Operation Manual
II
CO
MF
O
R
T
44
Let erop dat voor een gelijkmatige ver-
deling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen on-
der de voorstoelen en de ventilatieope-
ningen in de bagageruimte vrij blijven.
Bij stilstand is het normaal dat er onder
de auto een plasje water verschijnt, aan-
gezien de airconditioning het condens-
water druppelsgewijs afvoert via een
daarvoor bestemde afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en laat het systeem in dat ge-
val door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats controleren.
V
OLAUTOMATI
S
CHE
AIRCONDITIONING
Dek de temperatuur- en luchtvoch-
tigheidssensor 2 en de zonnesensor
7 niet af.
Deze zorgen voor de regeling van de
airconditioning.
Gebruiksadviezen
Gebruik bij warm weer voor een
krachtige ventilatie uitsluitend de
ventilatieroosters 1 en 4 .
Als de binnentemperatuur zeer
hoog blijft nadat de auto lang in de
zon heeft gestaan, kunt u het passa-
gierscompartiment kort ventileren.
Zet de airconditioning uit, zodra
de klimatologische omstandig-
heden dit toelaten.
Het is aan te raden de automatische
regeling van de airconditioning te ge-
bruiken. Hiermee worden de luchthoe-
veelheid, de binnentemperatuur en de
luchtverdeling automatisch en optimaal
geregeld aan de hand van signalen van
verschillende sensoren (buitentempe-
ratuur-, binnentemperatuur- en zonne-
sensor), zodat u de instelling niet hand-
matig hoeft te wijzigen.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een zware aanhanger op
een steile helling bij een hoge buiten-
temperatuur) kan de airconditioning tij-
delijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Sluit alle ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfi lter. De fi lterelementen dienen
periodiek te worden vervangen. Laat
de fi lterelementen twee keer zo vaak
vervangen als de omstandigheden dit
vereisen.
Het airconditioningssysteem is chloor-
vrij en is niet schadelijk voor de ozon-
laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het sy-
steem in perfecte staat te houden.
1. Ventilatieroosters middenconsole.
2. Temperatuursensor.
3. Uitstroomopening beenruimte.
4. Zijventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen zijruitontwase-
ming.
6. Uitstroomopeningen voorruitontwa-
seming.
7. Zonnesensor.