende omstandigheden: - de auto moet stilstaan met draaiende motor en het rempedaal ingetrapt, - de helling moet steiler zijn dan 5%, - bij het omhoog rijden op een helling moet de versnellingsbak in de neutraalstand staan of moet een versnelling zijn ingeschakeld, maar niet de achteruitversnelling, - bij het afdalen van een helling moet de achteruitversnelling zijn ingeschak
Stuurkolomschakelaars 48 Lichten uit Automatische verlichting Parkeerlichten Dimlicht (groen) Grootlicht (blauw) RICHTINGAANWIJZERS LICHTSCHAKELAAR Knipperlichten Verlichting vóór en achter Draai de ring A om de verlichting in te schakelen. Links: omlaag duwen tot voorbij het zware punt. Rechts: omhoog duwen tot voorbij het zware punt. Functie "snelweg" Duw de schakelaar één keer omhoog of omlaag om de richtingaanwijzer aan de desbetreffende zijde driemaal te laten knipperen.
Stuurkolomschakelaars 48 Lichten uit Automatische verlichting Parkeerlichten Dimlicht (groen) Grootlicht (blauw) RICHTINGAANWIJZERS LICHTSCHAKELAAR Knipperlichten Verlichting vóór en achter Draai de ring A om de verlichting in te schakelen. Links: omlaag duwen tot voorbij het zware punt. Rechts: omhoog duwen tot voorbij het zware punt. Functie "snelweg" Duw de schakelaar één keer omhoog of omlaag om de richtingaanwijzer aan de desbetreffende zijde driemaal te laten knipperen.
Mistlampen vóór (groen, draai de ring 1 stand naar voren). Mistachterlichten (amberkleurig, draai de ring 2 standen naar voren). Draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is.
50 Stuurkolomschakelaars Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Follow me home Deze functie zorgt ervoor dat bij afgezet contact de dimlichten even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Handmatige bediening - Geef binnen 1 minuut na het afzetten van het contact een "lichtsignaal".
50 Stuurkolomschakelaars Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Follow me home Deze functie zorgt ervoor dat bij afgezet contact de dimlichten even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Handmatige bediening - Geef binnen 1 minuut na het afzetten van het contact een "lichtsignaal".
De ruitenwissers werken automatisch in de stand AUTO, waarbij de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt aangepast. De werking van de ruitenwissers in andere standen dan de stand AUTO komt overeen met die van de handbediende ruitenwissers. 51 Stuurkolomschakelaars Inschakelen Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het display. RUITENWISSERSCHAKELAAR Handbediende ruitenwissers vóór 2 1 I 0 Hoge snelheid (hevige neerslag).
52 Stuurkolomschakelaars Ruiten- en koplampsproeiers Trek de hendel naar u toe, de ruitensproeiers treden in werking in combinatie met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers. De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd en wordt de ingestelde snelheid weergegeven: 53 Stuurkolomschakelaars Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsregelaar". Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 107 km/h). SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid. Met dit systeem kan de bestuurder, bij normaal doorstromend verkeer met een constante zelf ingestelde snelheid rijden, behalve op steile hellingen.
54 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie - Zet de draaiknop in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Eerste keer activeren/instellen van een snelheid - Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid. - Druk op de toets SET- of SET+. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen/geactiveerd en deze snelheid wordt door de auto gehandhaafd.
Stuurkolomschakelaars De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Uitschakelen van de functie - Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem volledig uit te schakelen. Ingestelde snelheid annuleren Zonder het gaspedaal: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen.
Stuurkolomschakelaars 56 Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd en wordt de ingestelde snelheid weergegeven: Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsbegrenzer". Functie uitgeschakeld, laatst ingestelde snelheid - OFF (bijvoorbeeld bij 107 km/h). Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 107 km/h). SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" "Dit is de gekozen snelheid die de bestuurder niet wil overschrijden".
57 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie Draai de knop in de stand LIMIT. De begrenzer is dan geselecteerd, maar nog niet actief. Het display geeft de laatst ingestelde snelheid weer. Instellen van een snelheid Inschakelen/uitschakelen (Off) Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Verhogen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen.
58 Stuurkolomschakelaars Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt. wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display. Laat om de begrenzer weer in te schakelen de snelheid zakken tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
59 Ventilatie Bedieningspaneel verwarming Bedieningspaneel airconditioning VENTILATIE Luchtopbrengst Temperatuur Zet de knop in de gewenste stand: van blauw, toevoer van koude lucht, de beenruimte, De kracht van de luchttoevoer via de uitstroomopeningen varieert van 1 tot 4. In de stand 0 is er geen luchttoevoer. Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort. de voorruit en de beenruimte, Luchtverdeling naar rood, toevoer van warme lucht.
Ventilatie 60 Toevoer van buitenlucht Het lampje van de toets is uit. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Luchtrecirculatie in het interieur Het lampje van de toets brandt. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en rookoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt en de aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of de airconditioning (knop temperatuurregeling naar blauw) sneller vergroot.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen. De automatische stand wordt uitgeschakeld zodra u de instellingen handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
Ventilatie 62 Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.
63 Ventilatie Handbediening Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels Zet de schakelaar van de luchtverdeling in deze stand. Schakel de airconditioning in. Zet de knop van de temperatuurregeling in deze stand. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen (lampje uit). Zet de aanjager in de hoogste stand.
64 Ventilatie ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN Automatische stand: programma "zicht" Voor het snel ontwasemen of ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, vorst) kan het programma "comfort" (AUTO) niet toereikend blijken. Kies dan het programma "zicht". Het verklikkerlampje van het programma "zicht" gaat branden. Het systeem schakelt de airconditioning in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de optimale luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten. De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.
65 Stoelen VOORSTOELEN De volgende verstellingen zijn mogelijk: 2 - Rugleuningverstelling Trek de hendel naar voren en zet de rugleuning in de gewenste stand door met uw rug tegen de leuning te drukken. 3 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel Omhoog: trek de hendel omhoog en verlicht de druk op de stoel. Omlaag: trek de hendel omhoog en laat uw gewicht op de stoel rusten.
66 Stoelen Hoogteverstelling van de hoofdsteun Omhoog: schuif de hoofdsteun omhoog in verticale richting. Omlaag: druk de knop in en schuif de hoofdsteun omlaag in verticale richting. De hoofdsteun is correct afgesteld als de bovenzijde van het hoofd en de bovenzijde van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevinden. Verwijderen: druk op de knop en trek de hoofdsteun omhoog. Terugplaatsen: steek de stangen van de hoofdsteunen in de desbetreffende openingen, onder dezelfde hoek als de rugleuning.
