INSTRUCTIEBOEKJE CITROËN BERLINGO MULTISPACE
Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk. Als de rubriek "MyCitroën" niet beschikbaar is op de website van Citroën voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.
PRESENTATIE In de rubrieken kunt u de volgende symbolen aantreffen: dit symbool verwijst naar de rubriek en het gedeelte waar meer informatie over de desbetreffende functie is te vinden, dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten, dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en de voorzieningen aan boord.
2 Inhoud 1. IN EEN OOGOPSLAG 4-16 2. VOORDAT u GAAT RIJDEN 17-48 3. ERGONOMIE en COMFORT 49-102 4.
Trekken van een aanhanger Overige accessoires 6. ONDERHOUD 128 130 132-141 Motorkap openen Benzinemotor Dieselmotor Niveaus Controles Brandstof Brandstoftoevoer uitgeschakeld Handopvoerpomp diesel 133 134 135 136 138 140 141 141 7. SNEL WEER OP WEG 142-161 9. TECHNOLOGIE aan BOORD Accu Bandenreparatieset Wiel verwisselen Afneembaar sneeuwscherm Sneeuwkettingen Lampen vervangen Zekeringen Wisserbladen vervangen Slepen van de auto Urgence-oproep of Assistance-oproep eMyWay Autoradio 8.
4 Exterieur 2a 6b 2b 6a 2d 4 2e 7b 2c 4 7a
Exterieur Achterklep en achterruit Brandstoftankklep geopend 5 Sleutel - Afstandsbediening 17 Schuifdeur 2e 22 Parkeerhulp 2b 21 Achterdeuren 4 23 Dakklep 104 Verklaring : verwijzing rubriek : verwijzing bladzijde 25 7a 144, 145 7b 151 Lampen vervangen 4 108 6a 133 Motorkap openen 2d 140 Reservewiel en bandenreparatieset "Grip control" 2c 6b IN EEN OOGOPSLAG 2a 1
Interieur 6 COCKPIT 1. Schakelaar verlichting/ richtingaanwijzers. 2. Instrumentenpaneel met display. 3. Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers/boordcomputer. 4. Contact. 5. Bediening autoradio. 6. Bestuurdersairbag/claxon. 7. Hendel stuurwielverstelling. 8. Bediening snelheidsregelaar/begrenzer. 9. Bedieningspaneel parkeerhulp/ koplampverstelling, ESC, Stop & Start. 10. Hendel motorkapontgrendeling. 11. Schakelaars elektrisch verstelbare buitenspiegels. 12. Bedieningspaneel ruitbediening. 13.
Interieur IN EEN OOGOPSLAG 1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 2. Instrumentenpaneel met display. 3. Schakelaar ruitenwissers, ruitensproeiers, boordcomputer. 4. Contact. 5. Bediening autoradio. 6. Airbag bestuurder, claxon. 7. Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel. 8. Schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer. 9. Bedieningspaneel, parkeerhulp, koplampverstelling, ESC, Stop & Start. 10. Hendel motorkapontgrendeling. 11. Elektrische bediening buitenspiegels. 12. Rij schakelaars: ruitbediening.
Interieur 8 COMFORT Stuurwiel Opbergvakken Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel. Bestuurdersstoel 2 Het gereedschapsset bevindt zich onder de linker voorstoel. 43 3 85 3 100 1. Verstelling in 2. Rugleuningverstelling. lengterichting. Autogordels 3. Hoogteverstelling zitgedeelte. 4. Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun. 3 66 Buitenspiegels Hoogteverstelling. Vastmaken. Handmatige verstelling. Elektrische verstelling.
Interieur 9 ZICHT Schakelaar ruitenwissers Verlichting uitgeschakeld. 2 1 I 0 Parkeerlichten. Grootlicht (blauw). Dimlicht (groen). AUTO, automatische inschakeling verlichting. Functie snelweg: door middel van één beweging omhoog of omlaag knipperen de richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde driemaal. 3 49 hoge snelheid. normale snelheid. interval. uit. één keer wissen. AUTO, duw de schakelaar één keer naar beneden.
Interieur 10 RIJDEN Hill Start Assist Snelheidsregelaar De snelheid van de auto moet hoger zijn dan 40 km/h en minimaal de 4e versnelling moet 54 ingeschakeld zijn. 3 Als u het rempedaal loslaat, hebt u ongeveer 2 seconden de tijd om weg te rijden, zonder dat de auto achteruitrolt of u de handrem hoeft te gebruiken. 2 48 Autoradio 9 9.3, 9.63 Urgence- en Assistance-oproep Via deze on-board functie kunt u een noodhulpoproep of een pechhulpoproep laten uitgaan naar de helpdesk van CITROËN.
Interieur 11 INTERIEUR Modutop dak, parfumeur 9.42, 9.70 9 Het multifunctionele dak verlengt de standaard dakconsole. De parfumeur werkt via de luchtroosters in de dakconsole. 3 Armsteun Verwijder de armsteun of de extra uitneembare console om de passagiersstoel neer te kunnen klappen in de tafelstand.
Interieur 12 VOORZIENINGEN ACHTERIN Achterstoelen, 5 zitplaatsen 3 Bagagescherm, 5 zitplaatsen 71 3 94 Maximale belasting Dakconsole: 5 kg. Modutop dak: - opbergvakken middelste gedeelte: 6 kg, - opbergruimte: 10 kg, - dakdragers in lengte- of breedterichting: 35 kg. Dwarsdragers: 75 kg.
Interieur 13 KINDEREN IN DE AUTO 4 Spiegel naar achterpassagiers 126 Antiklemvoorziening 3 Kinderzitjes 101 Uitschakelen airbag 3 102 4 117 IN EEN OOGOPSLAG Kinderbeveiliging schuifdeur 4 116 1
Interieur 14 VENTILATIE Tips voor het instellen van de handbediende airconditioning Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie A/C Warm Verwarming 3 - 60 Koud Ontdooien Ontwasemen 3 64 Bij de automatische airconditioning is het raadzaam de stand AUTO te gebruiken, ongeacht de gewenste werking.
15 ECO-RIJDEN Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen. Kies voor een soepele rijstijl Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
16 Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
17 Toegang tot de auto Met de sleutel kunt u de sloten van de auto vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen en sluiten en de motor starten en afzetten. AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Druk op deze knop om uw auto te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers. Centrale vergrendeling Druk op deze knop om uw auto te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers.
Toegang tot de auto 18 Uitklappen/inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Druk om de sleutel in te klappen op deze verchroomde knop en duw de sleutel in de houder. Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme beschadigd raken. Gebruiksvoorschrift Houd de afstandsbediening vrij van vet, stof en vocht. Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger,...), kan storingen veroorzaken.
Toegang tot de auto Let er bij het aanschaffen van een tweedehands auto op dat: - uw sleutels door het CITROËNnetwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. ALARMSYSTEEM Het alarmsysteem (volgens uitvoering) bestaat uit twee soorten beveiliging: - de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de motorkap wordt geopend.
Toegang tot de auto 20 Uitschakelen - Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan (het rode lampje gaat uit). Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft. - Zet het contact af. - - Druk binnen tien seconden op de knop totdat het rode lampje continu blijft branden. Verlaat de auto.
21 Toegang tot de auto Van buitenaf Van binnenuit Gebruiksvoorschrift Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren en schuif de schuifdeur tot voorbij het zware punt naar achteren om de deur open te houden. Een mechanisch systeem voorkomt dat de linker schuifdeur kan worden geopend als de brandstofvulklep is geopend. Ontgrendel de schuifdeur met deze handgreep en schuif de deur naar achteren open tot het zware punt. Open de schuifdeur tot voorbij het zware punt om hem open te houden.
22 Toegang tot de auto Uit te voeren handeling bij een lege accu Voorportier passagierszijde en zijdeuren Gebruik het slot om de portieren mechanisch te vergrendelen in geval van een storing in de accu of de centrale vergrendeling. Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde om het portier te openen en uit te stappen. Steek, om het portier te vergrendelen, de sleutel in het slot in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling.
23 Toegang tot de auto De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat u het achtercompartiment rechtstreeks kunt bereiken zonder dat u de klep hoeft te openen. Openen Druk nadat u de auto met de afstandsbediening of de sleutel hebt ontgrendeld op de knop en til de achterruit op om hem te openen. Sluiten Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is. De achterklep en de ruit van de klep kunnen niet gelijktijdig worden geopend.
Toegang tot de auto 24 Bij het parkeren van de auto met de achterdeuren 90° geopend, bedekken de deuren de achterlichten. Gebruik een gevarendriehoek of een andere signalering die door de regelgeving en wetten van uw land voorgeschreven is om andere weggebruikers, die in dezelfde richting rijden en niet opmerken dat u stilstaat, te waarschuwen. Openen tot ongeveer 180° Praktische informatie Bij het vervoer van lange voorwerpen kan met de rechter achterdeur geopend worden gereden.
DAKKLEP Deze dakklep achter is alleen mogelijk bij uitvoeringen met achterdeuren. Openen van de dakklep: - til het zwarte hendeltje van de kap omhoog, - duw de dakklep voorzichtig naar beneden en maak de haak los, - trek de dakklep omhoog, - open de dakklep tot voorbij het zware punt om hem te blokkeren met de steunen. Ga nooit rijden als de steunen niet geplaatst zijn.
Toegang tot de auto Anti-overvalsysteem 26 Vergrendeling tijdens het rijden Dit systeem vergrendelt alle portieren zodra sneller wordt gereden dan ongeveer 10 km/h. U kunt dat horen aan het kenmerkende geluid van de centrale vergrendeling. Op het middenpaneel van het dashboard gaat het lampje van de schakelaar branden. Als vervolgens een van de portieren wordt geopend, worden alle portieren weer ontgrendeld.
