Operation Manual

TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
56 -
* Volgens land van bestemming.
ALARMSYSTEEM *
Het alarmsysteem bestaat uit twee
typen beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt
in werking als een portier, de
motorkap of de bagageruimte
wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in
werking als er beweging in het
interieur wordt waargenomen
(breken van een ruit of ver-
plaatsing) .
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de auto.
Schakel het alarmsysteem binnen
5 minuten in door de auto te vergren-
delen met behulp van de afstandsbe-
diening (het rode lampje van de knop
1 , van buitenaf zichtbaar, zal één
keer per seconde knipperen).
Let op
Wanneer bij het inschakelen van het
alarm een portier, de bagageruimte
of de motorkap niet helemaal ge-
sloten zijn, treedt de sirene even in
werking.
Sluit de auto goed af zodat het alarm
kan worden ingeschakeld.
Als de interieurbeveiliging tien keer
achter elkaar is afgegaan, zal deze au-
tomatisch worden uitgeschakeld. Voor
een goede werking is het noodzakelijk
het alarm opnieuw in te schakelen.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaan-
wijzers gedurende dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, wordt het
opnieuw ingeschakeld.
Opmerking: Als u de auto wilt ver-
grendelen zonder het alarmsysteem
in te schakelen, maak dan gebruik
van de sleutel.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening (het rode
lampje van de knop 1 gaat uit).
Opmerking: als het rode lampje
knippert is het alarm tijdens uw afwe-
zigheid afgegaan.
Het lampje zal stoppen met knipperen
bij het aanzetten van het contact.
Opmerking: als het alarm is inge-
schakeld, maar de afstandsbedie-
ning niet meer werkt:
ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier; het
alarm gaat af;
zet het contact binnen tien secon-
den aan; het alarm wordt uitge-
schakeld.
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging
in als u tijdens uw afwezigheid een
ruit een stukje open wilt laten of als er
een huisdier in de auto achterblijft:
Zet het contact af.
Druk op de knop 2 totdat het
lampje 1 continu blijft branden.
Verlaat de auto.
Druk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening.
De portieren worden vergren-
deld.
Het rode lampje van de knop
knippert één keer per seconde.
Storing
Als, bij het aanzetten van het contact,
het rode lampje op het midden van
het dashboard blijft branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met
de sirene.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Breng geen wijzigingen aan
het alarmsysteem aan, dit
zou storingen kunnen ver-
oorzaken.