67 Stoelen Hoogste stand: optillen en omhoog trekken. Laagste stand: druk op de bovenkant om hem lager te zetten. Om hem te verwijderen, na hem omhoog te hebben gebracht, op de lip drukken en de hoofdsteun optillen. Om hem weer te plaatsen, de stangen van de hoofdsteun in de openingen plaatsen, loodrecht ten opzichte van de rugleuning en COMFORT Hoofdsteun ACHTERBANK De achterbank 1/3 - 2/3 is voorzien van hoofdsteunen. Elk deel 1/3 - 2/3 is neerklapbaar, en vervolgens los te verwijderen.
68 Stoelen Neergeklapte stand - Til de grijze bedieningsstang aan de achterzijde van de zitting op. Terugplaatsen Kantel het geheel naar achteren tot in de vergrendeling. Zet de rugleuning rechtop. De vergrendeling van de stoel is correct als de knop (aan de bovenzijde van de rugleuning) niet meer zichtbaar is. Voorbeeld van handelingen voor het deel 1/3. Deze zijn identiek voor het deel 2/3. - Zet de hoofdsteunen in de laagste stand. - Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren.
Terugplaatsen van de achterbank - 69 Stoelen Plaats de achterbank (deel 1/3 en/of 2/3) in verticale stand. Plaats de haken tussen de twee stangen. Klap de achterbank naar achteren. Om de achterbank (deel 1/3 en/of 2/3) terug te plaatsen in de stand "vervoer van passagiers", zie de vorige pagina bij "neergeklapte stand". - Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren. Plaats de bank (deel 1/3 en/of 2/3) in neergeklapte stand. - Zie de vorige pagina bij "neergeklapte stand".
70 Stoelen Hoofdsteun Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog. Omlaag: duw de hoofdsteun omlaag. Trek de hoofdsteun volledig omhoog, druk op de borglip en til de hoofdsteun op om hem te verwijderen. Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen recht in de openingen van de rugleuning. De drie afzonderlijke achterstoelen zijn voorzien van kommavormige hoofdsteunen. Als de rugleuning van de middelste stoel op de zitting is geklapt, kan de achterzijde daarvan gebruikt worden als tafeltje met bekerhouder.
Stoelen 71 Rechtop zetten van de rugleuning Ontgrendel de rugleuning door aan de hendel te trekken en zet de rugleuning in de oorspronkelijke stand. Controleer nadat u de rugleuning rechtop hebt gezet of deze goed is vergrendeld. Rugleuningverstelling Terugzetten van de stoel - - Bedien de hendel om de rugleuning te verstellen. Stoel in de portefeuillestand zetten - Rugleuning in de tafelstand zetten - Trek aan de hendel om de rugleuning op de zitting te klappen.
Stoelen 72 Gebruiksvoorschrift Verwijderen van de stoel Terugzetten van de stoel - - - Schuif indien nodig de voorstoel naar voren en zet de hoofdsteun omlaag. Zet de stoel in de neergeklapte stand. Raadpleeg het gedeelte "neergeklapte stand" op de vorige bladzijde. - Druk op de rode hendel om de voorste verankeringspunten los te maken. Kantel het geheel ongeveer 45° naar achteren zonder de hendel los te laten. Laat de hendel los.
73 Stoelen ACHTERSTOELEN (7 ZITPLAATSEN) De stoelen op de tweede en derde zitrij zijn afzonderlijk verstelbaar. Elke stoel is uitneembaar en heeft een vaste plaats in de auto, zoals aangegeven op de sticker. De stoelen zijn voorzien van kommavormige hoofdsteunen. Omhoog: druk op de borglip en til de hoofdsteun op. Omlaag: druk op de borglip en duw de hoofdsteun omlaag. Trek de hoofdsteun volledig omhoog, druk op de borglip en til de hoofdsteun op om hem te verwijderen.
74 Stoelen Stoelen tweede zitrij Stoel links Stoel midden Stoelen derde zitrij Stoel links Stoel rechts Stoel rechts
Stoelen Flexibele indeling stoelen tweede zitrij Let voordat u de stoel terugklapt op het volgende: - de voeten van een passagier op de derde zitrij mogen zich niet op de verankeringspunten op de vloer bevinden, - de stoel moet goed zijn verankerd op de vloer, - de passagier moet de autogordel kunnen gebruiken. Stoel in de portefeuillestand zetten - Zet de stoel in de portefeuillestand. - Trek aan de rode riem aan de achterzijde van de stoel om de steunen uit de verankerpunten op de vloer te verwijderen.
76 Stoelen Flexibele indeling stoelen derde zitrij Rugleuning in de tafelstand zetten - Duw de hoofdsteun volledig omlaag. - Bedien de hendel om de rugleuning op de zitting te klappen. Rechtop zetten van de rugleuning - Ontgrendel de rugleuning door aan de hendel te trekken en zet de rugleuning in de oorspronkelijke stand. Controleer of de stoel goed verankerd is. Stoel in de portefeuillestand zetten - Zet de stoel in de tafelstand.
77 Stoelen Instappen - Zet de stoel op de tweede zitrij in de tafelstand. - Zet de stoel in de portefeuillestand om de instap te vergemakkelijken. Controleer voordat u de stoel terugzet in de oorspronkelijke stand of de voeten van een passagier op de derde zitrij zich niet op de verankeringspunten van de stoel op de tweede zitrij bevinden. Uitstappen - Duw de hoofdsteun volledig omlaag. - Bedien de gele hendel aan de achterzijde van de rugleuning van de tweede zitrij.
78 Stoelen Bediening stoelen tweede zitrij Verwijderen van de stoel - Schuif indien nodig de voorstoel naar voren. - Duw de hoofdsteun omlaag. - Zet de stoel in de portefeuillestand. - Kantel de stoel naar voren en til hem vervolgens op. Terugzetten van de stoel Op de sticker op de stoel kunt u zien op welke plaats deze hoort. - Plaats de haken van de voorste steunen tussen de twee stangen. - Kantel de stoel naar achteren om de achterste verankeringspunten vast te zetten.
Stoelen Bediening stoel derde zitrij Verwijderen van de stoel - Duw de hoofdsteun omlaag. - Zet de stoel in de portefeuillestand. - Klap de stoel naar voren. - Neem de neergeklapte stoel aan beide zijden vast, beweeg de stoel naar voren en til hem omhoog. Terugzetten van de stoel Op de sticker op de stoel kunt u zien op welke plaats deze hoort. - Plaats de haken van de voorste steunen tussen de twee stangen.
80 Stoelen FLEXIBEL INTERIEUR EN STOELOPSTELLINGEN Stoelopstellingen 5 zitplaatsen
Stoelopstellingen 7 zitplaatsen Het wijzigen van de opstellingen dient uitsluitend te gebeuren als de auto stilstaat.