27 Cockpit COCKPIT Klokken 1. Kilometer-/mijlenteller. 2. Display. 3. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter. 4. Toerenteller. 5. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator. 6. Dimmer dashboardverlichting. Displays - Snelheidsbegrenzer/-regelaar. Afgelegde afstand in km/mijl. Onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter, kilometer-/ mijlenteller. Water in brandstoffilter. Voorgloeien diesel.
28 Cockpit Instrumentenpaneel zonder display TIJD INSTELLEN Middenconsole zonder display - - Met de knop aan de linkerzijde kan het klokje worden ingesteld door de handelingen in onderstaande volgorde uit te voeren: linksom draaien: de minuten knipperen, rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), linksom draaien: de uren knipperen, Middenconsole met display - rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een
Cockpit Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Negeer deze waarschuwingen niet. STOP status signaleert brandt, in combinatie met een ander verklikkerlampje en een melding op het display.
30 Cockpit Verklikkerlampje Koelvloeistoftemperatuur en -niveau status signaleert Oplossing - actie brandt en wijzer in het rode gebied. een abnormale verhoging van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau. knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. blijft kort branden.
status signaleert Oplossing - actie Airbag vóór / zij-airbag knippert of blijft branden. een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags". Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde brandt. de airbag is handmatig uitgeschakeld en er is een kinderzitje geplaatst met de rug in de rijrichting. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen aan boord".
32 Cockpit Verklikkerlampje ABS status signaleert Oplossing - actie Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat de auto controleren door het CITROËN-netwerk een gekwalificeerde werkplaats. Geopend portier brandt in combinatie met melding op het display. een niet goed gesloten portier. Controleer of alle portieren goed zijn gesloten. ABS blijft branden.
Cockpit status signaleert Oplossing - actie brandt. een storing in het roetfilter (niveau dieseladditief, kans op verstopping,...). Laat het filter controleren bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Rubriek 6, onderdeel "Niveaus". een handmatig geselecteerde stand of het automatisch inschakelen van de verlichting. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand.
34 Cockpit Pictogram op het display status signaleert Oplossing - actie Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is geselecteerd Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Opschakelindicator brandt.
Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - 1: de brandstoftank is volledig gevuld (ongeveer 60 liter). - 0: de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank aanwezig is. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich vóór het rode gebied: normale werking.
36 Cockpit EMISSIEREGELING Controlesysteem bandenspanning EOBD (European On Board Diagnosis) is een Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van: - CO (koolmonoxide), - HC (koolwaterstoffen), - NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de samenstelling van de uitstoot wordt gecontroleerd door de lambdasondes voor en achter de katalysator.
Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding. Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding. - Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af.
Cockpit 38 ONDERHOUDSINDICATOR De onderhoudsindicator informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, afhankelijk van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden het sleutelsymbool branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto hebt uitgevoerd, kan de onderhoudsindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: - zet het contact af, - druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
40 Versnellingsbak en stuurwiel SCHAKELINDICATOR Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren. Vijfversnellingsbak - achteruit VERSNELLINGSBAK Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed op de vloer bevestigd is, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Versnellingsbak en stuurwiel 41 EGS 6-VERSNELLINGSBAK De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven. Selecteren van de stand - geautomatiseerde stand: selectiehendel in stand A. handbediende stand: selectiehendel in stand M. Voor de veiligheid: De stand N kan alleen worden ingeschakeld bij ingetrapt rempedaal.
Versnellingsbak en stuurwiel 42 Starten van de motor - Om de motor te kunnen starten moet de selectiehendel zich in stand N bevinden. - Trap het rempedaal krachtig in. - Bedien de startmotor. - Plaats bij een draaiende motor de selectiehendel in stand R, A of M. - Laat het rempedaal los en geef gas. Als de selectiehendel niet in stand N staat en/of het rempedaal niet is ingetrapt, kan de motor niet worden gestart. Herhaal de hierboven beschreven procedure.
Versnellingsbak en stuurwiel - - Bij een EGS-versnellingsbak kan bij hoge motortoerentallen (felle acceleraties) een hogere versnelling uitsluitend handmatig door de bestuurder worden ingeschakeld. Om optimaal te accelereren (bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft u slechts het gaspedaal voorbij de weerstand in te trappen. 43 Trek de flipper "+" naar u toe om op te schakelen. Trek de flipper "-" naar u toe om terug te schakelen.
Stop & Start 44 STOP & START Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start - bij een handgeschakelde versnellingsbak trapt u het koppelingspedaal helemaal in, bij een EGS 6-versnellingsbak: ● met de selectiehendel in stand A of M, wanneer u het rempedaal loslaat. ● of met de selectiehendel in stand N en het rempedaal los, wanneer u de selectiehendel in stand A of M zet, ● of wanneer u de achteruitversnelling inschakelt. In dat geval knippert het lampje "ECO" enkele seconden en gaat vervolgens uit. Dit is volkomen normaal.
Stop & Start 46 Opnieuw inschakelen Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF". Het systeem is dan opnieuw actief; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er verschijnt een melding op het instrumentenpaneel. Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet. Storingen Onderhoud Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF" eerst knipperen en brandt vervolgens permanent.
Starten en stoppen Stand "AAN" en "Accessoires". Verdraai terwijl u de contactsleutel omdraait het stuurwiel iets (zonder te forceren) om het stuurslot te ontgrendelen. In deze stand kunnen verschillende accessoires functioneren. Stand "Starten". De startmotor wordt in werking gezet. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Stand STOP: stuurslot. Het contact is afgezet. Draai het stuurwiel tot het stuurslot wordt vergrendeld. Haal de sleutel uit het contact.
48 Starten en stoppen HILL START ASSIST Werking Deze aan het ESC gekoppelde functie vereenvoudigt het wegrijden op een helling.
Lichten uit 49 Stuurkolomschakelaars Automatische verlichting Parkeerlichten RICHTINGAANWIJZERS LICHTSCHAKELAAR Knipperlichten Verlichting vóór en achter Draai de ring A om de verlichting in te schakelen. Links: omlaag duwen tot voorbij het zware punt. Rechts: omhoog duwen tot voorbij het zware punt. Functie "snelweg" Duw de schakelaar één keer omhoog of omlaag om de richtingaanwijzer aan de desbetreffende zijde driemaal te laten knipperen.
50 Stuurkolomschakelaars Als in de daarop volgende 30 minuten niet wordt ingegrepen, treedt de eco-modus in werking (zie rubriek 7, "accu"). om te voorkomen dat de accu leeg raakt. De functies komen dan in een standby-stand en het acculampje knippert. De eco-modus wordt niet ingeschakeld voor de parkeerlichten. Mistlampen vóór/mistachterlicht Deze worden ingeschakeld door de ring B naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien.
Follow me home Deze functie zorgt ervoor dat bij afgezet contact de dimlichten even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken. Handmatige bediening - Geef binnen 1 minuut na het afzetten van het contact een "lichtsignaal". De follow me home-verlichting wordt na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld. Automatische werking Activeer de functie via het menu "Config auto". Raadpleeg in rubriek 9 het gedeelte "Menustructuur display".
Stuurkolomschakelaars 52 De ruitenwissers werken automatisch in de stand AUTO, waarbij de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt aangepast. De werking van de ruitenwissers in andere standen dan de stand AUTO komt overeen met die van de handbediende ruitenwissers. Inschakelen Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het display.
Stuurkolomschakelaars 53 Ruiten- en koplampsproeiers Trek de hendel naar u toe, de ruitensproeiers treden in werking in combinatie met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers. De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Stuurkolomschakelaars 54 Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsregelaar". Functie uitgeschakeld, OFF. Functie ingeschakeld, SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid. Met dit systeem kan de bestuurder - bij normaal doorstromend verkeer - met een constante, zelf ingestelde snelheid rijden, behalve op steile hellingen.
55 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie Zet de draaiknop in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk met een hogere snelheid dan de ingestelde snelheid te rijden. De ingestelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Stuurkolomschakelaars 56 Gebruiksvoorschrift Ingestelde snelheid wijzigen De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Zonder het gaspedaal: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen. Met het gaspedaal: - trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt, - druk op de toets Set + of Set -. Verlagen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set -.
Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: 57 Stuurkolomschakelaars Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsbegrenzer". Functie uitgeschakeld, laatst ingestelde snelheid - OFF. SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" "Dit is de gekozen snelheid die de bestuurder niet wil overschrijden". Het instellen van de maximumsnelheid is mogelijk bij stilstaande auto met draaiende motor, of tijdens het rijden.
58 Stuurkolomschakelaars Selecteren van de functie - Draai de knop in de stand LIMIT. De begrenzer is dan geselecteerd, maar nog niet actief. Het display geeft de laatst ingestelde snelheid weer. Instellen van een snelheid Inschakelen/uitschakelen (Off) Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Verhogen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen.
59 Stuurkolomschakelaars Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display. Laat om de begrenzer weer in te schakelen de snelheid zakken tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
60 Ventilatie Bedieningspaneel verwarming Bedieningspaneel airconditioning VENTILATIE Handmatige bediening: Luchtopbrengst Temperatuur Zet de knop in de gewenste stand: van blauw, toevoer van koude lucht, naar rood, toevoer van warme lucht. De kracht van de luchttoevoer via de uitstroomopeningen varieert van 1 tot 4. In de stand 0 is er geen luchttoevoer. Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort.
Ventilatie Luchtrecirculatie in het interieur Het lampje van de toets brandt. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en rookoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt en de aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of de airconditioning (knop temperatuurregeling naar blauw) sneller vergroot. Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan nodig is.
Ventilatie 62 Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen. De automatische stand wordt uitgeschakeld zodra u de instellingen handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.
