Operation Manual

11
IN EEN OOGOPSLAG
-
SNELHEIDSBEGRENZER *
SNELHEIDSREGELAAR*
75 73
De functies snelheidsbegren-
zer en snelheidsregelaar
kunnen, indien ze in de auto
aanwezig zijn, niet gelijktijdig
worden ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel worden
de geselecteerde stand en de inge-
stelde snelheid van de snelheidsbe-
grenzer weergegeven. De minimale
snelheid die kan worden ingesteld,
bedraagt 30 km/h.
De snelheidsbegrenzer zorgt ervoor
dat de door de bestuurder ingestelde
snelheid niet wordt overschreden,
ongeacht de bediening van het rem-
pedaal of het koppelingspedaal. Aan
de andere kant heeft het intrappen
van het gaspedaal tot aan het zware
punt geen effect.
Door het gaspedaal stevig in te trap-
pen tot voorbij het zware punt, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk wor-
den overschreden.
Het instellen dient te worden uitge-
voerd met draaiende motor .
De snelheidsregelaar is voorzien van
een display op het instrumentenpa-
neel waarop de ingestelde snelheid
wordt weergegeven.
Met de snelheidsregelaar wordt de
door de bestuurder ingestelde snel-
heid constant aangehouden.
Voor het instellen of activeren dient
de wagensnelheid hoger te zijn dan
40 km/h, waarbij mimimaal de vierde
versnelling ingeschakeld moet zijn.
* Volgens uitvoering.