82 Praktische voorzieningen Bovenste opbergvak 1. Onderste opbergvak Het opbergvak bevindt zich bovenop het dashboard, achter het stuurwiel. Het optillen van het deksel wordt vergemakkelijkt door een uitsparing. Beweeg het deksel met de hand omhoog tot deze volledig geopend is. Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel omlaag en druk vervolgens kort op het midden van het deksel. Het morsen van vloeistof kan kortsluiting veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Praktische voorzieningen Middenconsole met opbergruimte Dankzij deze console is er aanmerkelijk meer opbergruimte: de console is uitneembaar en wordt op een steun vastgezet waarin in het achterste gedeelte twee bekerhouders aanwezig zijn. Controleer of het flesje of blikje stevig in de bekerhouder op zijn plaats wordt gehouden en tijdens het rijden niet kan omvallen. Gemorste vloeistof kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.
84 Praktische voorzieningen Opbergladen onder de stoelen Opbergruimte onder de stoelen Afhankelijk van de uitvoering is onder beide voorstoelen een opberglade aanwezig. In de vloer onder de voorstoelen zijn opbergvakken met of zonder deksel aanwezig. Beweeg de stoel naar voren om deze opbergvakken te bereiken. Het deksel kan vanaf de achterzijde van de stoel worden geopend.
INDELING ZITPLAATSEN Opbergvakken in de vloer Onder de voetenruimte van de achterpassagiers bevinden zich twee opbergvakken in de vloer. Steek, om de opbergvakken te openen, uw vingers in de opening en til het deksel op. Vliegtuigtafeltjes Zonneschermen opzij Trek, om het tafeltje uit te klappen, het tafeltje omhoog en plaats het in horizontale positie. Het tafeltje is uit veiligheidsoverwegingen zo ontwikkeld dat het onder zware belasting losschiet.
86 Praktische voorzieningen MODUTOP DAK Het multifunctionele dak verlengt de dakconsole. Het bestaat uit de volgende onderdelen: Opbergvakken Plafonnier Aan beide zijden van het dak hebt u de beschikking over opbergvakken. Deze opbergvakken hebben een maximale capaciteit van 6 kg. Dankzij de transparante bodem kunt u vanuit het interieur zien wat zich in de opbergvakken bevindt. Plaats geen voorwerpen in de opbergvakken die gevaar voor de inzittenden kunnen opleveren.
87 Praktische voorzieningen Van buitenaf Luchtroosters Achterste opbergkoffer De achterste opbergkoffer is bereikbaar vanaf de achterzitplaatsen en vanuit de bagageruimte. Vanaf de achterzitplaatsen kunt u de kleppen openschuiven. Vanuit de bagageruimte kunt de opbergkoffer openen door uw duim in de uitsparing te plaatsen en aan de handgreep te trekken. Open de opbergkoffer voorzichtig om te voorkomen dat er voorwerpen uit vallen. De opbergkoffer heeft een maximale capaciteit van 10 kg.
88 Praktische voorzieningen Verwijderen van de parfumeur Door middel van de parfumeur kan een parfum in het interieur worden verspreid via de ventilatieroosters in het dak. Instelling van de hoeveelheid Draai aan de verchroomde knop om de hoeveelheid parfum te regelen: - naar links om te verlagen, - naar rechts om te verhogen. Draai de knop maximaal naar links om de parfumeur uit te schakelen. - Druk de knop in en draai deze gelijktijdig een kwart omwenteling naar links tot aan de aanslag.
89 Praktische voorzieningen Vervangen van een geurpatroon Gebruiksvoorschrift De knop van de parfumeur A kan alleen samen met een geurpatroon in het dak worden aangebracht. Zorg dus altijd dat u over de knop A en een geurpatroon beschikt. De navulpatronen kunnen aangeschaft worden bij het CITROËN-netwerk. Aanbrengen van de parfumeur Na het aanbrengen of vervangen van de geurpatroon: - Breng de parfumeur aan in zijn houder. - Draai de parfumeur een kwart omwenteling naar rechts.
90 Praktische voorzieningen DAKSTANGEN Modutop dak De twee in lengterichting geplaatste dakstangen van het Modutop dak zijn afneembaar. Het maximale toegestane gewicht op iedere dakstang is 35 kg. Voorschriften voor het beladen van het dak: - Open de beschermplaatjes. - Verwijder de 4 schroeven met een schroevendraaier (opgeborgen in de gereedschapstas onder de rechterstoel). - Draai de stangen 90°, met de holle delen naar voren. - Draai de 4 schroeven vast. - Sluit de beschermplaatjes.
ALLESDRAGER Als er dwarsstangen op deze dakdragers worden gemonteerd, mag, als het door de fabrikant toegestane gewicht op deze stangen niet lager is, maximaal 75 kg lading op het dak vervoerd worden.
92 Praktische voorzieningen Plafonnier vóór Automatisch inschakelen/ uitschakelen De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald, bij het ontgrendelen van de auto, zodra een voorportier wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet contact.
93 Praktische voorzieningen UITNEEMBARE LAMP (5 ZITPLAATSEN) Gebruik van de uitneembare lamp Neem de lamp uit de houder door hem omhoog te trekken. Druk op de knop achter op de lamp om de lamp aan of uit te zetten. U kunt de standaard gebruiken om, bijvoorbeeld bij het verwisselen van een wiel, optimaal te worden bijgelicht. Opbergen van de zaklamp Berg de zaklamp altijd in de houder op door eerst de onderzijde in de houder te plaatsen.
94 Praktische voorzieningen BAGAGESCHERM (5 ZITPLAATSEN) Deze plaat onttrekt voorwerpen in de bagageruimte aan het oog. Opklappen Klap, vanuit de bagageruimte, het achterste gedeelte van het bagagescherm op door het op te tillen en uit de inkeping C te halen. Verwijderen Klap het bagagescherm op. Haal deze uit de inkepingen A en B door het bagagescherm naar u toe te trekken. Til het bagagescherm op verwijder het geheel. Plaatsen Plaats het bagagescherm voor de inkepingen A en B.
12 V-aansluiting (maximaal 120 W) Sjorogen Bagagenet Beperk het gebruik ervan om de accu niet te ontladen. Zet met deze sjorogen uw lading vast op de vloer. Open het afdekkapje in de steun van de haak. Bevestig, nadat de stang een kwart omwenteling gedraaid is, de bovenzijde van het net in de uitsparingen. Controleer of het uiteinde van de stang op de juiste wijze in het metalen gedeelte van de houder is bevestigd. Bevestig de banden op de desbetreffende plaatsen op de vloer.
96 Praktische voorzieningen VOORZIENINGEN ACHTERIN (7 ZITPLAATSEN) Bekerhouders 12 V-aansluiting (maximaal 120 W) Sjorogen Elke met een vloeistof gevulde beker of mok die in het interieur wordt vervoerd kan omvallen en brengt daarom risico's met zich mee. Wees hierop alert. Beperk het gebruik ervan om de accu niet te ontladen. Gebruik de sjorogen op de vloer om uw bagage stevig vast te zetten. De verankerpunten voor de autogordels mogen hier niet voor worden gebruikt.