64 Ventilatie ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN Handbediening Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels Zet de schakelaar van de luchtverdeling in deze stand. Schakel de airconditioning in. Zet de knop van de temperatuurregeling in deze stand. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen (lampje uit). Zet de aanjager in de hoogste stand.
Airconditioning Ventilatieroosters Voor een doeltreffende werking van de airconditioning moeten de ruiten onder alle weersomstandigheden gesloten zijn. Als de auto echter langdurig in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel even geopend worden om de ventilatie te bevorderen.
66 Stoelen 1 -Verstelling in lengterichting. Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren tot de gewenste stand is bereikt. VOORSTOELEN De volgende verstellingen zijn mogelijk: 2 -Rugleuningverstelling Trek de hendel naar voren en zet de rugleuning in de gewenste stand door met uw rug tegen de leuning te drukken. 3 -Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel: Omhoog: trek de hendel omhoog en verlicht de druk op de stoel.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen, deze dienen te zijn geplaatst en correct afgesteld. Schakelaars stoelverwarming vóór Elke voorstoel kan worden uitgerust met een schakelaar aan de zijkant van de zitting. Druk op de schakelaar om de stoelverwarming in te schakelen. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming uit te schakelen. ERGONOMIE en COMFORT Hoogteverstelling van de hoofdsteun Omhoog: schuif de hoofdsteun omhoog in verticale richting.
68 Stoelen Hoofdsteun Hoogste stand: optillen en omhoog trekken. Laagste stand: druk op de bovenkant om hem lager te zetten. Om hem te verwijderen, na hem omhoog te hebben gebracht, op de lip drukken en de hoofdsteun optillen. Om hem weer te plaatsen, de stangen van de hoofdsteun in de openingen plaatsen, loodrecht ten opzichte van de rugleuning ACHTERBANK De achterbank 1/3 - 2/3 is voorzien van hoofdsteunen. Elk deel 1/3 - 2/3 is neerklapbaar, en vervolgens los te verwijderen.
69 Stoelen - Voorbeeld van handelingen voor het deel 1/3. Deze zijn identiek voor het deel 2/3. - Zet de hoofdsteunen in de laagste stand. - Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren. - Druk de grijze knop aan de bovenzijde van de rugleuning in. - Klap de rugleuning op de zitting. Til de grijze bedieningsstang aan de achterzijde van de zitting op. Terugplaatsen Kantel het geheel naar achteren tot in de vergrendeling. Zet de rugleuning rechtop.
Stoelen Terugplaatsen van de achterbank 70 - Plaats de achterbank (deel 1/3 en/ of 2/3) in verticale stand. Plaats de haken tussen de twee stangen. Klap de achterbank naar achteren. Om de achterbank (deel 1/3 en/of 2/3) terug te plaatsen in de stand "vervoer van passagiers", zie de vorige pagina bij "neergeklapte stand". Verwijderen van de achterbank - Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren. Plaats de bank (deel 1/3 en/of 2/3) in neergeklapte stand.
71 Stoelen Omhoog: trek de hoofdsteun omhoog. Omlaag: duw de hoofdsteun omlaag. Trek de hoofdsteun volledig omhoog, druk op de borglip en til de hoofdsteun op om hem te verwijderen. Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen recht in de openingen van de rugleuning. ACHTERSTOELEN (5 ZITPLAATSEN) De drie afzonderlijke achterstoelen zijn voorzien van kommavormige hoofdsteunen.
Stoelen 72 Rechtop zetten van de rugleuning - Ontgrendel de rugleuning door aan de hendel te trekken en zet de rugleuning in de oorspronkelijke stand. Controleer nadat u de rugleuning rechtop hebt gezet of deze goed is vergrendeld. Rugleuningverstelling Terugzetten van de stoel - - Bedien de hendel om de rugleuning te verstellen. Stoel in de portefeuillestand zetten - Rugleuning in de tafelstand zetten - Trek aan de hendel om de rugleuning op de zitting te klappen.
Stoelen Terugzetten van de stoel - - - Schuif indien nodig de voorstoel naar voren en zet de hoofdsteun omlaag. Zet de stoel in de neergeklapte stand. Raadpleeg het gedeelte "neergeklapte stand" op de vorige bladzijde. - Druk op de rode hendel om de voorste verankeringspunten los te maken. Kantel het geheel ongeveer 45° naar achteren zonder de hendel los te laten. Laat de hendel los. Til de stoel in verticale stand tot de aanslag van de verankeringen.
74 Stoelen Hoofdsteunen ACHTERSTOELEN (7 ZITPLAATSEN) De stoelen op de tweede en derde zitrij zijn afzonderlijk verstelbaar. Elke stoel is uitneembaar en heeft een vaste plaats in de auto, zoals aangegeven op de sticker. De stoelen zijn voorzien van kommavormige hoofdsteunen. Omhoog: druk op de borglip en til de hoofdsteun op. Omlaag: druk op de borglip en duw de hoofdsteun omlaag. Trek de hoofdsteun volledig omhoog, druk op de borglip en til de hoofdsteun op om hem te verwijderen.
75 Stoelen Stoelen tweede zitrij Stoel midden Stoelen derde zitrij Stoel links Stoel rechts Stoel rechts ERGONOMIE en COMFORT Stoel links 3
Stoelen 76 Rechtop zetten van de rugleuning - Ontgrendel de rugleuning door aan de hendel te trekken en zet de rugleuning in de oorspronkelijke stand. Controleer of de stoel goed verankerd is. Flexibele indeling stoelen tweede zitrij Terugzetten van de stoel - Kantel de stoel in zijn geheel naar achteren. Rugleuningverstelling - Bedien de hendel om de stand van de rugleuning te verstellen. Rugleuning in de tafelstand zetten - Duw de hoofdsteun volledig omlaag.
77 Stoelen Flexibele indeling stoelen derde zitrij Rechtop zetten van de rugleuning - Ontgrendel de rugleuning door aan de hendel te trekken en zet de rugleuning in de oorspronkelijke stand. Controleer of de stoel goed verankerd is. Stoel in de portefeuillestand zetten - Zet de stoel in de tafelstand. - Til de palinrichting met de rode riem aan de achterzijde van de stoel op om de steunen te verwijderen uit de verankeringspunten op de vloer. - Klap de stoel in zijn geheel naar voren.
78 Stoelen Instappen en uitstappen vanaf de derde zitrij Instappen - Zet de stoel op de tweede zitrij in de tafelstand. - Zet de stoel in de portefeuillestand om de instap te vergemakkelijken. Controleer voordat u de stoel terugzet in de oorspronkelijke stand of de voeten van een passagier op de derde zitrij zich niet op de verankeringspunten van de stoel op de tweede zitrij bevinden. Uitstappen - Duw de hoofdsteun volledig omlaag.
79 Stoelen Bediening stoelen tweede zitrij Terugzetten van de stoel Op de sticker op de stoel kunt u zien op welke plaats deze hoort. - Plaats de haken van de voorste steunen tussen de twee stangen. - Kantel de stoel naar achteren om de achterste verankeringspunten vast te zetten. - Trek aan de hendel om de rugleuning in de oorspronkelijke stand te zetten. - Zet de hoofdsteun omhoog.
Stoelen Gebruiksvoorschrift 80 Plaats geen harde of zware voorwerpen op de in de tafelstand neergeklapte rugleuningen: bij een aanrijding of noodstop kunnen deze veranderen in gevaarlijke projectielen. Bediening stoel derde zitrij Verwijderen van de stoel - Duw de hoofdsteun omlaag. - Zet de stoel in de portefeuillestand. - Klap de stoel naar voren. - Neem de neergeklapte stoel aan beide zijden vast, beweeg de stoel naar voren en til hem omhoog.
FLEXIBEL INTERIEUR EN STOELOPSTELLINGEN Stoelopstellingen 5 zitplaatsen ERGONOMIE en COMFORT 81 Stoelen 3
82 Stoelen Stoelopstellingen 7 zitplaatsen Het wijzigen van de opstellingen dient uitsluitend te gebeuren als de auto stilstaat.
INDELING VOORCOMPARTIMENT Bovenste opbergvak 1. Onderste opbergvak Het opbergvak bevindt zich bovenop het dashboard, achter het stuurwiel. Het optillen van het deksel wordt vergemakkelijkt door een uitsparing. Beweeg het deksel met de hand omhoog tot dit volledig geopend is. Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel omlaag en druk vervolgens kort op het midden van het deksel. Het morsen van vloeistof kan kortsluiting veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Praktische voorzieningen Zonneklep 84 Klap om verblinding te voorkomen bij laagstaande zon de zonneklep omlaag. In de zonneklep aan bestuurderszijde is een vakje aanwezig waarin bijvoorbeeld tol- of parkeerkaarten opgeborgen kunnen worden. Dakconsole Middenconsole met opbergruimte Dankzij deze console is er aanmerkelijk meer opbergruimte: de console is uitneembaar en wordt op een steun vastgezet waarin in het achterste gedeelte twee bekerhouders aanwezig zijn.
Opbergladen onder de stoelen Opbergruimte onder de stoelen Afhankelijk van de uitvoering is onder beide voorstoelen een opberglade aanwezig. In de vloer onder de voorstoelen zijn opbergvakken met of zonder deksel aanwezig. Beweeg de stoel naar voren om deze opbergvakken te bereiken. Het deksel kan vanaf de achterzijde van de stoel worden geopend.
86 Praktische voorzieningen INDELING ZITPLAATSEN Opbergvakken in de vloer Onder de voetenruimte van de achterpassagiers bevinden zich twee opbergvakken in de vloer. Steek, om de opbergvakken te openen, uw vingers in de opening en til het deksel op. Vliegtuigtafeltjes Zonneschermen opzij Trek, om het tafeltje uit te klappen, het tafeltje omhoog en plaats het in horizontale positie. Het tafeltje is uit veiligheidsoverwegingen zo ontwikkeld dat het onder zware belasting losschiet.
