Operation Manual
87
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
WIEL VERWISSELEN
Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in.
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzij-
de kruislings tegenover het te ver-
wisselen wiel met het wielblok 2 .
- Verwijder de wieldop door de
wielsleutel 1 in de opening voor
het ventiel te steken en de wiel-
dop los te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in één van de
4 daarvoor bestemde kriksteunen
A bij het te verwisselen wiel on-
der de auto. Controleer of het uit-
einde van de krik over het gehele
oppervlak op de grond steunt.
- Krik de auto op, draai de wielbouten
geheel los en verwijder het wiel.
Toegang tot het reservewiel en de
krik
Het reservewiel bevindt zich in een
metalen houder aan de achterzijde
onder de auto.
- Pak de krik en de wielsleutel 1 , die achter de bestuurdersstoel zijn
bevestigd.
- Pak de krik en de wielsleutel 1 die in een opbergvak in het interieur
boven het rechter achterwiel zijn bevestigd.
- Draai de bout van de reservewielhouder in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1 los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser-
vewielhouder zakken.
- Neem het wielblok 2 uit het reservewiel.