Autogordels Kleppen opbergvak Let er op dat de middelste autogordel op de juiste wijze is opgerold en in de daarvoor bestemde opening in het dak is geplaatst. Voorkom dat de gordelsluitingen op de derde zitrij gaan rammelen door ze zo hoog mogelijk bij de doorvoer in het dak te plaatsen. De bevestigingsogen voor de gordelsluitingen aan weerszijden van de bagageruimte mogen niet worden gebruikt om lading vast te zetten. Trek de desbetreffende klep open.
98 Praktische voorzieningen BAGAGESCHERM Het bagagescherm is een flexibel scherm met oprolmechanisme. Let erop geen zware voorwerpen te plaatsen op het scherm in uitgerolde positie. Plaatsen Zet de stoelen op de derde zitrij in de portefeuillestand. Til het deksel van de opbergruimte in de dorpel van de bagageruimte op. Neem het oprolmechanisme in het midden vast en duw het in de richting van de linker stijl. Til het geheel op.
Praktische voorzieningen Verwijderen Trek het bagagescherm vanuit de bagageruimte naar u toe om het uit de steunen te verwijderen. Geleid het bagagescherm tijdens het oprollen. Neem de klemmen van de drie schermen los van de hoofdsteunen op de tweede zitrij. Druk het oprolmechanisme aan de linkerzijde in om het uit de steun B te kunnen verwijderen. Til het scherm op en kantel het naar voren.
Praktische voorzieningen BAGAGESCHERM Het bagagescherm is een flexibel scherm met oprolmechanisme. Let erop geen zware voorwerpen te plaatsen op het scherm in uitgerolde positie. Plaatsen Zet de stoelen op de derde zitrij in de portefeuillestand. Til het deksel van de opbergruimte in de dorpel van de bagageruimte op. Neem het oprolmechanisme in het midden vast en duw het in de richting van de linker stijl. Til het geheel op.
Praktische voorzieningen Verwijderen Trek het bagagescherm vanuit de bagageruimte naar u toe om het uit de steunen te verwijderen. Geleid het bagagescherm tijdens het oprollen. Neem de klemmen van de drie schermen los van de hoofdsteunen op de tweede zitrij. Druk het oprolmechanisme aan de linkerzijde in om het uit de steun B te kunnen verwijderen. Til het scherm op en kantel het naar voren.
Praktische voorzieningen De galerij bestaat uit twee stangen die onder het dak worden aangebracht, waarbij de ruimte daaronder vrij blijft voor inzittenden. Met deze galerij kunt u lange voorwerpen (minimaal 2 meter) vervoeren, als u de achterdeuren of achterklep hebt gesloten. De lange lading moet steunen op het opbergvak boven de voorruit en de twee stangen.
Opbergen Wanneer u de stangen niet gebruikt: - draai de knoppen gedeeltelijk los, - til de stang iets op, - kantel 180° omhoog, - draai de knoppen weer vast. 101 Praktische voorzieningen Montage van de stang - Maak de kunststof afdekplaatjes C los. Draai de knoppen aan het uiteinde van de stang helemaal los. Houd de stang vast aan de uiteinden en schuif deze naar binnen. Haal het metalen eindstuk A eruit door de stang bij het uiteinde als een spuit vast te houden.
Spiegels en ruiten SPIEGELS Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Deze buitenspiegels worden niet verwarmd. Elektrisch verstelbare buitenspiegels - Zet de knop naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. - Duw de knop in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. - Zet de knop weer in het midden.
Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. Vensters voor tol-/ parkeerkaarten De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd.
Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. Vensters voor tol-/ parkeerkaarten De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd.
Spiegels en ruiten 104 Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Open de ruit volledig en sluit de ruit. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Gebruiksvoorschrift ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde 2.
105 Veiligheid tijdens het rijden Druk deze knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden. Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in.
106 Parkeerhulp PARKEERHULP ACHTER De parkeerhulp achter met geluidssignalen en/of een grafische weergave bestaat uit vier parkeersensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich binnen het bereik van het systeem achter de auto bevindt. Het waarschuwt u niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.
Storing Als het systeem bij het inschakelen van de achteruitversnelling niet werkt, gaat het lampje van de schakelaar branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. 107 Parkeerhulp Gebruiksvoorschrift Druk op deze schakelaar om het systeem te activeren of te deactiveren. De geactiveerde of gedeactiveerde toestand van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Veiligheid tijdens het rijden 108 NOODREMASSISTENTIE (AFU) (ABS - REF) Het ABS zorgt samen met de elektronische remdrukregelaar (REF) tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, terwijl de remdrukregelaar de remdruk over de vier wielen verdeelt. Gebruiksvoorschrift Het ABS treedt automatisch in werking als één van de wielen dreigt te blokkeren.
Werking van het ASR- en ESP-systeem Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP. Uitschakelen ASR/ESP Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest. Het systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor.
Veiligheid tijdens het rijden 110 Gebruiksvoorschriften Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen. Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden: - het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, ...
In de stand "Sneeuw" past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft. Tijdens het optrekken optimaliseert het systeem de wielslip zodanig dat de beschikbare grip effectief wordt gebruikt voor een maximale acceleratie. De stand ESP OFF is alleen geschikt bij het ESP OFF voor wegrijden en bij lage snelheden. Deze stand is alleen mogelijk bij snelheden tot 50 km/h.
Veiligheidsgordels Hoogteverstelling Losmaken Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). Druk op de rode knop. Vastmaken Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor het verklikkerlampje branden.
Veiligheidsgordels De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. De veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners werken alleen als het contact aan staat. U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken.
Veiligheidsgordels Tweede zitrij De drie zitplaatsen zijn uitgerust met driepuntsgordels en oprolautomaten. Let er bij het neerklappen van de buitenste stoelen of het neerklappen van de rugleuningen in de tafelstand op dat de autogordel van de middelste zitplaats niet knel komt te zitten. Let er bij het verstellen van de buitenste stoelen (verwijderen/ terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste autogordel.
115 Veiligheidsgordels Tweede zitrij De drie zitplaatsen zijn uitgerust met driepuntsgordels en oprolautomaten. Let er bij het neerklappen van de buitenste stoelen of het neerklappen van de rugleuningen in de tafelstand op dat de autogordel van de middelste zitplaats niet knel komt te zitten. Let er bij het verstellen van de buitenste stoelen (verwijderen/ terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste autogordel.
116 Airbags AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto.
Airbags Zij-airbags Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
Inschakelen In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. 119 Airbags Storing airbag vóór Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht.
116 Airbags AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto.
Airbags Zij-airbags Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
Airbags 118 Storing Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Zij-airbags De zij-airbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen.