MODUTOP DAK Het multifunctionele dak verlengt de dakconsole. Het bestaat uit de volgende onderdelen: Opbergvakken Plafonnier Aan beide zijden van het dak hebt u de beschikking over opbergvakken. Deze opbergvakken hebben een maximale capaciteit van 6 kg. Dankzij de transparante bodem kunt u vanuit het interieur zien wat zich in de opbergvakken bevindt. Plaats geen voorwerpen in de opbergvakken die gevaar voor de inzittenden kunnen opleveren. Deze werkt op dezelfde wijze als de plafonnier vóór.
88 Praktische voorzieningen Van binnenuit Van buitenaf Luchtroosters Achterste opbergkoffer De achterste opbergkoffer is bereikbaar vanaf de achterzitplaatsen en vanuit de bagageruimte. Vanaf de achterzitplaatsen kunt u de kleppen openschuiven. Vanuit de bagageruimte kunt de opbergkoffer openen door uw duim in de uitsparing te plaatsen en aan de handgreep te trekken. Open de opbergkoffer voorzichtig om te voorkomen dat er voorwerpen uit vallen. De opbergkoffer heeft een maximale capaciteit van 10 kg.
PARFUMEUR Verwijderen van de parfumeur Door middel van de parfumeur kan een parfum in het interieur worden verspreid via de ventilatieroosters in het dak. - Instelling van de hoeveelheid Draai aan de verchroomde knop om de hoeveelheid parfum te regelen: - naar links om te verlagen, - naar rechts om te verhogen. Draai de knop maximaal naar links om de parfumeur uit te schakelen. - Druk de knop in en draai deze gelijktijdig een kwart omwenteling naar links tot aan de aanslag.
90 Praktische voorzieningen Vervangen van een geurpatroon De navulverpakking voor de parfumeur bestaat uit een geurpatroon B en een houder C. - Verwijder de beschermfolie D. - Plaats de kop van de patroon B op de knop A van de parfumeur. - Draai de geurpatroon een kwart omwenteling om deze in de knop te vergrendelen en verwijder de houder. - Breng de parfumeur op zijn plaats. U kunt de geurpatronen op elk moment vervangen en de gebruikte geurpatronen in hun originele houder bewaren.
91 Praktische voorzieningen De twee in lengterichting geplaatste dakstangen van het Modutop dak zijn afneembaar. Het maximale toegestane gewicht op iedere dakstang is 35 kg. Voorschriften voor het beladen van het dak: - Open de beschermplaatjes. - Verwijder de 4 schroeven met een schroevendraaier (opgeborgen in de gereedschapstas onder de rechterstoel). - Draai de stangen 90°, met de holle delen naar voren. - Draai de 4 schroeven vast. - Sluit de beschermplaatjes.
92 Praktische voorzieningen ALLESDRAGER Als er dwarsstangen op deze dakdragers worden gemonteerd, houd u dan aan de door de fabrikant voorgeschreven maximumdaklast, zonder het gewicht van 75 kg te overschrijden.
93 Praktische voorzieningen Plafonnier vóór Plafonnier achter Leeslampjes vóór Automatisch inschakelen/uitschakelen De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald, bij het ontgrendelen van de auto, zodra een voorportier wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet contact.
94 Praktische voorzieningen BAGAGESCHERM (5 ZITPLAATSEN) Deze plaat onttrekt voorwerpen in de bagageruimte aan het oog. Opklappen Klap, vanuit de bagageruimte, het achterste gedeelte van het bagagescherm op door het op te tillen en uit de inkeping C te halen. Verwijderen Klap het bagagescherm op. Haal deze uit de inkepingen A en B door het bagagescherm naar u toe te trekken. Til het bagagescherm op verwijder het geheel. Plaatsen Plaats het bagagescherm voor de inkepingen A en B.
12V-aansluiting (maximaal 120 W) Beperk het gebruik ervan om de accu niet te ontladen. Sjorogen Bagagenet Zet met deze sjorogen uw lading vast op de vloer. Open het afdekkapje in de steun van de haak. Bevestig, nadat de stang een kwart omwenteling gedraaid is, de bovenzijde van het net in de uitsparingen. Controleer of het uiteinde van de stang op de juiste wijze in het metalen gedeelte van de houder is bevestigd. Bevestig de banden op de desbetreffende plaatsen op de vloer.
96 Praktische voorzieningen VOORZIENINGEN ACHTERIN (7 ZITPLAATSEN) Bekerhouders Elke met een vloeistof gevulde beker of mok die in het interieur wordt vervoerd kan omvallen en brengt daarom risico's met zich mee. Wees hierop alert. 12V-aansluiting (maximaal 120 W) Beperk het gebruik ervan om de accu niet te ontladen. Sjorogen Gebruik de sjorogen op de vloer om uw bagage stevig vast te zetten. De verankerpunten voor de autogordels mogen hier niet voor worden gebruikt.
Autogordels Kleppen opbergvak Let er op dat de middelste autogordel op de juiste wijze is opgerold en in de daarvoor bestemde opening in het dak is geplaatst. Voorkom dat de gordelsluitingen op de derde zitrij gaan rammelen door ze zo hoog mogelijk bij de doorvoer in het dak te plaatsen. De bevestigingsogen voor de gordelsluitingen aan weerszijden van de bagageruimte mogen niet worden gebruikt om lading vast te zetten. Trek de desbetreffende klep open.
98 Praktische voorzieningen BAGAGESCHERM Het bagagescherm is een flexibel scherm met oprolmechanisme. Let erop geen zware voorwerpen te plaatsen op het scherm in uitgerolde positie. Plaatsen Zet de stoelen op de derde zitrij in de portefeuillestand. Til het deksel van de opbergruimte in de dorpel van de bagageruimte op. Neem het oprolmechanisme in het midden vast en duw het in de richting van de linker stijl. Til het geheel op.
Praktische voorzieningen Verwijderen Trek het bagagescherm vanuit de bagageruimte naar u toe om het uit de steunen te verwijderen. Geleid het bagagescherm tijdens het oprollen. Neem de klemmen van de drie schermen los van de hoofdsteunen op de tweede zitrij. Druk het oprolmechanisme aan de linkerzijde in om het uit de steun B te kunnen verwijderen. Til het scherm op en kantel het naar voren.
100 Spiegels en ruiten SPIEGELS Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Deze buitenspiegels worden niet verwarmd. Elektrisch verstelbare buitenspiegels - Zet de knop naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. - Duw de knop in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. - Zet de knop weer in het midden.
Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. Vensters voor tol-/ parkeerkaarten De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd.
Spiegels en ruiten 102 Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN Gebruiksvoorschrift Automatische bediening 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde 2.
103 Veiligheid tijdens het rijden HANDREM ALARMKNIPPERLICHTEN Aantrekken Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden. Trek aan de hendel van de handrem om de auto op de handrem te zetten. Controleer voordat u uitstapt of de handrem goed is aangetrokken.
104 Parkeerhulp PARKEERHULP ACHTER De parkeerhulp achter met geluidssignalen en/of een grafische weergave bestaat uit vier parkeersensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich binnen het bereik van het systeem achter de auto bevindt. Het waarschuwt u niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.
Storing Als het systeem bij het inschakelen van de achteruitversnelling niet werkt, gaat het lampje van de schakelaar branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 105 Parkeerhulp Gebruiksvoorschrift Druk op deze schakelaar om het systeem te activeren of te deactiveren. De geactiveerde of gedeactiveerde toestand van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
106 Veiligheid tijdens het rijden ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - EBD) NOODREMASSISTENTIE (BAS) Het ABS zorgt samen met de elektronische remdrukregelaar (EBD) tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, terwijl de remdrukregelaar de remdruk over de vier wielen verdeelt.
Werking van het ASR- en ESCsysteem Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESC. Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest. Het systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor.
108 Veiligheid tijdens het rijden "GRIP CONTROL" In sneeuw, modder en zand zorgt dit aandrijfsysteem in combinatie met de banden Michelin® Latitude Tour HP M+S voor een uitstekend compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Met dit systeem kan de auto in de meeste gevallen waarbij sprake is van weinig grip toch vooruit komen. U moet het gaspedaal ver genoeg intrappen om ervoor te zorgen dat de motor voldoende vermogen levert, zodat het systeem de verschillende parameters optimaal kan aansturen.
De stand ESC OFF is alleen geschikt voor het wegrijden en bij lage snelheden. Deze stand is alleen mogelijk bij snelheden tot 50 km/h. In de stand "Sneeuw" past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft. Tijdens het optrekken optimaliseert het systeem de wielslip zodanig dat de beschikbare grip effectief wordt gebruikt voor een maximale acceleratie.
Veiligheidsgordels 110 Gebruiksvoorschrift VEILIGHEIDSGORDELS Hoogteverstelling Losmaken Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). Druk op de rode knop. Vastmaken Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren.
Voorschriften voor kinderen: - maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. - laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Raadpleeg voor meer informatie over kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen in de auto". Autogordels zitplaatsen vóór De autogordels vóór zijn voorzien van pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
112 Veiligheidsgordels Autogordels zitplaatsen achter (7 zitplaatsen) Tweede zitrij De drie zitplaatsen zijn uitgerust met driepuntsgordels en oprolautomaten. Let er bij het neerklappen van de buitenste stoelen of het neerklappen van de rugleuningen in de tafelstand op dat de autogordel van de middelste zitplaats niet knel komt te zitten.
113 Airbags AIRBAGS De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en zorgen voor een betere bescherming van de inzittenden van de auto.
