Operation Manual

73
-
SNELHEIDSBEGRENZER *
De status van de functie wordt als
volgt op het instrumentenpaneel
weergegeven:
Functie geselecteerd,
weergave van het symbool
"Snelheidsbegrenzer".
Functie uitgeschakeld,
l
aatst ingestelde snelheid - OFF
(bijvoorbeeld bij 107 km/h)
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Wagensnelheid hoger dan
107 km/h,
de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Storing in de werking van
het systeem,
OFF - de streepjes
knipperen.
Selecteren van de functie
Draai de knop in de stand
LIMIT. De begrenzer is dan ge-
selecteerd, maar nog niet actief.
Het display geeft streepjes of de
laatst ingestelde snelheid weer.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een
snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
Als de toets SET - kort of lang
wordt ingedrukt, wordt de inge-
stelde snelheid verlaagd.
Als de toets SET + kort of lang
wordt ingedrukt, wordt de inge-
stelde snelheid verhoogd.
Inschakelen/uitschakelen (OFF)
Druk na het instellen van de snel-
heid één keer op deze toets om de
begrenzer in te schakelen. De inge-
stelde snelheid wordt weergegeven
op het display. Druk nogmaals op de
toets om de begrenzer uit te schake-
len (OFF).
Het systeem kan worden bediend
bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden.
* Volgens uitvoering.