120 Kinderen aan boord ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van CITROËN die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg 121 Kinderen aan boord Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van CITROËN die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg 121 Kinderen aan boord Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Kinderen aan boord 122 BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg Van 9 tot 18 kg (Groep 0 (a) (Groep 1) en 0+) Van 1 tot Tot ongeveer 1 jaar ongeveer 3 jaar Plaatsen Zitrij 1 (b) Van 15 tot 25 kg
Kinderen aan boord - twee bevestigingsringen A en B vóór, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, Isofix kinderzitje met steun ISOFIX-kinderzitjes voorzien van een steun (voor op de vloer van uw auto) kunnen niet worden bevestigd op achterzitplaatsen voorzien van opbergvakken in de vloer (onder de voeten).
Kinderen aan boord 124 VOOR UW AUTO GOEDGEKEURD ISOFIX-KINDERZITJE Het RÖMER Duo Plus ISOFIX-kinderzitje (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste ISOFIX bevestiging, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX bevestigingen.
Kinderen aan boord 125 OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Kinderen aan boord 126 ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Raadpleeg voor meer informatie over de aanhangergewichten de documenten van de auto (kentekenbewijs, ...) of in rubriek 8 het gedeelte "Gewichten". Adviezen Bij het slepen van een auto dienen de wielen van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de versnellingsbak moet in de neutraalstand staan. Verdeling gewicht Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Trekken van een aanhanger 128 Gebruiksvoorschrift Onder zeer zware gebruiksomstandigheden (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur) wordt de airconditioning automatisch uitgeschakeld, zodat de prestaties van de motor weer kunnen worden verhoogd. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto. Er wordt een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen, voorzien van een artikelnummer, aangeboden. Er is tevens een aanbod van accessoires beschikbaar, gerangschikt in comfort, vrije tijd en onderhoud: Inbraakalarm, graveren van ruiten, verbanddoos, veiligheidsvest, parkeerhulp voor en achter, gevarendriehoek, slotbouten lichtmetalen wielen...
130 Uitrusting Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Houd rekening met deze bijzonderheid en wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer van CITROËN.
132 Motorkap openen MOTORKAP OPENEN Binnenzijde Trek aan de hendel onder het dashboard. De motorkap is ontgrendeld. Buitenzijde Motorkapsteun Til de motorkap met één hand iets op en steek uw andere hand met de palm omlaag naar binnen, zodat u gemakkelijk bij de haak kunt. Duw met deze hand de veiligheidshaak naar links. Open de motorkap. Zet om de motorkap open te houden de motorkapsteun vast in de met een sticker aangegeven houder in het plaatdeel aan de linkerzijde van de auto.
BENZINEMOTOR Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 133 Onder de motorkap Reservoir ruitensproeiers vóór. Zekeringkast. Reservoir koelvloeistof. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa).
134 Onder de motorkap DIESELMOTOR Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap. 1. Reservoir ruitensproeiers vóór. 2. Zekeringkast. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Oliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. 9. Handopvoerpomp. Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa).
Niveaus 135 NIVEAUS Voer de onderstaande controles regelmatig uit om uw auto in goede staat te houden. Raadpleeg de voorschriften bij het CITROËN-netwerk of in het onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje zit. Motorolieniveau Olie verversen Remvloeistof verversen Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de oliepeilstok.
136 Niveaus Koelvloeistofniveau Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Gebruik om ernstige motorschade te voorkomen uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat.
Controles 137 CONTROLES Accu Raadpleeg het onderhoudsboekje voor informatie over het vervangingsinterval van de filterelementen. Als de omgeving (veel stof) en de gebruiksomstandigheden van de auto (veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen. Laat uw accu voor de winter door het CITROËN-netwerk controleren.
138 Controles Aftappen van water in het brandstoffilter Als dit lampje gaat branden, moet het brandstoffilter worden afgetapt. Om te voorkomen dat het lampje gaat branden kan het filter ook op regelmatige basis worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt. Draai de aftapplug van het filter los. Ga door met aftappen tot al het water uit het filter is weggelopen via de transparante slang. Draai vervolgens de aftapplug weer vast. De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde motoren.
Tanken Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. - Open de brandstofvulklep. - Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling om. - Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. BRANDSTOF TANKEN Te laag brandstofniveau Als het minimum brandstofniveau is bereikt, gaat dit lampje branden. Er bevindt zich nog ongeveer 8 liter in de tank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege brandstoftank te voorkomen.
140 Brandstof Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
140 Brandstof Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
ECO-MODE Laden met behulp van een acculader: Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet contact na 30 minuten een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment knippert het verklikkerlampje voor het laden van de accu en verschijnt er een melding op het display. Start de motor en laat deze enige tijd draaien om de bovengenoemde voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
Wiel verwisselen 142 Gebruik van de set BANDENREPARATIESET De bandenreparatieset bevindt zich in een opbergvak onder de voorstoel. Auto's die voorzien zijn van een bandenreparatieset hebben geen reservewiel, noch gereedschap(krik, slinger, ...). De set voor voorlopige bandenreparatie bestaat uit een compressor en een flacon (dat een afdichtmiddel bevat). 1.
143 Wiel verwisselen WIEL VERWISSELEN 1. PLAATSEN VAN DE AUTO - Verzeker u ervan dat alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plek bevinden. Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te verwisselen wiel met een wielblok (indien aanwezig).
144 Wiel verwisselen 3. RESERVEWIEL - Open de achterdeuren voor toegang tot het reservewiel. - Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de reservewielhouder zo laag mogelijk hangt. - Haal de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel in de nabijheid van het te vervangen wiel.
145 Wiel verwisselen - Verwijder de wieldop door deze los te trekken met behulp van het hiervoor bestemde gereedschap. Draai de wielbouten iets los. - - Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich loodrecht onder het steunpunt bevindt Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond. Draai alle wielbouten geheel los. Verwijder de wielbouten en het wiel.
146 Wiel verwisselen 5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL - Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast. Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast. - Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de krik vervolgens. Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren. Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder.
Sneeuwscherm 147 6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet de sierdop te monteren. Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Zie in de rubriek 2 het gedeelte "Cockpit", hoofdstuk "Bandenspanningsdetectie" voor aanbevelingen na het vervangen van een wiel met bandenspanningssensor.
Sneeuwscherm 147 6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet de sierdop te monteren. Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Zie in de rubriek 2 het gedeelte "Cockpit", hoofdstuk "Bandenspanningsdetectie" voor aanbevelingen na het vervangen van een wiel met bandenspanningssensor.
Lamp vervangen 148 Het vervangen van een lamp dient plaats te vinden met afgezet contact of losgekoppelde accu. Wacht na het vervangen van een lamp 3 minuten met het aansluiten van de accu. Controleer telkens als u een lamp vervangt of deze goed werkt. Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken.
149 Lamp vervangen 1. Dimlicht/Grootlicht Type C, H4 - 55W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het middelste deksel. - Neem de stekker los. - Maak de borglip los. - Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de lampunit. - Maak de borglip weer vast. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting. 2. Parkeerlicht Type A, W5W - 5W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het deksel.