Airbags 114 Gebruiksvoorschrift De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor gevoelige personen irriterend zijn.
Airbags Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. De zij-airbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen.
Airbags 116 Inschakelen In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Storing airbag vóór Frontairbags Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht.
Kinderen aan boord KINDERZITJE VÓÓR "Met de rug in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot 2 jaar. Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf 2 jaar.
118 Kinderen aan boord Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags". De procedure voor kinderzitjes en de functie uitschakelen van de airbag aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele CITROËN-gamma. Als de airbag aan passagierszijde niet kan worden uitgeschakeld, is het absoluut verboden een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.
НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това можеда причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan forekomme.
120 Kinderen aan boord LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS. LV NAV PIEĻAUJAMS uzstādīt uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera vietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA SPILVENS. Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van Peugeot die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: 121 Kinderen aan boord Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L5 "RÖMER KIDFIX" Kan worden bevestigd op de ISOFIX-bevestigingen van de auto. Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden.
Kinderen aan boord 122 BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg (Groep 0 (a) en (Groep 1) (Groep 2) (Groep 3) 0+) Van 1 tot Van 3 tot Van 6 tot Tot
Kinderen aan boord - twee bevestigingsringen A en B vóór, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, Isofix kinderzitje met steun ISOFIX-kinderzitjes voorzien van een steun (voor op de vloer van uw auto) kunnen niet worden bevestigd op achterzitplaatsen voorzien van opbergvakken in de vloer (onder de voeten).
Kinderen aan boord 124 VOOR UW AUTO GOEDGEKEURD ISOFIX-KINDERZITJE Het RÖMER Duo Plus ISOFIX-kinderzitje (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste ISOFIX bevestiging, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX bevestigingen.
OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIXkinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Kinderen aan boord 126 ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de autogordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.
VEILIGHEID 127 Kinderen aan boord 4
128 Trekken van een aanhanger TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Raadpleeg voor meer informatie over de aanhangergewichten de documenten van de auto (kentekenbewijs, ...) of in rubriek 8 het gedeelte "Gewichten". Adviezen Bij het slepen van een auto dienen de wielen van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de versnellingsbak moet in de neutraalstand staan. Verdeling gewicht Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Onder zeer zware gebruiksomstandigheden (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur) wordt de airconditioning automatisch uitgeschakeld, zodat de prestaties van de motor weer kunnen worden verhoogd. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Uitrusting 130 OVERIGE ACCESSOIRES Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid. Ze zijn volledig aangepast aan uw auto. Er wordt een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen, voorzien van een artikelnummer, aangeboden.
Telematica-eenheid "Active Fleet Data" De telematica-eenheid is rechtstreeks verbonden met het "hart" van de auto (via het multiplexnetwerk "Full CAN"), en kan naar wens de volgende actuele informatie weergeven: - afgelegde afstand in kilometers, - resterend aantal kilometers tot de volgende onderhoudscontrole, - waarschuwingen en storingen (oliepeil, koelvloeistofniveau, olietemperatuur, koelvloeistoftemperatuur, enz.). Met behulp van deze informatie kunnen fleetowners het wagenparkbeheer optimaliseren.
TOTAL & CITROËN Partners in prestaties en respect voor het milieu Innovatie voor nog betere prestaties Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven. Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.
133 Motorkap openen Binnenzijde Buitenzijde Motorkapsteun Trek aan de hendel onder het dashboard. De motorkap is ontgrendeld. Til de motorkap met één hand iets op en steek uw andere hand met de palm omlaag naar binnen, zodat u gemakkelijk bij de haak kunt. Duw met deze hand de veiligheidshaak naar links. Open de motorkap. Zet om de motorkap open te houden de motorkapsteun vast in de met een sticker aangegeven houder in het plaatdeel aan de linkerzijde van de auto.
Onder de motorkap 134 BENZINEMOTOR Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Reservoir ruitensproeiers vóór. Zekeringkast. Reservoir koelvloeistof. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. Luchtfilter. Oliepeilstok. Motorolie (bij)vullen. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa).
135 Onder de motorkap DIESELMOTOR 4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Oliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof. 9. Handopvoerpomp. Accu-aansluitingen: + - Metalen positieve aansluiting. Metalen negatieve aansluiting (massa). ONDERHOUD Let goed op bij alle werkzaamheden onder de motorkap. 1. Reservoir ruitensproeiers vóór. 2. Zekeringkast. 3. Reservoir koelvloeistof.
Niveaus 136 NIVEAUS Voer de onderstaande controles regelmatig uit om uw auto in goede staat te houden. Informeer naar de voorschriften bij het CITROËN-netwerk of raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje zit. Let erop dat u bij het eventueel verwijderen en monteren van de afdekkap van de motor, de bevestigingsclips niet beschadigt.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Gebruik om ernstige motorschade te voorkomen uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en omdat het koelsysteem onder druk staat.
Controles 138 CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Remblokken Koolstoffilter en interieurfilter De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Als dit lampje gaat branden, moet het brandstoffilter worden afgetapt. Om te voorkomen dat het lampje gaat branden kan het filter ook op regelmatige basis worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt. Draai de aftapplug van het filter los. Ga door met aftappen tot al het water uit het filter is weggelopen via de transparante slang. Draai vervolgens de aftapplug weer vast. De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde motoren.
Brandstof 140 Tanken Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. - Open de brandstofvulklep. - Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling om. - Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. BRANDSTOF TANKEN Te laag brandstofniveau Als het minimum brandstofniveau is bereikt, gaat dit lampje branden. Er bevindt zich nog ongeveer 8 liter in de tank.
BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Accu 142 ACCU Laden met behulp van een acculader: - Deze sticker geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden bij het CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.
Accu SNEL WEER OP WEG Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet contact na 30 minuten een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment knippert het verklikkerlampje voor het laden van de accu en verschijnt er een melding op het display. Start de motor en laat deze enige tijd draaien om de bovengenoemde voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
Wiel verwisselen 144 Gebruik van de set BANDENREPARATIESET De bandenreparatieset bevindt zich in een opbergvak onder de voorstoel. Auto's die voorzien zijn van een bandenreparatieset hebben geen reservewiel, noch gereedschap (krik, slinger, ...). De set voor voorlopige bandenreparatie bestaat uit een compressor en een flacon (dat een afdichtmiddel bevat). 1.
145 Wiel verwisselen WIEL VERWISSELEN 1. PLAATSEN VAN DE AUTO - Verzeker u ervan dat alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plek bevinden. Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te verwisselen wiel met een wielblok (indien aanwezig).
146 Wiel verwisselen 3. RESERVEWIEL - Open de achterdeuren voor toegang tot het reservewiel. - Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de reservewielhouder zo laag mogelijk hangt. - Haal de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel in de nabijheid van het te vervangen wiel.
147 Wiel verwisselen - Verwijder de wieldop. Draai de wielbouten iets los. - - Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich loodrecht onder het steunpunt bevindt Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond. Draai alle wielbouten geheel los. Verwijder de wielbouten en het wiel.
148 Wiel verwisselen 5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL - Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast. Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast. - Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de krik vervolgens. Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren. Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder.
Sneeuwscherm 149 6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet de sierdop te monteren. Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Het noodreservewiel is niet geschikt voor het afleggen van lange afstanden.
Sneeuwkettingen 150 SNEEUWKETTINGEN Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de aangedreven wielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Het vervangen van een lamp dient plaats te vinden met afgezet contact of losgekoppelde accu. Wacht na het vervangen van een lamp 3 minuten met het aansluiten van de accu. Controleer telkens als u een lamp vervangt of deze goed werkt. 151 Lamp vervangen Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken.
152 Lamp vervangen KOPLAMPEN 1. Dimlicht/Grootlicht Type C, H4 - 55W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het middelste deksel. - Neem de stekker los. - Maak de borglip los. - Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de lampunit. - Maak de borglip weer vast. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting. 2. Parkeerlicht Type A, W5W - 5W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het deksel.
153 Lamp vervangen Voor/achter ZIJKNIPPERLICHT PLAFONNIERS Type A, WY5W - 5W (amberkleurig) - Druk het zijknipperlicht naar achteren en maak het los door het naar voren te trekken. - Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar via het CITROËNnetwerk. Het zijknipperlicht vormt een onlosmakelijk geheel. - Schuif het nieuwe zijknipperlicht achterwaarts in de opening en duw het vervolgens naar de voorzijde.
154 Lamp vervangen ACHTERLICHTEN Zie voor meer informatie "Lampen". 1. Remlichten/achterlichten Type B, P21/5W - 21/5W 2. Richtingaanwijzers Type B, PY21W - 21W (amberkleurig) 3. Achteruitrijlichten Type B, P21W - 21W 4. Mistachterlicht Type B, P21W - 21W Hogedrukreiniging Probeer hardnekkig vuil niet van de koplampen, achterlichten en omgeving te verwijderen met een hogedrukreiniger, om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken.
KENTEKENPLAATVERLICHTING DERDE REMLICHT Type A, W5W - 5W Type A, W16W - 16 W Met achterklep - Wip het lampglas met behulp van een schroevendraaier los. - Vervang de lamp. - Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast. Met achterdeuren - Maak de bekleding aan de binnenzijde los. - Druk de borglip opzij en neem de stekker los. - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Vervang de lamp. - Plaats de lamphouder terug en sluit de stekker weer aan. - Plaats de bekleding terug.
Zekering vervangen 156 ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich: - links aan de onderzijde van het dashboard (achter de klep), - in de motorruimte (bij de accu). De aanwijzingen in dit boekje hebben uitsluitend betrekking op zekeringen die met behulp van de speciale tang (achter het opbergvak aan de rechterzijde van het dashboard) door de gebruiker vervangen kunnen worden. Raadpleeg voor overige werkzaamheden het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Kantel het opbergvak omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering vervangen 158 ZEKERINGEN INTERIEUR Zekering F Ampère A 1 - 2 20 3 - 4 15 Relais inklapbare buitenspiegels 5 15 Relais aansluiting koelapparatuur Functies Niet gebruikt Stoelverwarming Niet gebruikt
Maak de zekeringkast open en kantel deze omlaag om bij de zekeringen te komen.