150 Lamp vervangen 4. Mistlampen vóór Type C, H1 - 55W - Verwijder de mistlamp door de bout los te draaien met behulp van een Torx© 30 schroevendraaier. De bout is toegankelijk via de hiervoor bestemde opening in de bumper. - Verwijder de drie bevestigingsklemmen uit de spatplaat onder de bumper. - Beweeg de spatplaat omhoog. - Maak de mistlamp los door de klem in te drukken. - Verwijder de mistlamp via de buitenzijde. - Draai de gele kap een kwart omwenteling om deze te openen.
151 Lamp vervangen ACHTERLICHTEN Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken. - Bepaal de plaats van de defecte lamp en open de achterdeuren in een hoek van 180°. Raadpleeg in rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto". - Verwijder de twee schroeven met behulp van de schroevendraaier uit de gereedschapsset onder de rechter voorstoel.
152 Lamp vervangen KENTEKENPLAATVERLICHTING DERDE REMLICHT Type A, W5W - 5W Type A, W16W - 16 W Met achterklep - Wip het lampglas met behulp van een schroevendraaier los. - Vervang de lamp. - Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast. Met achterdeuren - Maak de bekleding aan de binnenzijde los. - Druk de borglip opzij en neem de stekker los. - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Vervang de lamp. - Plaats de lamphouder terug en sluit de stekker weer aan.
Zekering vervangen 153 ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich: - links aan de onderzijde van het dashboard (achter de klep), - in de motorruimte (bij de accu). De aanwijzingen in dit boekje hebben uitsluitend betrekking op zekeringen die met behulp van de speciale tang (achter het opbergvak aan de rechterzijde van het dashboard) door de gebruiker vervangen kunnen worden. Raadpleeg voor overige werkzaamheden het CITROËNnetwerk.
Zekering vervangen 154 ZEKERINGEN DASHBOARD Kantel het opbergvak omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering vervangen 155 ZEKERINGEN INTERIEUR Zekering F Ampère A 1 - 2 20 3 - 4 15 Relais inklapbare buitenspiegels 5 15 Relais aansluiting koelapparatuur Functies Niet gebruikt Stoelverwarming SNEL WEER OP WEG Niet gebruikt 7
156 Zekering vervangen ZEKERINGEN ONDER DE MOTORKAP Maak de zekeringkast open en kantel deze omlaag om bij de zekeringen te komen.
157 Ruitenwisserblad vervangen WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers vóór in een speciale stand zetten - Beweeg de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omlaag om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad vóór - Til de ruitenwisserarm op. - Maak het wisserblad los en verwijder het. - Monteer het nieuwe wisserblad. - Zet de ruitenwisserarm terug.
158 Slepen van uw auto SLEPEN VAN DE AUTO Aan de voorzijde Het sleepoog is opgeborgen in de gereedschapsset, onder de rechter voorstoel. - maak het klepje aan de onderkant los met behulp van het vlakke gedeelte van het sleepoog, draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Zonder takelen (4 wielen op de grond) Aan de achterzijde Gebruik hiervoor altijd een sleepstang.
160 Afmetingen
Afmetingen 161 AFMETINGEN (MM) L Totale lengte 4 380 H Totale hoogte 1 801-1 862 A Wielbasis B Overhang vóór 925 C Overhang achter 727 D Totale breedte carrosserie zonder buitenspiegels 1 810 met buitenspiegels 2 112 E Spoorbreedte vóór 1 505-1 507 F Spoorbreedte achter 1 554-1 556 2e zitrij - Lengte laadruimte tot stoelen 990 2e zitrij, stoel neergeklapt 1 343 Passagiersstoel weggeklapt 3 000 TECHNISCHE GEGEVENS 2 728 8
162 Afmetingen ACHTERDEUREN (mm) M Maximale hoogte laadvloer met bandenmaat 205/65 R15 en bekleding achterklep 582 Achterdeuren Klein N Nuttige hoogte O Breedte Achterklep Groot 1 118 495 1 313 543 1 582
SCHUIFDEUREN (mm) P Nuttige hoogte 1 009 Q Nuttige breedte 650 - Stahoogte onder geopende achterklep 1 892 TECHNISCHE GEGEVENS 163 Afmetingen 8
Gewichten 164 GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (KG) Algemeen Raadpleeg voor meer informatie uw kentekenbewijs. U moet zich in elk land houden aan de aldaar geldende regelgeving. Raadpleeg het CITROËN-netwerk om u te laten informeren over het aanhangergewicht en maximale treingewicht van uw auto. De maximumsnelheid bij het trekken van een aanhanger bedraagt 80 km/h (houd u aan de regelgeving in uw land).
IDENTIFICATIEGEGEVENS A. Constructeursplaatje. B. Serienummer. Het serienummer is ingeslagen in het rechter binnenscherm vóór. C. Banden en kleurcode van de lak. De sticker C op het voorportier geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur goedgekeurde bandenmerken, - de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP URGENCE-OPROEP Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de helpdesk CITROËN Urgence is gedaan*. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
MYWAY RADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH-TELEFOON GPS EUROPA OP SD-KAART INHOUD De MyWay ay is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg het CITROËN-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.
01 BASISFUNCTIES BEDIENINGSPANEEL MyWay 1 11 3 4 5 6 2 13 16 7 14 1. - Motor afgezet: Kort indrukken: aan/uit Lang indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. Draaiende motor: Kort indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. Lang indrukken: resetten van het systeem. 2. Volumeregeling (individueel vvoor ied iedere geluidsbron, luidsbron, inclusief berichten en waarschuwingen van het navigatiesysteem). 3. Toegang tot het Men Menu "Radio".
02 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. - RADIO : selecteren van de vorige voorkeuzezender. Selecteren van het vorige item uit het adresboek. Wijzigen van de geluidsbron.
03 ALGEMENE WERKING Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, krijgt u toegang tot de volgende menu's: RADIO/ MULTIMEDIASPELERS KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM TELEFOON (Tijdens een telefoongesprek) NAVIGATIE (Tijdens navigatie) BOORDCOMPUTER SETUP : taalkeuze*, datum en tijd*, weergave, parameters van de auto*, eenheden en systeeminstellingen "Demo-modus". VERKEER: TMC-informatie en berichten. * Afhankelijk van de uitvoering.
03 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT 2 Door de draaiknop OK in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. 1 1 Kaart verplaatsen Gespr.
03 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT MULTIMEDIASPELERS: Verkeersinformatie (TA) 1 FM 1 Afspeelopties 1 2 2 2 2 2 1 RADIO : Normale afspeelvolgorde 2 Shuffle 2 Map herhalen 2 Introscan 2 Kies geluidsbron RDS Radiotekst Regioprog. (REG) AM AM 1 2 2 2 9.8 Verkeersinformatie (TA) Verkeersinformatie(TA) AM-lijst vernieuwen FM KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM: 1 1 1 1 1 1 Navig.
04 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN 1 Plaats de SD-kaart met navigatiegegevens in de lezer op het bedieningspaneel om de navigatiefuncties te gebruiken. De navigatiegegevens op de SD-kaart mogen niet worden gewijzigd. Updates van navigatiegegevens zijn verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. 4 Druk op de toets NAV. Selecteer de functie "Adresinvoer" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Adresinvoer 5 Selecteer het land en draai vervolgens aan de draaiknop om de plaats te selecteren.
04 NAVIGATIE 7 Draai aan de draaiknop en selecteer OK. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Voor een snellere invoer is het mogelijk rechtstreeks een postcode in te voeren via de functie "Postcode". Gebruik het virtuele toetsenbord om de letters en cijfers in te voeren. 8 Herhaal de stappen 5 t/m 7 om de "Straat" en het "Huisnummer" in te voeren. 9 Selecteer vervolgens "Navigatie starten" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
04 NAVIGATIE EEN THUISADRES KIEZEN EN NAVIGEREN NAAR "THUIS" 4 Om een adres als "Thuis" aan te wijzen, moet het desbetreffende adres zijn opgeslagen in het adresboek, bijvoorbeeld via "Bestemming invoeren" / "Adresinvoer" en vervolgens "Opslaan in adresboek". Selecteer het adresbestand van het thuisadres en bevestig. Selecteer vervolgens "Adresbestand wijzigen" en bevestig. Bestand wijzigen 1 Druk twee keer op de toets NAV om het Menu Navigatie weer te geven.
04 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES De route die uw MyWay berekent, hangt af van de geselecteerde navigatieopties. Door het wijzigen van deze opties kan een totaal verschillende route worden berekend. 5 1 Druk op de toets NAV. 2 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Routedynamiek 6 Menu Navigatie 3 Selecteer de functie "Routeopties" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
04 NAVIGATIE TUSSENSTOP TOEVOEGEN 1 Na het selecteren van de bestemming kunnen tussenstops aan de route worden toegevoegd. 5 Druk op de toets NAV. Adresinvoer 2 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. 6 Selecteer na het invoeren van het nieuwe adres "OK" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie 3 Selecteer de functie "Tussenstops" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
04 NAVIGATIE POINTS OF INTEREST ZOEKEN 1 Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). 6 Druk op de toets NAV. 2 3 Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de toets om te bevestigen. Menu Navigatie Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een overzicht van plaatsnamen in het geselecteerde land beschikbaar. Selecteer de functie "POI zoeken" en druk op de draaiknop om te bevestigen.
Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken. 04 NAVIGATIE POI-LIJST * Afhankelijk van beschikbaarheid in het land. 9.
04 NAVIGATIE Als het navigatiesysteem is ingeschakeld en de kaart op het display wordt weergegeven, kunt u de spraakbediening in- of uitschakelen door op het knopje te drukken en vervolgens "Gespr. instructie" te selecteren of deze selectie juist ongedaan te maken. NAVIGATIE-INSTELLINGEN Gespr. instructie 1 Het volume van de POI-waarschuwingen kan alleen tijdens het uitzenden ervan worden aangepast. Druk op de toets NAV.
05 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN 1 Een TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. 4 Druk op de toets TRAFFIC.
05 VERKEERSINFORMATIE VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC 1 Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: - het station zendt verkeersinformatie uit. - het station zendt geen verkeersinformatie uit. - de weergave van verkeersinformatie is uitgeschakeld. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.
06 RADIO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. SELECTEREN VAN EEN ZENDER 1 Druk op de toets RADIO om de alfabetische lijst met lokaal ontvangen zenders weer te geven. Selecteer het gewenste station met de draaiknop en druk op de draaiknop om te bevestigen.
07 MULTIMEDIASPELERS CD, CD MET MP3- OF WMA-BESTANDEN INFORMATIE EN TIPS 9.20 De formaten MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio Layer 3) en WMA (afkorting van Windows Media AudioM, eigendom van Microsoft) zijn standaarden voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid bieden enkele tientallen nummers op één CD te plaatsen. De MyWay speelt bestanden met de extensie ".mp3" en een bitrate van 8 tot 320 Kbps en bestanden met de extensie ".wma" en een bitrate van 5 tot 384 Kbps af.
07 MULTIMEDIASPELERS MUZIEK SELECTEREN/BELUISTEREN CD, MP3-/WMA-CD 4 1 Selecteer de gewenste geluidsbron: CD, MP3-/WMA-CD. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Het afspelen begint. Druk op de toets MUSIC. 5 Druk op de toets omhoog/omlaag om de volgende/vorige map te selecteren. De lijst met nummers of MP3-/WMA-bestanden verschijnt onder het Menu Muziek. 2 Druk nogmaals op de toets MUSIC of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen.
07 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL JACK-RCA NIET BIJGELEVERD 1 2 Sluit het externe apparaat (mp3-/WMA-speler…) met de JACK-RCA audiokabel aan op de audioaansluitingen (wit en rood, type RCA). Druk op de toets MUSIC en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Muziek 3 Selecteer de functie "Aux-ingang" en druk op de draaiknop om het externe apparaat te activeren.
08 BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN VAN EEN TELEFOON Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van de MyWay mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. * De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de SIM-kaart en de compatibility van de gebruikte Bluetooth apparatuur.
08 BLUETOOTH-TELEFOON EEN OPROEP ONTVANGEN BELLEN 1 1 Druk op de toets PHONE. Wanneer u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het multifunctionele display. De lijst met de laatste 20 vanuit de auto gevoerde telefoongesprekken verschijnt onder het Menu Telefoon. U kunt een nummer selecteren en op de draaiknop drukken om naar dit nummer te bellen. 2 accepteren of "Nee" om de oproep te weigeren en bevestig door op de draaiknop te drukken.
09 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN Deze instellingen dient u te verrichten elke keer nadat de accu losgekoppeld is geweest. De functie SETUP geeft toegang tot de volgende opties: Systeemtaal, Datum & tijd, Display, Helderheid, Kleur, Kleur kaart, Voertuig, Eenheden, Systeem. 5 Selecteer de functie "Datumformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 1 Druk op de toets SET UP. 2 Selecteer de functie Datum & tijd en druk op de draaiknop om te bevestigen.
10 BOORDCOMPUTER BOORDCOMPUTER 1 Druk meerdere keren op de toets MODE tot de boordcomputer wordt weergegeven. - - - Het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand. Het tabblad "1" (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1". Het tabblad "2" (traject 2) met dezelfde gegevens voor een tweede traject.
11 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS BASISFUNCTIE 1 2 3 3 2 Menu "Muziek" Kies de geluidsbron 2 2 2 2 2 2 3 3 Geluidsinstellingen terugzetten 3 KEUZE B... Menu "Verkeer" Snelheidsafhankelijk volume 3 keuze A2 Geluidsinstellingen 2 Alle berichten op route 3 Waarsch.