160 Ruitenwisserblad vervangen WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers vóór in een speciale stand zetten - Beweeg de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omlaag om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad vóór - Til de ruitenwisserarm op. - Maak het wisserblad los en verwijder het. - Monteer het nieuwe wisserblad. - Zet de ruitenwisserarm terug.
161 Slepen van uw auto Aan de voorzijde Het sleepoog is opgeborgen in de gereedschapsset, onder de linker voorstoel. - maak het klepje aan de onderkant los met behulp van het vlakke gedeelte van het sleepoog, draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Zonder takelen (4 wielen op de grond) Aan de achterzijde Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. - maak het klepje los met behulp van een muntstuk of het platte uiteinde van het sleepoog, draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit.
162 Afmetingen
Afmetingen 163 AFMETINGEN (MM) L Totale lengte 4380 H Totale hoogte 1801-1862 A Wielbasis B Overhang vóór 925 C Overhang achter 727 D Totale breedte carrosserie: E Spoorbreedte vóór 1505-1507 F Spoorbreedte achter 1554-1556 zonder buitenspiegels 1810 met buitenspiegels 2112 2e zitrij - Lengte laadruimte tot stoelen 990 2e zitrij, stoel neergeklapt 1343 Passagiersstoel weggeklapt 3000 TECHNISCHE GEGEVENS 2728 8
164 Afmetingen ACHTERDEUREN (mm) M Maximale hoogte laadvloer met bandenmaat 205/65 R15 en bekleding achterklep 582 Achterdeuren Klein N Nuttige hoogte O Breedte Achterklep Groot 1118 495 543 1582
SCHUIFDEUREN (mm) P Nuttige hoogte 1009 Q Nuttige breedte 640 - Stahoogte onder geopende achterklep 1892 TECHNISCHE GEGEVENS 165 Afmetingen 8
Gewichten 166 GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (KG) Algemeen Raadpleeg voor meer informatie uw kentekenbewijs. U moet zich in elk land houden aan de aldaar geldende regelgeving. Raadpleeg het CITROËN-netwerk om u te laten informeren over het aanhangergewicht en maximale treingewicht van uw auto. De maximumsnelheid bij het trekken van een aanhanger bedraagt 90 km/h voor Nederland (in andere landen kunnen afwijkende maximumsnelgheden gelden).
IDENTIFICATIEGEGEVENS A. Constructeursplaatje. B. Serienummer. Het serienummer is ingeslagen in het rechter binnenscherm vóór. C. Banden en kleurcode van de lak. De sticker C op het voorportier geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur aanbevolen bandenmerken, - de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 9.
URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP CITROËN OPROEP NAAR URGENCE MET LOKALISERING Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale CITROËN-Urgence is verstuurd*. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Wanneer u deze toets op een willekeurig moment langer dan 8 seconden ingedrukt houdt, annuleert u de oproep.
eMyWay GPS-NAVIGATIE MULTIMEDIA-AUTORADIO/ BLUETOOTH-TELEFOON INHOUD Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 BASISFUNCTIES Lang indrukken: toegang tot de " Audio-instellingen ": klankkleur, lage-/hoge-tonenregeling, loudness, verdeling, balans links-rechts, balans voor-achter, automatische volumecorrectie. Toegang tot het menu " RADIO " en weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron tuner. Toegang tot het Menu " MUSIC " en weergave van de tracks of de afspeellijsten van de CD/MP3/ Apple®-apparatuur.
01 BASISFUNCTIES Toegang tot het menu " Configuratie ". Lang indrukken: toegang tot het GPSbereik en de demomodus. Toegang tot het menu " Telefoon " en weergave van de laatste gesprekken of inkomend gesprek accepteren. Selecteren: vorige/volgende item in een lijst of een menu. vorige/volgende mediabestand. vorige/volgende radiofrequentie (stap voor stap). vorige/volgende MP3-bestand. Omhoog/omlaag voor de functie " De kaart verplaatsen ". Lang indrukken: resetten van het systeem.
02 ALGEMENE WERKING Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan: "RADIO" "KAART OP VERKLEIND SCHERM" (tijdens navigatie) "TELEFOON" (tijdens communicatie) "KAART OP VOLLEDIG SCHERM" SETUP : INSTELLINGEN: datum en tijd, configuratie weergave, geluid. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. 9.6 Geluidsbron veranderen: RADIO : RADIO als geluidsbron.
02 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door de draaiknop in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's.
03 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bellen vanuit het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het adresboek.
04 AUDIO-INSTELLINGEN Deze zijn op te vragen met de toets MUSIC op het bedieningspaneel of door de toets RADIO (afhankelijk van de geluidsbron) even ingedrukt te houden. - " Klankkleur " (6 verschillende opties) " Bassen " " Hoge tonen " " Loudness " (In-/uitschakelen) " Verdeling " (" Bestuurder ", " Alle passagiers ") " Balans " (Links/Rechts) " Fader " (Voor/Achter) " Autom.
05 NAVIGATIE Naar het menu "NAVIGATIE" Raadpleeg het CITROËNnetwerk om updates voor de kaartgegevens te verkrijgen. " Navigatie " Druk op NAV. Overzicht van de laatste bestemmingen. Druk kort op het uiteinde van de lichtschakelaar om de laatste gesproken instructie te herhalen. Selecteer " Opties " in het navigatiemenu en vervolgens " Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze om de laatste bestemmingen te wissen. Selecteer " Ja " en bevestig uw keuze.
05 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN EEN NIEUWE BESTEMMING KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig uw keuze, selecteer dan " Adres invoeren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Land " en bevestig uw keuze. Selecteer " Plaats " en bevestig uw keuze om de plaats van bestemming op te slaan. Selecteer één voor één de letters van de plaats en bevestig elke letter steeds met het draaiknopje. Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze.
05 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN NAAR EEN VAN DE LAATSTE BESTEMMINGEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze om het navigeren te starten. De laatste bestemmingen verwijderen: Druk op "NAV". Selecteer "Navigatie-opties" en bevestig. Selecteer "Laatste bestemmingen wissen" en bevestig.
05 NAVIGATIE GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". NAAR EEN PUNT OP DE KAART Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan " Kaart verplaatsen " en bevestig uw keuze. Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten " en bevestig uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen.
05 NAVIGATIE NAAR POINTS OF INTEREST (POI) Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer "Een bestemming kiezen" en bevestig dit, selecteer vervolgens "Een adres invoeren" en bevestig dit. Selecteer en bevestig " POI " en selecteer en bevestig dan " Rondom huidige plaats " om een POI in de buurt te zoeken. Selecteer en bevestig " POI " om een POI in een etappe op te nemen, selecteer vervolgens " Op de route " en bevestig uw keuze.
Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.
05 NAVIGATIE INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN RISICOGEBIEDEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze; selecteer vervolgens " Risicogebieden instellen " en bevestig uw keuze. U kunt nu kiezen uit: "Zichtbare meldingen" "Meldingen met geluidssignalen" "Alleen meldingen weergeven bij het navigeren" "Alleen meldingen geven bij een te hoge snelheid".
05 NAVIGATIE EEN ETAPPE TOEVOEGEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Etappes en routes " en bevestig uw keuze. Selecteer " Etappe toevoegen " en bevestig uw keuze. Het adres van de etappe geeft u als bestemming op via " Adres invoeren ", een kaart uit het " Adresboek ", of uit " Laatste bestemmingen ". ETAPPES BEHEREN Herhaal de handelingen 1 en 2, selecteer " Etappes Ordenen/Wissen " en bevestig uw keuzes om etappes te beheren. Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen.
05 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES CRITERIA VOOR DE BEREKENING Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Rekencriteria definiëren " en bevestig uw keuze. Met deze functie kunt u de verschillende criteria voor het berekenen van de route instellen: de soort route (" Snelste route ", " Kortste route ", " Afstand/Tijd "), aanvullende criteria zoals (" Met tolwegen " of " Met veerpont "), al of niet rekening houden met de verkeersinformatie (" Verkeersinformatie ").
05 NAVIGATIE KAARTEN BEHEREN POINTS OF INTEREST OP DE KAART KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. Selecteer " Gegevens van de kaart " en bevestig uw keuze. Selecteer één of meer categorieën die u op het scherm wilt zien. Selecteer " Standaard " om alleen " Tankstations, garages " en " Risicogebieden " (indien gedownload) weer te geven op de kaart.
05 NAVIGATIE ORIËNTERING VAN DE KAART Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". 9.20 Selecteer: " Op auto georiënteerd " om de kaart op de auto te richten, " Op noorden georiënteerd " om de kaart altijd naar het noorden te richten, "Perspectief " om de kaart in perspectief te zien. Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. In het menu " SETUP " kunt u de kleur van de kaart veranderen door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen. Selecteer " Oriëntering van de kaart " en bevestig uw keuze.
05 NAVIGATIE GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN INSTELLEN VOLUMEREGELING/UITSCHAKELEN Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing. Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu " SETUP " / " Spraaksynthese ". Selecteer de volumeweergave en bevestig uw keuze. Stel het gewenste volume in en bevestig uw keuze. Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze.
05 NAVIGATIE MANNENSTEM/VROUWENSTEM Druk op SETUP voor het configuratiemenu. Selecteer " Spraaksynthese " en bevestig uw keuze. Selecteer " Mannenstem kiezen " of " Vrouwenstem kiezen " en bevestig uw keuze met " Ja ". Het systeem wordt vervolgens opnieuw opgestart. 9.