4 4 4 4 4 Klassiek 4 Jazz 4 Rock/pop 4 Techno 4 Vocaal 4 Loudness 3 4 Snelheidsafhankelijk volume 3 4 3 Postcode 3 Opslaan in adresboek 3 Kruising 3 Stadscentrum 4 GPS-coördinaten 4 Invoer op kaart 4 Route optimaliseren Tussenstop vervangen Tussenstop wissen Route herberekenen Snelste route Kortste route Compromis tijd / afstand Geluidsinstellingen terugzetten 3 Navigatie naar "mijn huis" 3 1 2 Menu "Navigatie" 3 Navigatie hervatten/Navigatie afbreken 3 Bestemming in
4 Compromis tijd / afstand Rekening houden met verkeer 3 4 4 Menu "Telefoon" 1 Zonder omleiding 2 2 Met bevestiging Bellen vanuit adresboek 2 Uitsluitingen 3 Gesprekkenlijsten 2 4 4 4 Geen snelwegen Telefoon koppelen 2 Geen tolwegen Telefoon zoeken 3 Geen veerboten Gekoppelde telefoons 3 Route herberekenen 3 4 Instellingen 2 4 3 3 3 4 4 4 MENU "SETUP" 1 Volume gesproken berichten 4 POI's op kaart 4 Instellen risicozones 4 Op kaart weergeven 2 Visuele waarschuwin
Weergave 2 Helderheid 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 Technogrey 4 Dark blue Dagmodus voor kaart Nachtmodus voor kaart Auto.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
VRAAG De optie "Verkeersinformatie (TA)" is aangevinkt, maar de files op de route worden niet direct gemeld. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen, ...) verkeersinformatie beschikbaar. Dit is een normaal verschijnsel.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het plaatsen van een CD duurt het lang voordat het systeem reageert. Na het plaatsen van een informatiedrager moet het systeem een aantal gegevens uitlezen (afspeellijst, titel, artiest). Dit kan enige tijd in beslag nemen. Dit is normaal. Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Mogelijk is de Bluetooth-functie van de telefoon uitgeschakeld of is het toestel niet zichtbaar voor andere apparatuur. - Het geluid van de Bluetooth telefoon is niet hoorbaar.
AUTORADIO AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadplaag het CITROËNnetwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 BASISFUNCTIES 9 2 4 3 5 6 7 8 1 11 10 15 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 9.36 Aan/uit en volumeregeling. Uitwerpen van de CD. Selecteren van de weergave op het display: Audiofuncties (AUDIO), Boordcomputer (TRIP) en Telefoon (TEL). Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen.
03 HOOFDMENU GELUIDSBRON: radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON: handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C BOORDCOMPUTER: afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies. > MONOCHROOM DISPLAY A 9.38 PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen. Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuren" van dit hoofdstuk.
02 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / vorige index van de lijst. Selecteren van het vorige item van een menu. RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Selecteren van het vorige item. Volume verhogen. - RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender.
04 AUDIO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RADIO RDS SELECTEREN VAN EEN ZENDER 1 2 Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. 1 Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2, FMast of AM.
04 AUDIO VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN CD EEN CD AFSPELEN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven.
04 AUDIO 1 MP3-CD EEN MP3-CD AFSPELEN INFORMATIE EN TIPS Plaats een MP3-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1,2 & 2.5 Audio Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen.
05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het CITROËN-netwerk. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK 1 Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting*. De bestanden op het externe apparaat, zoals een draagbare MP3-speler of een USB-stick, worden overgebracht op uw Autoradio. Via de luidsprekers van de auto wordt de muziek weergegeven. 2 3 USB-stick (1.1, 1.2 en 2.
05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX 2 Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. - - 3 per Map: alle mappen met audiobestanden worden in een algemeen overzicht en alfabetisch geordend weergegeven, zonder dat daarbij rekening is gehouden met de mappenstructuur.
05 USB-BOX AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- OF RCA-AANSLUITING (afhankelijk van de uitvoering van de auto) De AUX-aansluiting JACK of RCA dient om een extern apparaat (mp3-speler…) aan te sluiten. VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR 1 Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de USB-aansluiting en de JACK-aansluiting. 1 2 Sluit het externe apparaat (mp3-speler...
06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH-TELEFOON DISPLAY C (AFHANKELIJK VAN MODEL EN UITVOERING) De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de SIM-kaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw pro provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Een overzicht van de meest geschikte telefoons is verkrijgbaar via het netwerk. Raadpleeg het CITROËN-netwerk..
06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH STREAMING AUDIO EEN GESPREK ONTVANGEN verschijnen van een venster op het multifunctionele display. 2 BELLEN Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio, Beheer van het telefoongesprek en vervolgens Bellen, Logboek gesprekken of Adresboek. 9.46 1 Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen 1 t/m 10.
07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY C 1 5 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets MENU. 2 6 Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE. 3 7 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. 4 8 Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM.
08 BOORDCOMPUTER ENKELE DEFINITIES Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display.
09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM A BASISFUNCTIE 1 2 3 1 RADIO-CD 3 2 2 DIAGNOSE 2 Keuze A1 3 Keuze A2 RAADPLEGEN BEËINDIGEN KEUZE B... RDS VOLGEN MODE REG 1 2 KEUZE A 3 2 2 OPTIES 1 CONFIG AUTO* 1 EENHEDEN CD HERHALEN RANDOM PLAY 2 2 RW ACHTER AAN 2 FOLLOW-ME-HOME 2 TEMPERATUUR: °CELSIUS/°FAHRENHEIT BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L L/100 - MPG * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 9.
09 1 2 2 2 2 2 2 INST. WEERG JAAR MAAND DAG UREN MINUTEN 12 H/24 H WEERGAVE 1 2 2 2 2 2 2 2 2 9.
09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO 1 1 1 aanzetten/uitzetten RDS 1 USB aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD) aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext CD/MP3-CD 1 1 aa
09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM DISPLAY C AFSPEELMOGELIJKHEDEN 2 RPT-functie (CD herhalen) 3 Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: 4 RDM-functie (random) 3 4 1 2 inschakelen/uitschakelen inschakelen/uitschakelen PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE 1 PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN* 2 CONFIGURATIE BEELDSCHERM 2 regeling weergave 3 AUDIOFUNCTIES 4 VOORKEUZE FM 4 3 4 3 4 3 4 RDS-functie BOORDCOMPUTER 1 inschakelen/uitschakelen INVOER
09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS BLUETOOTH-TELEFOON 1 Configuratie Bluetooth 2 Toestel aansluiten/afkoppelen 3 Telefoonfunctie 3 Streaming audio functie 3 4 4 4 Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld toestel Zoeken via Bluetooth Bellen 2 Gesprekkenlijst 3 4 2 3 3 Contactenlijst Beheer van een gesprek Huidige gesprek beëindigen Inschakelen mutefunctie 9.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.