06 VERKEERSINFORMATIE Naar het menu "VERKEERSINFORMATIE" " Verkeersinformatie TMC " Druk op " TRAFFIC ". De verkeersmeldingen zijn op afstand van de auto gerangschikt. " Geografisch filter " " TMC-zender kiezen " (automatisch, handmatig) " Verkeersinformatie aan / uit " Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of 9.
06 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN Een TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. Druk op TRAFFIC voor weergave van het menu "Verkeersinformatie TMC".
06 VERKEERSINFORMATIE BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC VERKEERSBERICHTEN BELUISTEREN Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, USB, ...
9.
07 TELEFONEREN Naar het menu "TELEFOON" In de bovenbalk wordt steeds aangegeven "Telefoon" Geen verbinding met een telefoon. Druk op PHONE. Overzicht van de laatste binnengekomen en uitgaande gesprekken als er verbinding is met de telefoon. " Nummer kiezen " " Contacten " "Telefoonopties" " Bluetooth-functies " " Verbreken " (tijdens communicatie) Verbinding met een telefoon. Binnenkomend gesprek. Uitgaand gesprek. Bezig met synchroniseren van adresboek. Communicatie met telefoon bezig.
07 TELEFONEREN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN EERSTE KOPPELING Ga voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp, enz.) naar www.citroen.nl. Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "gezien" wordt. Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
07 TELEFONEREN De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Kies het profiel " Handsfree functie " als u geen muziek wilt beluisteren. Accepteer een automatische verbinding met de telefoon als u wilt dat de telefoon automatisch aangesloten wordt bij het starten van de auto.
07 TELEFONEREN ADRESBOEK / SYNCHRONISEREN CONTACTEN Druk op PHONE en selecteer " Contacten beheren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Nieuw contact " om een nieuw contact op te slaan. Selecteer "Sorteren op achternaam/ voornaam" om de contacten in de gewenste volgorde weer te geven. Selecteer " Alle contacten wissen " om de opgeslagen contacten uit het geheugen te verwijderen. 9.30 Selecteer " Alles importeren " om alle contacten van de telefoon te importeren en op te slaan.
07 TELEFONEREN CONTACTEN BEHEREN Druk op PHONE, selecteer dan " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw keuze. Selecteer " Importeren " om één contact naar het systeem te kopiëren. Selecteer " Verwijderen " om een opgeslagen contact uit het systeem te verwijderen. Selecteer OK of Selecteer " Bellen " om het nummer te bellen. Selecteer " Openen " om een extern contact weer te geven of een opgeslagen contact te wijzigen.
07 TELEFONEREN BELLEN EEN NUMMER BELLEN Druk 2 keer op PHONE. Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur. EEN CONTACT BELLEN Druk op TEL of 2 keer op PHONE. Selecteer " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bellen " en bevestig uw keuze. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer.
07 TELEFONEREN EEN GESPREK BEËINDIGEN LAATSTE NUMMERS BELLEN Druk op TEL, selecteer " Lijst gesprekken " en bevestig uw keuze, Druk op PHONE en selecteer "OK" om een gesprek te beëindigen. U kunt ook de toets TEL even ingedrukt houden. of Druk op PHONE voor een overzicht van de laatste gesprekken. U kunt ook 2 keer kort achter elkaar op de toets TEL op het stuur drukken. Selecteer het gewenste nummer en bevestig uw keuze. U kunt ook de toets MODE indrukken tot het telefoonscherm verschijnt.
07 TELEFONEREN EEN INKOMEND GESPREK Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Standaard is het systeem ingesteld op "Ja" om het gesprek aan te nemen. Druk op "OK" om het gesprek aan te nemen. Selecteer " Nee " en bevestig uw keuze om het telefoontje te weigeren. Druk de toets TEL even in om een gesprek aan te nemen. Houd de toets TEL langer ingedrukt om een gesprek te weigeren. 9.
07 TELEFONEREN OPTIES TIJDENS EEN GESPREK* Druk tijdens het gesprek een paar keer op de toets MODE om het telefoonmenu te selecteren en druk vervolgens op "OK" om naar het contextmenu te gaan. Selecteer " DTMF-tonen " om het numerieke toetsenbord te kunnen gebruiken voor het kiezen van eventuele opties die u in een gesprek worden aangegeven. Selecteer " Verbreken " om het gesprek te beëindigen. Of druk deze toets even in.
07 TELEFONEREN BEHEER VAN TELEFOONVERBINDINGEN Druk twee keer op PHONE. BELTONEN INSTELLEN Druk 2 keer op PHONE. Selecteer " Telefoonfuncties " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bluetooth-functies ". Selecteer " Lijst met gekoppelde randapparatuur " en bevestig uw keuze. U kunt nu: verbinding maken met de geselecteerde telefoon via " Verbinden " of de verbinding " Verbreken ", de koppeling met de geselecteerde telefoon verbreken. U kunt ook alle koppelingen tegelijk verbreken.
9.
08 RADIO Naar het menu "RADIO" " FM / AM-band " Druk op RADIO. Lijst met zenders in alfabetische volgorde. Veranderen van frequentieband (" AM / FM ") " Opties " ("TA, RDS") " Audio-instellingen " (zie hoofdstuk) " Zenderlijst updaten " Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). Druk op of of gebruik de draaiknop om de vorige of volgende zender van de lijst te kiezen. 9.
08 RADIO VERANDEREN VAN FREQUENTIEBAND SELECTEREN VAN EEN ZENDER Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De kwaliteit van de ontvangst wordt aangegeven door het aantal actieve golven in dit symbool. Druk op RADIO of druk op "OK" om het contextmenu weer te geven.
08 RADIO EEN ZENDER OPSLAAN RDS INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
9.
09 MULTIMEDIASPELERS Naar het menu "MUZIEK-MEDIA" " MEDIA " Druk op MUSIC. Overzicht van de actuele media. "Veranderen van medium" " USB-medium uitwerpen " (als USB is aangesloten) " Afspeelmodus " (" Normaal ", " Willekeurig ", " Willekeurig op elk medium ", " Herhalen ") " Audio-instellingen " (zie het desbetreffende hoofdstuk) " AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen " Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts). of 9.
09 MULTIMEDIASPELERS CD, MP3-CD, USB-SPELER INFORMATIE EN ADVIEZEN De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, .m3u, ...) kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
09 MULTIMEDIASPELERS AUDIOBRONNEN Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
09 MULTIMEDIASPELERS EEN TRACK SELECTEREN Vorige track. / Volgende track. / MUSIC: Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD Omhoog en omlaag in de lijst. / Bevestigen, verder in de menustructuur. / / Vorige afspeellijst. Volgende afspeellijst. Snel vooruit. Even ingedrukt houden / Snel achteruit. Even ingedrukt houden / Pauze: SRC even ingedrukt houden. / + / Terug in de menustructuur. / 9.
09 MULTIMEDIASPELERS APPLE®-SPELER AANSLUITEN Sluit een Apple®-speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. STREAMING AUDIO Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).
09 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL (JACK/USB) NIET MEEGELEVERD Sluit het externe apparaat (MP3-/WMA-speler) met een geschikte audiokabel aan op de AUX-ingang (JACK of USB). Druk op MUSIC voor weergave van het menu " MUSIC ". Selecteer "AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen" en bevestig uw keuze. Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de audio-installatie in de auto. De bediening gebeurt via het externe apparaat. 9.
10 CONFIGURATIE WEERGAVE INSTELLEN 9.48 Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ". Selecteer " Kies de kleur " en bevestig uw keuze om de weergave van de kleuren en de kaart op het scherm in te stellen: stand "Dag", stand "Nacht", automatische dag/nacht-stand, op basis van het branden van de verlichting. Selecteer " Configuratie weergave " en bevestig uw keuze. Selecteer " Lichtsterkte instellen " en bevestig uw keuze om de lichtsterkte in te stellen. Druk op "OK" om de wijzigingen op te slaan.
10 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ". Selecteer " Configuratie display " en bevestig uw keuze. Selecteer "Minuten synchroniseren via GPS" om de instelling van de minuten automatisch te laten doen door het systeem. Selecteer het item dat u wilt wijzigen. Druk op de toets OK om de selectie te bevestigen, verander de instelling en bevestig de wijziging nogmaals om de nieuwe gegevens op te slaan. Verander de instellingen één voor één.
9.
11 BOORDCOMPUTER BOORDCOMPUTER Druk meerdere keren op de toets MODE tot de boordcomputer wordt weergegeven. - - - Het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand. Het tabblad "1" (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1". Het tabblad "2" (traject 2) met dezelfde gegevens voor een tweede traject.
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY BASISFUNCTIE KEUZE A 1 2 3 1 3 2 keuze A2 2 KEUZE B... MENU "Navigatie" 2 2 3 2 3 3 9.
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "TRAFFIC" Bellen 2 Openen 2 Geografisch filter 1 2 Bewaar de berichten 2 3 3 Op de route TMC-zender kiezen 1 2 2 2 1 Rondom de auto Verwijderen 2 TMC handmatig volgen Lijst van TMC-zenders 2 3 3 3 Nummer kiezen 1 Contacten 3 2 3 3 Alles importeren 2 1 3 Alle contacten wissen 2 MENU "Telefoon" 3 Sorteren op voornaam/achternaam 2 3 Synchronisatie-opties 2 Geen synchronisatie 2 Contacten van telefoon weergeven Lijst met gekoppelde randapparat
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "RADIO" 1 2 Veranderen van frequentieband 2 AM / FM 2 Opties 1 2 2 1 2 Volume RDS-volgsysteem 3 Audio-instellingen 3 2 3 3 3 3 3 Geen 2 Klassiek 2 3 Jazz Rock Techno Spraak 1 Veranderen van medium 1 2 Ingeschakeld / Uitgeschakeld 2 Verdeling 2 Klankkleur MENU "MUSIC" Hoge tonen 3 Verkeersbericht 3 9.54 Bassen 2 Bestuurder 2 Alle passagiers 2 Balans L-R Fader 2 Autom.
12 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "SETUP" 1 2 Instellingen weergave 2 Kleur kiezen 2 3 3 4 4 4 2 2 2 Harmonie 2 Cartografie 2 Dagstand Nachtstand Dag/Nacht auto.
VEELGESTELDE VRAGEN In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het Menu "Navigatie"\"Opt ies"\"Rekencriteria definiëren". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG Sommige files op de route worden niet direct gemeld. De hoogte wordt niet weergegeven. Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. ANTWOORD OPLOSSING Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Het filter is te krap ingesteld.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. Kies "Contacten van simkaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven". De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. ANTWOORD OPLOSSING De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Start de motor om de accu op te laden.
9.
Autoradio AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 BASISFUNCTIES Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen. Weergave van de lijst radiozenders. Lang indrukken: nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten (CD / USB). Huidige bewerking verlaten. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT.
02 STUURKOLOMSCHAKELAARS Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / index van de lijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Naar een ander item van de lijst. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen.
03 HOOFDMENU GELUIDSBRON: radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON: handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C BOORDCOMPUTER: afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies. PERSOONLIJKE INSTELLING CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen. > MONOCHROOM DISPLAY A Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's de rubriek "Menustructuren" van dit hoofdstuk. 9.
04 AUDIO RADIO SELECTEREN VAN EEN ZENDER Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2, FMast of AM. Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken. Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken. Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 30 zenders).
04 AUDIO VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN CD EEN CD AFSPELEN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven.
04 AUDIO MP3-CD EEN MP3-CD AFSPELEN MP3-CD Plaats een MP3-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1,2 & 2.5 Audio Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen.
05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het CITROËN-netwerk. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting*. De bestanden van een draagbare MP3-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Autoradio zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd. USB-stick (1.1, 1.2 en 2.
05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. - per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend. per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde. per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag.
05 USB-BOX AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- of USB-aansluiting (afhankelijk van de uitvoering van de auto) VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR De AUX-aansluiting JACK of USB dient om een extern apparaat (mp3-speler…) aan te sluiten. Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de JACK-aansluiting en de USB-aansluiting. Sluit het externe apparaat (mp3-speler...
06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH-TELEFOON DISPLAY C (Afhankelijk van model en uitvoering) De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. KOPPELEN VAN EEN TELEFOON / EERSTE VERBINDING De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven.
06 BLUETOOTH FUNCTIES EEN GESPREK ONTVANGEN BELLEN Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een venster op het display van de auto. Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio "Beheer van het telefoongesprek" en vervolgens "Bellen", "Logboek gesprekken" of "Adresboek". Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK. Druk op deze toets om het gesprek te accepteren.
06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH STREAMING AUDIO* Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-profielen (A2DP/AVRCP) kunnen ondersteunen. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen 1 t/m 9.
07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY C Druk op de toets MENU. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE. 9.76 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM.
08 BOORDCOMPUTER DIAGNOSE AUTO Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display.
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM A 1 2 2 BASISFUNCTIE 1 2 3 3 2 2 KEUZE A 2 RADIO-CD RDS VOLGEN MODE REG CD HERHALEN RANDOM PLAY KEUZE A1 KEUZE A2 KEUZE B.... 1 2 2 CONFIG AUTO* RW ACHTER AAN FOLLOW-ME-HOME * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 9.
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 1 2 EENHEDEN TEMPERATUUR: °CELSIUS/°FAHRENHEIT 1 2 2 2 BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L L/100 - MPG 2 2 2 2 INST. WEERG JAAR MAAND DAG UREN MINUTEN 12 H/24 H WEERGAVE 1 2 2 2 2 2 2 2 2 TALEN FRANCAIS ITALIANO NEDERLANDS PORTUGUES PORTUGUES-BRASIL DEUTSCH ENGLISH ESPANOL 9.
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO 1 1 1 aanzetten/uitzetten RDS 1 aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext 1 1 9.
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: AUDIOFUNCTIES 1 VOORKEUZE FM 2 RDS-functie 3 4 inschakelen/uitschakelen REG-functie 3 4 inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) 3 4 BOORDCOMPUTER 1 2 3 2 3 2 3 INVOEREN AFSTAND TOT EINDBESTEMMING Afstand: x km LOGBOEK WAARSCHUWINGEN Diagnose STATUS VAN DE FUNCTIES* Functies in- of uitgeschakeld inschakelen/uitschakelen AFSPEELMOGELIJKHEDEN 2 3 4 3 4 RPT-func
09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE 1 PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN* 2 CONFIGURATIE BEELDSCHERM 2 regeling weergave 3 4 4 4 4 4 4 4 4 Toestel aansluiten/afkoppelen 3 Telefoonfunctie 3 normale weergave Streaming audio functie 3 omgekeerde weergave 4 regeling helderheid (- +) 4 4 dag/maand/jaar instellen uren/minuten instellen keuze cyclus 12u/24u l/100 km - mpg - km/l °Celsius / °Fahrenheit TAALKEUZE Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld
VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
Afmetingen Accessoires 162-165 Afstandsbediening Batterij vervangen, synchroniseren Sleutel Starten Hill Start Assist Centrale vergrendeling 130-131 Modutop dak 87-88 Allesdragers 91, 92 Achterlichten, richtingaanwijzers 49-50, 154-155 Derde remlicht 155 Gloeilampen achter vervangen 151, 154-155 Achterdeuren, achterklep 22-24 Dakklep Noodbediening Ruitenwisserbladen Buitenspiegels Zijknipperlicht 155 Reservewiel, krik, wiel verwisselen, gereedschap Bandenreparatieset Bandenspanning 145-149 144 167
Cockpit 170 COCKPIT Instrumentenpanelen, klokken, displays, tellers 27-28 Verklikkerlampjes 29-34 Meters, display 35, 38-39 Klok instellen via instrumentenpaneel 28 Dimmer dashboardverlichting 39 Schakelindicator 40-41 Lichtschakelaars Automatische verlichting Mistlampen LED-dagrijverlichting 49-51 50-51 50 50 Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer 54-56 57-59 ESC Parkeerhulp Elektrisch verstelbare buitenspiegels Koplampverstelling Stop & Start Zekeringen dashboard, interieur Motorkapontgrendeling Hand
Cockpit Lichtschakelaars Automatische verlichting Mistlampen LED-dagrijverlichting 49-51 50-51 50 50 Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer 54-56 57-59 Versnellingsbak Stuurwiel verstellen Claxon Handrem 40 43 103 103 Schakelaar ruitenwissers 52-53 Automatische ruitenwissers 52 Ruitensproeier/ koplampsproeiers 53, 137 Boordcomputer Rubriek 9 Uitschakelen passagiersairbag Contactslot ESC Parkeerhulp Elektrisch verstelbare buitenspiegels Koplampverstelling Stop & Start Bediening op stuurwiel auto
172 Cockpit Plafonniers Binnenspiegel Parkeer-/tolkaarten Spiegel naar achterpassagiers Technologie aan boord - eMyWay - Autoradio 101 101 101 93, 153 Displays, weergave 27, Rubriek 9 Klok instellen via display Rubriek 9 Rubriek 9 "Grip control" 108-109 Uitschakelen passagiersairbag Noodoproep of Hulpoproep 116 Rubrique 9 Elektronisch gestuurde versnellingsbak Schakelaars - centrale vergrendeling - elektrische kinderbeveiliging - ruitbediening - alarmknipperlichten 41-43 26 126 102 103 Verwa
173 Cockpit Plafonniers Noodoproep of Hulpoproep "Grip control" Voorzieningen vóór - dashboardkastje, - dakconsole, - middenconsole, - zonneklep, - flessenhouder, - tashouder, - opbergladen, - opbergvakken.
Interieur 174 INTERIEUR Elektrisch verstelbare voorstoelen, hoofdsteun 66-67 Veiligheidsgordels 97, 110-112 Motorkapontgrendeling Binnenspiegel Parkeer-/tolkaart Plafonnier vóór Lampen plafonnier vervangen 101 101 93 153 Frontairbags, zij-airbags, window-airbags 113-116 Uitschakelen passagiersairbag 116 Accu, laden, starten 142 133 Kinderzitjes 117-122, 126 ISOFIX-bevestigingen 123-125 Achterbank 68-70 Achterstoelen (5 zitplaatsen) 71-73, 81 Configuratie van stoelen, banken 81-82 Plafonnier achter 93
INTERIEUR Motorkapontgrendeling 101 101 93 131 153 Frontairbags, zij-airbags, window-airbags 113-116 Uitschakelen passagiersairbag 116 Accu, laden, starten 142 133 Kinderzitjes 117-122, 126 ISOFIX-bevestigingen 123-125 Achterbank 68-70 Achterstoelen (5 zitplaatsen) 71-73, 81 Configuratie van stoelen, banken 81-82 Plafonnier achter 93 Lampen plafonnier vervangen 153 Voorzieningen achter 86 - opbergvakken in de vloer, - zonneschermen opzij, - vliegtuigtafeltje.
Gegevens - onderhoud 176 TECHNISCHE GEGEVENS - ONDERHOUD Verklikkerlampjes Identificatie, serienummer, kleurcode lak, bandenspanning Sneeuwkettingen 29-34 Niveaus 136-137 - brandstofadditief, - oliepeilstok, - stuurbekrachtigingsvloeistof, - remvloeistof, - koelvloeistof.
Dit instructieboekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
14BGO.